Bijbels Dagboek, C.H. Spurgeon
“Voor Iedere Morgen”
Ik zal Mij over hen verblijden en hun goeddoen. Jeremia 32 vers 41
Wat is het welbehagen dat God in Zijn kinderen heeft, voor hen een bron van blijdschap! Wij vinden in onszelf geen redenen waarom de Heere een welbehagen in ons zou hebben. Wij hebben geen behagen in onszelf, want wij zijn ons van onze zondigheid bewust en we treuren over onze ontrouw. We denken dat Gods volk ons niet kan liefhebben, want zij moeten wel zoveel onvolmaaktheid in ons ontdekken, dat zij meer redenen hebben om over ons te klagen dan zij hebben om onze gaven te bewonderen. Wij houden ons graag aan de heerlijke waarheid dat de Heere Zich over ons verblijdt, zoals een bruidegom over zijn bruid. We lezen nergens dat God Zich verheugt over de hemelhoge bergen of de fonkelende sterren, maar we lezen dat Hij Zich verheugt over de bewoonde plaatsen van de aarde en dat Hij Zich vermaakt met mensenkinderen. We lezen zelfs niet dat de engelen Zijn ziel verheugen. Maar Hij zegt tegen arme gevallen schepsels als wij zijn, verlaagd en verdorven door de zonde, dat Hij lust aan ons heeft en dat Hij ons verlost, verhoogt en verheerlijkt door Zijn genade. Wat een krachtige woorden gebruikt Hij om het welbehagen dat Hij in Zijn volk heeft, uit te drukken. Wie zou hebben kunnen geloven dat de Heilige God Zichzelf daarover in een lied zou uiten? Maar toch staat er geschreven: ‘Hij zal Zich over u verheugen met blijdschap. Hij zal zwijgen in Zijn liefde. Hij zal Zich over u verblijden met gejuich.’ Toen Hij de wereld die Hij gemaakt had, zag, was het zeer goed in Zijn ogen. Maar toen Hij neerzag op de mensen die door Jezus’ bloed gekocht zijn, toen was het alsof het ruime hart van de Oneindige zich niet langer kon bedwingen, maar van Goddelijke juichtonen moest overstromen. Zullen wij dan geen dankbaar antwoord geven op deze verklaring van Zijn liefde, en zingen: ‘In U zal ik mij verblijden en van vreugde opspringen!’?