Vandaag de dag roept de rol van een leraar in de theologie verschillende vragen op, onze gedachtes over deze term variëren nogal. Sommigen leggen de nadruk op het pastorale gedeelte, wat suggereert dat alleen degenen die zich op de kansel begeven, in aanmerking komen voor deze titel, zelfs als ze een universitaire opleiding missen. Anderen benadrukken juist dat het belangrijk is om een theologische opleiding te hebben, en vinden dat een predikant met een universitaire scholing onmisbaar is voor de kerk, zelfs wanneer deze mannen nooit de behoefte hebben gehad om een plaatselijke gemeente te hoeden. Weer anderen vinden dat voorgangers en theologen zich tegelijkertijd in twee werelden moeten begeven: de kerk en de universiteit. De basis van dit alles ligt echter in het Victoriaanse Engeland. Wanneer de lezer de vele lijsten van uitzonderlijke voorganger en theologen doorleest, zullen ze steeds de naam “Charles Spurgeon” tegenkomen.
Dit roept de vraag op – was Charles Spurgeon een voorganger en theoloog? Zo ja, op welke manier? Bovendien, zou Spurgeon zichzelf een voorganger en een geleerde hebben gevonden? Is de rol van predikant en theoloog eigenlijk haalbaar of is het een denkbeeldige combinatie van twee afzonderlijke rollen? Eén blogpost zal deze vraag niet kunnen oplossen, maar het gesprek moet ergens beginnen.
Gelukkig, enkele punten kunnen met betrekking op de vraag of Spurgeon nu een predikant en theoloog was met zekerheid worden vastgesteld. Ten eerste, zijn passie voor het pastoraat verdrongen zijn universitaire ambities. Als Spurgeon zowel een voorganger als een theoloog was, dan was hij als eerste een voorganger en ten tweede een theoloog. In zijn jonge jaren had Spurgeon de kans om hoger onderwijs te volgen, maar hij was bang dat de school zijn bekwaamheid tot voorganger zou beperken. Terwijl hij besloot om al dan niet naar een universiteit te gaan, wisselde hij brieven uit met zijn vader om zijn bezorgdheid uit te leggen. Hij wilde het studeren uitstellen omdat, zoals hij zei, de Voorzienigheid hem op een plaats had gebracht waar mensen ontwaakt werden en waar hij zeer nodig was. Spurgeon wist niet of hij zijn schapen kon achterlaten om opgeleid te worden als herder en leraar. Bovendien bad zijn kerkenraad, van wie sommigen hun eigen pleidooien aan de vader van Charles formuleerden, dagelijks dat Spurgeon bij hen bleef op Waterbeach. God wilde dat hij zou blijven.
Ten tweede geloofde Spurgeon dat een bepaald niveau van technische kennis noodzakelijk was voor het pastoraat. Spurgeon was, ondanks het gebrek van een opleiding aan een universiteit, een meester in de Bijbelse talen en was een ijverig lezer. Hij besteedde zijn matig inkomen aan boeken, om zo ‘elk middel tot kennis’ aan te grijpen. Tegen de tijd dat hij vijftien was, had hij al een opstel van 295 pagina’s gepubliceerd waarmee hij een geldprijs verdiende die op zijn beurt aan meer boeken werd uitgegeven. Toch geloofde Spurgeon niet dat een voorganger een passie moest hebben voor geleerdheid, maar hij geloofde wel dat een voorganger tijd in zijn studie moest steken. Hij schreef: “De man die niet hard werk voor zijn bediening zal heel hard moeten werken aan zijn antwoord die hij ter verantwoording zal moeten geven op de oordeelsdag.” Hij geloofde dat een “mens die een gemakkelijk leven wil, nooit moet denken aan een preekstoel, hij is daar misplaatst en als hij daar aankomt, is het enige advies dat ik hem kan geven, om er zo snel mogelijk uit te komen.” Verwijzend naar het schandalige oudtestamentische verhaal van Izebel moedigde Spurgeon gemeenten aan om een luie predikant “eruit te gooien”. Spurgeon geloofde oprecht dat: “Hij die gestopt is met leren ook is opgehouden met lesgeven.” Eenvoudigweg: “Wie niet langer zaait in de studie, zal op de kansel niet meer maaien.”
Ten derde spoorde Spurgeon toekomstige predikanten aan om onderwijs te volgen, maar hij waarschuwde zijn leerlingen voor de geestelijke gevaren die er bij deze kennis gepaard gaan. Spurgeon die zelf een uitstekend student was, wist als geen ander dat er gevaar schuilde in geleerdheid en heiligheid. Hij waarschuwde zijn studenten dat deze twee zaken niet noodzakelijk met elkaar verbonden waren. Als iemand beweerde dat hij het Evangelie niet kon begrijpen vanwege een gebrek aan geleerdheid, zou Spurgeon hem zeggen: “Mijn beste vriend, er zijn veel mensen die het Evangelie niet kunnen begrijpen, alleen maar omdat zij geleerden zijn. Ze weten te veel om het te begrijpen; ze hebben zoveel van wat zij denken dat kennis is, dat ze ertegen zijn. “Het gevaar voor geleerde mannen en vrouwen is dat “kennis juist tot onwetendheid kan leiden”.
Uiteindelijk was Spurgeon van mening dat het belangrijkste doel van geleerdheid is, dat de christen zijn God nog meer zal loven. In die zin stuurde hij al zijn geleerdheid naar boven, naar zijn God, en naar buiten in zijn kerk. Hij geloofde dat de relatie tussen kennis en toewijding zo sterk is: “Dat wij moeten leren loven, wij moeten leren dat wij God mogen loven en prijzen.” Spurgeon schreef: “Gods voorzienigheid is een boek vol onderwijs, en voor degenen die Hem liefhebben, is het een muziekboek, waaruit zij mogen zingen tot Jehovah’s lof.” Omdat aanbidding tot God, samengaat met kennis tot God, is dit de enige mentale arbeid die nodig is, maar dit intellectuele begrip mag nooit de plaats innemen van oprechte lof. Integendeel, zoals Spurgeon zei: “Als ik dan geen geleerde ben, dan zal ik een koorzanger worden: Ik zal U loven in oprechtheid des harten, als ik de rechten Uwer gerechtigheid geleerd zal hebben (psalm 119:7).”
Dan nu de vraag, was Charles Spurgeon een voorganger en theoloog? Het antwoord kan afhangen van de definitie. Wat zeker gezegd kan worden, is dat Spurgeon toegewijd was aan zijn pastorale bediening, zowel in zijn verstand als in zijn hart. Hij onderwees mensen om intelligente predikers te worden en moedigde geleerde mannen aan om Christus te volgen nog vóór de universitaire opleiding. Zijn prediking was theologisch en bevindelijk, en in het studeren was hij zowel rigoureus als toegewijd. Maar zijn mentale arbeid maakte hem nooit lui tot zijn ware liefde – Christus en zijn kerk. Uiteindelijk kan het het beste zijn om Charles Spurgeon te beschrijven als een voorganger die zijn bediening van brandstof voorzag door een God verheerlijkende studiebeurs. Op deze manier voldoet Spurgeon misschien niet aan de normen van de definitie als hoogleraar, maar misschien zou hij de norm kunnen zijn van wat een hoogleraar zou moeten zijn.