Ik heb mij over hen ontfermd, en zij zullen wezen, als of Ik hen niet verstoten had: want Ik ben de Heere, hunGod en Ik zal ze verhoren. (Zach. 10:6)
De wijze, waarop de zondaars hoop kunnen koesteren: “Ik heb mij over hen ontfermd.” De goedertierenheid blijft in het hart Gods verwijlen, ook als de hoop uit het menselijk hart weg is.
Het teken, dat Gods goedertierenheid zal worden geopenbaard, ja reeds geopenbaard is, is het gebed. “Zie hij bidt” is de stellige aanduiding van naderende verlossing. (Hand. 9:11).
God had gebed in hen opgemerkt, want Hij zei: “Ik zal ze verhoren.” Het gevolg van de openbaring van de goedertierenheid is boven alles kostelijk: “Zij zullen wezen, alsof Ik hen niet verstoten had.” Deze belofte kan worden toegepast:
I. In het algemeen: op alle boetvaardige zondaren.
Gods goedertierenheid herstelt de mensen op veel verschillende wijzen in de positie, die zij hadden verloren; in sommige opzichten herstelt Hij hen zelfs in hun oorspronkelijke toestand van voor de val.
1. De vergeving van de zonde en de rechtvaardigmaking door het geloof maken hen even welbehagelijk in zijn oog, alsof zij nooit hadden overtreden.
2. De hernieuwing van de natuur door het wederbarende werk van de Heilige Geest schept een even rein innerlijk leven in hen als Adam ooit gehad heeft.
3. Wederherstel in het paradijs. Ook nu wonen wij in een zalige toestand bij God, want de Heere heeft ons mede opgewekt en heeft ons mede gezet in de hemel in Christus Jezus.
4. Verlossing van de vloek. De vloek is voor altijd weggenomen door Hem, die een vloek voor ons geworden is. (Gal. 3:13).
De toorn van God is voor altijd van ons weggenomen.
5. Aangenomen tot dienen. Er is ons een eervolle arbeid gegeven, die niet eervoller kon zijn, als wij nooit hadden gezondigd.
6. Gemeenschap met God. Deze is even gewis ons deel als zij dit van de ongevallen mens is geweest. Ja meer, de Geest Gods woont in de wedergeborene; en dit wordt niet van Adam gezegd.
7. Het eeuwige leven. Wij worden bewaard voor de dood als straf voor de zonde. Daar Jezus leeft moeten ook wij leven. (Joh. 14:19). Er bestaat geen vrees dat wij zullen eten en sterven, want de Heere heeft ons het eeuwige leven gegeven en wij zullen niet omkomen. (Joh 10:28).
De verdere uitweiding over de overeenkomst van de staat van de verlosten en die van Adam in de hof, kan zeer leerrijk zijn.
II. In het bijzonder, op boetvaardige afgekeerden.
Keer slechts weder tot God en leef in zijn vreze, en gij zult al de zaligheid van uw beste geestelijke toestand genieten.
Gij zult opnieuw genieten van:
1. De volkomen wegneming van uw schuld, geen bewustheid meer hebbende van zonde en aldus zal uw zielsrust tot u terugkeren.
2. Vernieuwde blijdschap, gelijk in de dagen van uw eerste liefde.
3. Vernieuwde reinheid van hart, gelijk in de dagen voordat gij was afgedwaald.
4. Vernieuwde gemeenschap met God en de leiding van zijn Heilige Geest. Is het niet uw verzuchting: “Neem uw Heilige Geest niet van mij?” (Ps. 51:13).
5. Nieuwe bruikbaarheid. Gij zult de overtreders Jehovah’s wegen leren. (Ps. 51:15).
6. Wederherstel in de gemeente, waarvan gij wellicht was afgesneden. Uw broeders zullen zich over u verheugen en ook uw God zal zich over u verblijden.
7. Toekomstige ondersteuning. Gij zult des te ernstiger waken tegen verzoeking en aldus zult gij door genade ook des te vaster staan. God kan van uw treurige val gebruik maken om u veel kostelijks te leren.
Gesteld eens, dat deze uitnodiging om tot de Heere weer te keren wordt afgewezen.
Het zou een moedwillige verwerping zijn van een grootmoedige liefde.
Nooit kan er billijker aanbod worden gedaan. Het zou de onrust van het schuldige geweten doen toenemen.
Het zou doen vrezen, dat wie die roepstem afwijst, tot de uiverkorenen van de Heere niet behoort.
Doch wij hopen van u betere dingen en met de zaligheid gevoegd, hoewel wij alzo spreken. Gij zijn ijverig over u, dat gij de dag van de genade niet voorbij laat gaan.
Belijd terstond uw zonden en pleit ootmoedig op het woord van de Heere: “Ik heb Mij van hun ontfermd”.
Roep daarna tot God in het gebed, want er is geschreven “Ik zal ze verhoren”.
Houd u dan in de naam van Jezus vast aan de belofte “Zij zullen wezen alsof Ik hen niet verstoten had”.
Wij smeken u bij de barmhartigheid van God, dat gij terstond zijn aangezicht zoekt met een oprecht hart en een vastberadene “onbeschaamdheid,” die Hem niet loslaat.