Want wie veracht de dag van de kleine dingen. Zach:4:10
Er zijn veel mensen, die “de dag van de kleine dingen verachten.”
Indien zij wijs waren, dan zouden zij dit niet doen; want het is niet wijs iets te verachten; en iets te verachten, omdat het klein is, is grote dwaasheid.
Een klein ding kan groot goed zijn, of schrikkelijk kwaad en in geen van die beide gevallen zou het verstandig zijn om het te verachten, di. gering te achten.
Gewoonlijk is het Gods weg, om zijn rgrote werken met een dag van kleine dingen te beginnen.
Aldus wordt het gezien, dat er in de middelen zelf niets is.
Aldus wordt de goddelijke kracht meer ten volle geopenbaard.
Aldus wordt het geloof geopenbaard en wordt menige les geleerd.
Waarom zouden de mensen verachten, wat door God wordt verordineerd?
Wie zijn die lieden, die zo minachtend durven handelen?
Zij hebben het recht niet om zo hooghartig te zijn en toch durven zij dit te doen.
Zij tonen hun minachting op verschillende wijzen.
Zij wenden medelijden voor met zo veel zwakheid. (Neh. 4:2).
Zij laken en vitten (1 Sam. 17:28).
Zij smalen en spotten. (Matt. 13:55) (Hand. 17:18).
Zij gebruiken een middel, dat men doodzwijgen noemt.
Het is zeer treurig, als deze verachting uitgestort wordt op het hoofd van een pasbeginnende in de genade, want dat kan hem grote verlegenheid en ontmoediging bezorgen.
Ons doel voor heden is hen te bestraffen, die het eerste en zwakke werk van de genade in de ziel verachten. Het is, weliswaar, de dag van de kleine dingen, maar hierin behoort men zich te verblijden en het niet te verachten.
Laat ons eens spreken met-
I. Hen, die anderen, welke nog in de dag van de kleine dingen zijn, verachten.
1. Weet gij niet, dat er kinderen zijn in de genade; en dat deze ware kinderen van God zijn? Twijfelt gij aan dit feit?
2. Zijt gij zelf niet eens zulke kinderen geweest? Indien gij dat niet geweest zijt, wie zijt gij dan, dat gij uw meerderen durft te verachten?
3. Zijn niet de grootste heiligen eens zulke zwakken geweest? Zou gij op die wijze met hen gehandeld hebben?
4. Zouden de sterken soms niet blij kunnen wezen als zij even zeker waren van hun zaligheid als deze kleinen het zijn? Waarom hen te verachten, die gij wellicht nog eens zult kunnen benijden?
5. Draagt onze Heere geen tedere zorg voor de lammeren? (Jes. 40:11).
6. Heeft onze Heere alle trotse verachters niet bedreigd? (Matt.18:6).
Wie durft dan de dag van de kleine dingen te verachten? Wie zijn zij, die zo goddeloos zijn? Het zijn de trotsen, de onwetenden, de onnadenkenden, de ongevoeligen, de onheiligen en dergelijken meer.
II. Zij, die de dag van de kleine dingen verachten in zich zelf.
1. Dikwijls zullen zij gedachten en gevoelens onopgemerkt laten, die hen tot Christus zouden kunnen leiden.
2. Zij kunnen niet geloven, dat de zaligheid door gewone middelen kan komen, of door hun tegenwoordige kennis en gewaarwordingen. Deze zijn naar hun schatting te klein, zij verlangen naar tekens en wonderen.
3. Daarom trachten zij hun nadenken terstond reeds te doden en de vonk van de begeerte te blussen, voor zij nog een vlam wordt. Toch zouden deze verachte zaken hen tot de zaligheid kunnen leiden.
4. Indien zij hun zwakke begeerten en voornemens en hun klein geloof en hun sidderende hoop slechts wilden koesteren en kweken, dan zou daar veel goeds uit geboren kunnen worden.
5. Het is ongetwijfeld waar, dat velen een slecht oordeel hebben over hun toestand, terwijl God er gunstig over denkt. Zij oordelen, dat klein geloof en weinig leven en kleine kracht onnut zijn, maar God denkt dit niet.
Het is verstandig om, beide van kleine dingen en van grote dingen, de blik af te wenden om alleen op Jezus te zien laat ons zijn dag zien en verblijd zijn. (Joh. 8:56).
Laat ons vertrouwen op zijn volbracht werk en ons verheugen in zijn voortdurende arbeid.
III. Zij, die de dag van de kleine dingen niet verachten.
1. Hoopvolle leraren. Wij zien uit naar tekens van godsvrucht en worden eerder misleid door al te goede verwachtingen, dan dat wij in de tegenovergestelde fout vervallen van de dag van de kleine dingen te verachten.
2. Bezorgde ouders. Zij verlangen de uitspruitsels van de genade te zien in hun kinderen. De geringste tekens van geestelijk leven zou hen in verrukking brengen.
3. Verstandige zielenwinners. Zij verblijden er zich in “eerst het kruid te zien”.
4. Jezus zelf. Hij bemint de kleinen. (Mark. 10:14).
O gij, die nog siddert en bevreesd zijt, kom tot Hem, Hij zal u aannemen.