Zalig zijn die dienstknechten welke de heer als hij komt, zal wakende vinden. Voorwaar Ik zeg u, dat hij zich zal omgorden, en zal hen doen aanzitten, en bijkomende, zal hij hen dienen. En zo hij komt in de tweede nachtwake, en komt in de derde wake, en vindt hen alzo, zalig zijn dezelve dienstknechten. Lukas 12:37-38
In deze preek richt ik mij op een bijzonder aspect van de wederkomst van Christus. Ik vertrouw erop dat u nu zo bent ingelezen in dit onderwerp, dat het u niet veel moeite zal kosten om deze woorden over de wederkomst van onze Zaligmaker te volgen. Dit onderwerp kan goed in verband worden gebracht met het Heilig Avondmaal, want dit sacrament is niet alleen een gedachtenismaaltijd ter herinnering aan Zijn lijden, maar blikt ook vooruit naar Zijn heerlijke toekomst.
Paulus schrijft aan de gemeente van Korinthe: ‘Want zo dikwijls als gij dit brood zult eten en deze drinkbeker zult drinken, zo verkondigt de dood des Heeren, totdat Hij komt’ (1 Kor. 11:26). Als u met een juiste gesteldheid van het hart ziet op de wederkomst van Christus – het heerlijke vooruitzicht van Zijn Kerk – zult u ook met een juiste gesteldheid van het hart avondmaal kunnen vieren. Dat de Heilige Geest ons dat zou willen schenken!
Naar het voorbeeld van onze Heere, knielen wij niet, maar zitten wij bij het avondmaal. De gemakkelijkste houding is de geschiktste houding bij het avondmaal. De maaltijd van de Heere en Zijn discipelen was bovendien pas voorbij toen ze ‘de lofzang gezongen hadden’. Daarop ‘gingen zij uit naar de Olijfberg’ (Mark. 14:26) en volgde het lijden in Gethsémané.
Ik stel mij vaak voor dat wij, nadat wij aan de tafel rust hebben gevonden in Christus (Die weliswaar niet lichamelijk aanwezig is, maar toch in geestelijke zin bij ons is) en een vers hebben gezongen, plotseling onze Heere ontmoeten in Zijn wederkomst. Dan gaan wij niet uit naar de Olijfberg om Hem in Zijn bloedige zweet te zien, maar om het woord van de engel te horen: ‘Deze Jezus, Die van u opgenomen is in de hemel, zal alzo komen, gelijkerwijs gij Hem naar de hemel hebt zien heenvaren’ (Hand. 1:11). Ik geloof niet dat wij erg verrast hoeven te zijn als wij na de volgende avondmaalsbediening plotseling onze Heere ontmoeten.
Wij moeten altijd uitzien naar Zijn verschijning, want wij weten niet wanneer de Heere van het huis terugkomt (Mark. 13:35). De wereld verwacht Hem niet. Zij eet en drinkt, trouwt en geeft ten huwelijk (Matth. 24:38-39). Maar Zijn eigen kinderen moeten naar Hem uitzien. Als Hij wederkomt, vertrouw ik erop dat de deur voor Hem niet gesloten zal worden, maar dat wij de deur onmiddellijk opendoen als Hij klopt. Met dat doel zijn deze woorden geschreven: u op te wekken altijd waakzaam uit te zien naar de wederkomst van Christus.
Ik wil in deze preek stilstaan bij twee gedachten:
1. De Heere zal terugkomen;
2. We moeten waakzaam zijn.
1. De Heere zal terugkomen
De Heere komt temg. Hij, Die eens gekomen is, zal wederkomen; Hij zal voor de tweede keer komen. Wij kunnen dat met zekerheid zeggen, want Hij heeft het Zelf beloofd. Hij heeft ons Zijn woord gegeven. Dat is de eerste reden waarom wij naar Hem moeten uitzien. Een van de laatste dingen die Hij tegen Zijn knecht Johannes sprak, is: ‘Ja, Ik kom haastelijk’ (Openb. 22:20). We zouden dat zo kunnen lezen: ‘Ik kom eraan. Ik reis zo vlug als verstandig is. Ik ben altijd onderweg, en kom er met spoed aan.’ Onze Heere heeft beloofd dat Hij persoonlijk terug zal komen.
Sommigen zeggen dat de wederkomst het moment is waarop de gelovige sterft. U mag van mij zeggen dat Christus bij Zijn kinderen komt als ze sterven. In zekere zin is dat zo; maar daarmee is lang niet alles gezegd over de wederkomst, als we de Schrift eerlijk behandelen. ‘Want de Heere Zelf zal met een geroep, met de stem des archangels en met de bazuin Gods nederdalen van de hemel; en die in Christus gestorven zijn, zullen eerst opstaan’ (1 Thess. 4:16). Hij, Die ten hemel is gevaren, zal neerdalen uit de hemel, en ‘Hij zal op de laatste dag op aarde staan’ (Job 19:25, Eng. vert). Elke verloste ziel kan met Job zeggen: ‘En als zij na mijn huid dit doorknaagd zullen hebben, zal ik uit mijn vlees God aanschouwen; Dewelke ik voor mij aanschouwen zal, en mijn ogen zien zullen, en niet een vreemde; mijn nieren verlangen zeer in mijn schoot’ (Job 19:26-27). Christus zal hier net zo zeker in heerlijkheid verschijnen als Hij hier eenmaal in Zijn staat van vernedering was, want Hij heeft het Zelf beloofd.
De wederkomst is noodzakelijk
Christus’ wederkomst is een noodzakelijk onderdeel van het heilsplan. Het hoort bij het plan dat Hij, Die eenmaal als een offer voor de zonde kwam, ‘ten anderen male zonder zonde gezien [zal] worden van degenen die Hem verwachten tot zaligheid’ (Hebr. 9:28). Dat wil zeggen: als Hij eenmaal kwam om de prijs te betalen, dan zal Hij ook terugkomen om de erfenis op te eisen, die Hij zo duur heeft betaald. Hij zal terugkomen om de kop van de slang te vermorzelen en om Zijn vijanden als pottenbakkersvaten met een ijzeren roede in stukken te slaan. Hij kwam eenmaal om de doornenkroon te dragen; Hij zal eenmaal terugkomen om de gloriekroon te dragen. Hij komt voor het huwelijksmaal; Hij komt om Zijn kinderen te verzamelen; Hij komt om hen met Zichzelf te verheerlijken op deze aarde, waar Hij en zij ‘veracht en de onwaardigste onder de mensen’ waren (Jes. 53:3).
Twijfel hier niet aan: het hele verlossingsplan kan niet worden voltooid zonder deze terugkomst van de Koning. De hele geschiedenis van het herwonnen paradijs vraagt erom dat het Nieuwe Jeruzalem van God zal neerdalen uit de hemel, zoals een bruid versierd is voor haar bruidegom. De hemelse Bruidegom, de Koning der koningen en Heere der heren, zal rijden op Zijn witte paard, overwinnende en opdat Hij overwint, te midden van het eeuwige gejuich van de heiligen en de engelen. Zo zal het zijn. De Man van Nazareth zal wederkomen. Niemand zal Hem dan in het gezicht spugen, maar alle knie zal zich voor Hem buigen. De Gekruisigde zal wederkomen. De littekens zullen nog wel zichtbaar zijn, maar Zijn handen zullen niet aan een kruis genageld zijn. Nee, Hij zal de scepter vastgrijpen om tot in alle eeuwigheid te regeren. Halleluja!
Op Zijn tijd
Wanneer zal Hij komen? Tja, dat is de grote vraag! Een ding is zeker: Hij komt op Zijn tijd. Een collegapredikant zei eens tegen me: ‘Ik zou je wel een heleboel vragen willen stellen over de toekomst.’ ‘O, juist,’ zei ik, ‘maar ik kan u geen antwoord geven, want ik weet er niet meer over dan u.’ ‘Maar,’ zei hij, ‘hoe zit dat nu met de wederkomst? Wordt deze voorafgegaan door een duizendjarig rijk?’
Ik zei: ‘Ik kan niet met zekerheid zeggen of er eerst een duizendjarig rijk zal zijn, maar dit weet ik wel: de Schrift spreekt zich hierover niet duidelijk uit. De Bijbel wil dat wij Christus’ wederkomst altijd zullen verwachten en altijd waakzaam zullen zijn. Ik denk dat het duizendjarig rijk begint na Zijn wederkomst – niet ervoor. Ik kan mij geen koninkrijk voorstellen waarbij de Koning afwezig is. De openbaring van de Koning lijkt mij juist een heel belangrijk moment voor dit rijk. Toch ga ik hierover geen besliste uitspraken doen. Misschien komt Hij pas over duizend jaar; misschien komt Hij vanavond. De Schrift leert: “In welke ure gij het niet meent, zal de Zoon des mensen komen” (Matth. 24:44). Als het bekend zou zijn dat het nog duizend jaar duurt voordat Hij terugkomt, dan kunnen we net zo goed gaan slapen. Want als de Schrift zou zeggen dat Hij nog niet kwam, dan zouden we ook geen reden hebben om naar Hem uit te zien.’
‘Inderdaad,’ antwoordde mijn vriend, ‘maar als Christus wederkomt, dan zal er toch een algemeen oordeel zijn?’ Toen citeerde ik deze teksten: ‘Die in Christus gestorven zijn, zullen eerst opstaan’ (1 Thess. 4:16) en ‘Maar de overigen der doden werden niet weder levend, totdat de duizend jaren geëindigd waren. Deze is de eerste opstanding’ (Openb. 20:5).
Bovendien antwoordde ik: ‘Er is een opstanding uit de dood die de apostel trachtte te verkrijgen (Fil. 3:11). Wij zullen allen opstaan, maar de rechtvaardigen zullen duizend jaar eerder opstaan dan de goddelozen. Er ligt een millennium tussen deze beide opstandingen. Ik zal niet zeggen dat dit het duizendjarig vrederijk is, maar ik denk het wel. Waar het echter om gaat, is dit: de Heere komt. Wij weten niet wanneer wij Zijn komst kunnen verwachten. Wij kunnen van het moment van Zijn wederkomst geen absolute voorspelling maken om vervolgens te gaan slapen totdat die voorspelling in vervulling gaat of totdat de vervulling dichterbij komt.’
‘Zullen de Joden niet tot Christus worden bekeerd en terugkeren naar hun land?’ informeerde mijn vriend.
Ik antwoordde: ‘Ja, dat denk ik wel. “Zij zullen Mij aanschouwen, Dien zij doorstoken hebben; en zij zullen over Hem rouwklagen als met de rouwklage over een enige zoon; en zij zullen over Hem bitterlijk kermen, gelijk men bitterlijk kermt over een eerstgeborene” (Zach. 12:10). God zal hun het koninkrijk en de heerlijkheid geven, want zij zijn Zijn volk; Hij heeft Zijn volk niet voor eeuwig verstoten (Rom. 11:1-2). De Joden – de natuurlijke olijftakken – zullen weer ingeënt worden in hun eigen olijfboom (zie Rom. 11:23-24), waarna de “volheid der heidenen” zal ingaan.’
‘Zal dat gebeuren voordat Christus terugkomt, of daarna?’ vroeg mijn vriend. Ik antwoordde: ‘Ik denk dat het pas na Zijn wederkomst zal gebeuren, maar ik kan daar geen besliste uitspraak over doen.’
Geliefde vrienden, ik roep u ertoe op, de Bijbel zelf te onderzoeken.
Eén ding blijft in elk geval als een paal boven water staan: de Heere komt. Hij kan vandaag komen; Hij kan morgen komen; Hij kan in de eerste nachtwake komen of in de tweede; Hij kan ook wachten tot de morgenwake. Wanneer Hij ook terugkomt, alles wat Hij u toeroept is dit: ‘Waakt! Waakt!’ Als Hij dan komt, dan zult u gereed zijn om de deur voor Hem te openen en de Rechter te ontmoeten.
Tot zover weet ik dat wij schriftuurlijk zijn en zuivere uitspraken doen over de wederkomst van de Heere.
Verdringen is gevaarlijk
Vrienden, ik heb een ernstige waarschuwing voor u. Het is altijd heel gevaarlijk om te denken dat de wederkomst nog ver weg is. Hoe u ook tot deze conclusie komt – door het bestuderen van de profetieën of op een andere wijze – verdring de wederkomst niet. Als u net zo gaat denken als de knecht die genoemd wordt in de volgende tekst, dan bent u op de verkeerde weg: ‘Maar indien dezelve dienstknecht in zijn hart zou zeggen: Mijn heer vertoeft te komen; en zou beginnen de knechten en de dienstmaagden te slaan, en te eten en te drinken en dronken te worden, zo zal de heer van dezelve dienstknecht komen ten dage in welke hij hem niet verwacht, en ter ure die hij niet weet; en zal hem afscheiden, en zal zijn deel zetten met de ontrouwen’ (Luk. 12:45-46).
Denk daarom niet dat de Heere Zijn komst vertraagt en dat Hij nog niet wil of kan komen. Het zou veel beter zijn als u reikhalzend uitzag naar Zijn komst en als u teleurgesteld was omdat Hij er nog niet is. Ik hoop uiteraard niet dat u zo dwaas gaat doen als sommige mensen in Amerika, die gehuld in Hemelvaartsjurken het bos ingingen, om zo opgenomen te worden – dachten ze. Laat u ook niet misleiden door zulke absurde ideeën dat u bijvoorbeeld een stoel leeg laat aan tafel of een leeg bord neerzet omdat de Heere misschien wel komt en het misschien nodig heeft. Probeer alle bijgelovige onzin te vermijden. Het is ook helemaal verkeerd als u met wijd open mond gaat staren op de profetieën. Het is veel beter dat u gaat werken voor uw Heere. Maak u gereed voor Zijn komst en verheug u erin. Zeg tegen uzelf: ‘Terwijl ik aan het werk ben, komt mijn Meester misschien wel. Mijn Meester komt misschien wel terug voordat ik moe ben. Terwijl anderen mij bespotten, verschijnt misschien mijn Meester. Of ze mij bespotten of toejuichen, maakt me niets uit. Ik leef voor het oog van de grote Opdrachtgever en doe mijn werk in de wetenschap dat Hij me ziet. Ik verwacht dat Hij Zichzelf binnenkort aan mij zal openbaren. Dan zal iedereen het weten dat ik het beste voorhad met die mensen die mij niet begrepen.’ Dat is het eerste punt, geliefden: de Heere komt. Vergeet dat nooit! Hij zal op Zijn tijd komen en wij moeten daar altijd naar uitzien.
2. We moeten waakzaam zijn
De Heere gebiedt ons waakzaam te zijn. Dat is het hart van de tekst: ‘Zalig zijn die dienstknechten welke de heer als hij komt, zal wakende vinden.’
Wat is dat waken dan precies? Ik gebruik hiervoor liever niet mijn eigen woorden, maar vraag uw aandacht voor het verband van de tekst. Het eerste kenmerk van dit waken is dat wij ons niet in beslag moeten laten nemen door aardse goederen. In het tweeëntwintigste vers staat: ‘Zijt niet bezorgd voor uw leven, wat gij eten zult, noch voor het lichaam, waarmede gij u kleden zult.’ Wij mogen ons daar niet te druk over maken. Christenen mogen niet vleselijk en egoïstisch zijn en vragen: ‘Wat zal ik eten en drinken? Hoe kan ik rijk worden? Hoe kom ik aan voedsel en kleding?’ U bent wel iets meer dan een stom dier, dat zich alleen druk maakt om hooi en water. U hebt een onsterfelijke ziel. Gedraag u zoals het een onsterfelijke ziel betaamt. Denk aan het koninkrijk; het koninkrijk dat zo spoedig zal komen; het koninkrijk dat uw Vader u heeft gegeven (Luk. 12:32) en dat u daarom zeker zult erven; het koninkrijk dat Christus voor u heeft bereid, waarvoor Hij u koningen en priesters van God maakt (Openb. 1:6) om voor eeuwig met Hem te regeren.
Wees hemelsgezind
O, kleef toch niet zo vast aan deze aarde! Werp uw anker niet hier uit in dit troebele water. Bouw uw nest niet in een van deze bomen; ze zijn allemaal gemerkt om omgehakt te worden. Uw nest zal neerstorten als u het daar hebt gebouwd. ‘Bedenkt de dingen die boven zijn, niet die op de aarde zijn’ (Kol. 3:2). Zie hogerop!
Wees niet bezorgd over de dingen die dit leven aangaan, maar wees bezig met de dingen van de wereld die komen zal. ‘Maar zoekt eerst het Koninkrijk Gods en Zijn gerechtigheid, en al deze dingen zullen u toegeworpen worden’ (Matth. 6:33).
Steek de handen uit de mouwen
Als u verder leest, dan zult u bemerken dat dit waken ook betekent dat wij klaar moeten staan. ‘Laat uw lendenen omgord zijn …’ (Luk. 12:35). U weet dat de oosterlingen losse gewaden dragen, die voortdurend in de weg zitten. Ze kunnen niet lopen zonder dat ze erop trappen. Als iemand daarom iets moet doen, dan schort hij het kledingstuk op en trekt hij de gordel strak aan om vervolgens aan de slag te gaan. Om er een Westerse uitdrukking van te maken: ‘Steek de handen uit de mouwen! ’ Zo moeten we op de Heere wachten, opdat Hij ons nooit ledig zal aantreffen als Hij komt.
Ik heb u al eerder verteld over die vrouw die haar stoep aan het schrobben was toen ik bij haar op bezoek kwam. Ijverig kweet ze zich van haar door God gegeven taak als huishoudster. Toen ik dat zag, kwam er in mijn hart een verlangen om zo door mijn Meester gevonden te mogen worden als Hij terugkomt – terwijl ik mijn werk doe. Ik wens dat dat ook uw verlangen is. Blijf in de roeping waartoe God u geroepen heeft. Doe alles uit liefde tot Christus en om Hem te dienen. O, dat wij allen met onze lendenen omgord zouden waken en altijd alles voor Hem zouden doen! (Kol. 3:17)
Werk, wacht en waak! Kunt u deze drie dingen combineren: werk, wacht en waak? Dat vraagt uw Meester van u. Werk, wacht en waak!
Laat uw licht schijnen
Hij wil dat wij wachten met brandende lampen. Als de Meester laat thuis komt, dan moeten wij laat opblijven. Wij mogen niet naar bed gaan voordat Hij thuis is. Zorg ervoor dat uw lampen branden; dat Zijn kamer verlicht is; dat de ingang klaar is voor Zijn komst. De Koning komt! Laat daarom uw fakkels branden, zodat u uit kunt gaan om uw koninklijke Bruidegom te ontmoeten en Hem te begeleiden naar Zijn huis. Wij moeten wakker blijven tot de Heere komt – en wel met brandende lampen om Hem te verwelkomen.
Laat u uw licht schijnen onder de mensen? Bent u een goed voorbeeld voor uw naaste en probeert u anderen de weg ter zaligheid te wijzen? Sommige mensen die zich christen noemen, zijn als kaarsen onder een korenmaat (Matth. 5:15). Handel zo niet! Laat uw lampen branden; wacht zo op onze Heere. Wandel niet in duisternis. Verberg het licht niet, maar laat het helder schijnen!
Zó moeten wij waken tot Christus komt. Houd uw gordel strak aangetrokken, zodat u klaar bent voor het werk. Laat uw licht helder schijnen om de donkere wereld waarin u leeft te verlichten.
Doe wat Jezus zou doen
Ik zal heel eenvoudig zeggen hoe u wakend moet uitzien naar de wederkomst: handel zoals u zou willen dat u handelde op het moment van Zijn wederkomst. Onlangs zag ik in een lokaal van het weeshuis het bekende motto hangen: ‘Wat zou Jezus doen?’ Dat is een prachtig motto voor uw hele leven: ‘Wat zou Jezus doen in deze situatie of in dit geval?’ Handel net als Hij.
Een andere goede leidraad voor uw leven is de vraag: ‘Hoe zou Jezus over mij denken als Hij op dit moment terugkwam?’ Er zijn plaatsen waar een christen niet naartoe moet gaan, omdat zijn Meester hem daar niet graag zou aantreffen. Er zijn vormen van vermaak waarmee een gelovige zich niet moet inlaten omdat hij zich zou schamen voor zijn Meester als Hij hem zo ontmoette. Als u wist dat uw Meester eraan kwam, dan zou u niet graag vervallen tot woede, trots, humeurigheid of geestelijke luiheid. Stel dat u een onvriendelijk woord zegt en direct daarna wordt u aangeraakt door een engel, die zegt: ‘Uw Meester komt eraan!’ U zou beven als u Hem zo zou moeten ontmoeten.
O, geliefden, laten we proberen elke morgen op te staan alsof het de dag is waarop Christus terugkomt. En als we naar bed gaan, laten we dan denken: ‘Misschien word ik wel wakker gemaakt door het geschal van de bazuinen die Zijn wederkomst aankondigen. Voordat de zon opgaat, word ik misschien wel uit mijn dromen gerukt door die heerlijke uitroep: “De Heere is gekomen! De Heere is gekomen!’” Wat een rem, wat een prikkel, wat een teugel, wat een spoorslag zouden zulke gedachten voor ons zijn! Laat dit een regel zijn voor de rest van uw leven: handel alsof Jezus wederkomt voordat u klaar bent met datgene wat u doet; als u niet wilt dat de Heere u zal aantreffen terwijl u ermee bezig bent, stop er dan mee.
Wees oplettend
Het tweede vers van onze tekst gaat over de komst van de Heere in de tweede of de derde wake. Christus heeft Zijn kinderen opgedragen om door de eeuwen heen de wacht te houden. In het Romeinse leger was het net zo als het aan boord is: er waren verschillende waak- of wachttijden. Een Romeins soldaat stond drie uur op wacht; als zijn wachttijd voorbij was, werd zijn plaats ingenomen door een andere wachter. De eerste trok zich terug in de barakken en de tweede stond vervolgens zijn wachttijd uit.
Geliefden, een lange rij wachters is ons voorgegaan. Hoe vaak is de wacht al niet afgelost sinds de tijd van onze Heere, toen Hij Zijn twaalf discipelen uitzond! Onze God heeft voortdurend nieuwe wachters aangesteld, maar Hij heeft Zelf de wacht gehouden. Hij geeft nog steeds wachters op Sions muren, die niet dag en nacht kunnen rusten, maar moeten waken voor de komst van hun Meester, waken voor boze tijden, waken voor dwalingen en waken voor mensenzielen. Ook nu worden sommigen van ons bijzonder geroepen om op wacht te staan – durven wij dan te gaan slapen? Durven wij nu laf en bang te zijn na zo’n lange rij bekwame wachters, die hun leven ervoor over hadden om maar op hun post te blijven en te waken voor de vijand? Gaan wij nu liggen luieren op ons bed? Ik bid, in de Naam van Hem, Die leeft, Die dood geweest is en Die levend is in alle eeuwigheid (Openb. 1:18), dat wij nooit schuldig bevonden zullen worden aan verraad jegens Zijn heilige Naam en waarheid. Laten wij waakzaam zijn tot op het laatste ogenblik, wanneer de klaroen het zal uitjubelen: ‘Zie, de Bruidegom komt, gaat uit, Hem tegemoet’ (Matth. 25:6).
Broeders en zusters, u moet nog net zo alert zijn als de wachters vanouds waren! De volgelingen van Whitefield en Wesley waren wachters; ook in de dagen van Luther en Calvijn waren er wachters, ja zelfs al in de dagen van onze Heere. Zij hielden de nachtwacht en dat moet u ook doen, totdat de Bruidegom komt. Dan mag u uitgaan, uw Heere tegemoet.
Wees er klaar voor om Hem te ontmoeten
Zorg ervoor dat u, als Hij komt, onmiddellijk de deur open kunt doen om Hem binnen te laten. Misschien weet u wat het is om op weg te zijn naar een liefhebbend gezin dat voor u is opgebleven. U bent enige tijd op reis geweest; u hebt hun brieven geschreven, wat ze erg gewaardeerd hebben; u hebt ook over hen gehoord; maar dat alles is niets vergeleken bij uw persoonlijke aanwezigheid. Ze zien uit naar uw komst. Als u onverhoopt vertraging oploopt en pas om elf of twaalf uur ‘s avonds thuiskomt, dan verwacht u niet dat het huis op slot zit en dat er niemand meer op u wacht. Nee, u had gezegd dat u zou komen en u was er zeker van dat ze zouden opblijven om op u te wachten.
Soms voel ik me ook wel eens beschaamd, bijvoorbeeld als ik aan mijn honden denk. Op dit moment zitten ze bij de deur op me te wachten. Lang voordat ik thuiskom, zitten ze daar al. Zodra ze het eerste geluid van de wagenwielen horen, beginnen ze te blaffen van blijdschap omdat hun baas eraan komt. O, als wij van onze Heere hielden zoals honden van hun baas houden, hoe blij zouden wij dan worden bij het eerste geluid van Zijn komst – als we zitten te wachten, altijd maar te wachten, zonder ooit echt blij te zijn voordat we Hem zien! Vergeef me dat ik een hond als voorbeeld neem om te laten zien hoe u zich zou moeten gedragen, maar zodra u zich in dit opzicht beter gedraagt dan een hond, zal ik een ander beeld zoeken om duidelijk te maken wat ik bedoel.
Het loon van de wachters
Er is een beloning voor de mensen die waakzaam uitzien naar de wederkomst van Christus. Dit is hun loon: ‘Zalig zijn die dienstknechten welke de heer als hij komt, zal wakende vinden.’
De zaligheid van de wachters is er nu al in beginsel. Het is een zalig werk om op wacht te staan voor Christus. Het is een grote zegen voor ons. Hoe los maakt dit ons van de wereld! U kunt arm zijn zonder te klagen, u kunt rijk zijn zonder wereldsgezind te zijn. U kunt ziek zijn zonder zorgen, u kunt gezond zijn zonder uzelf iets toe te schrijven. Als u altijd uitziet naar Christus’ wederkomst, dan liggen er rijke zegeningen besloten in die heerlijke hoop. ‘En een iegelijk die deze hoop op Hem heeft, die reinigt zichzelven, gelijk Hij rein is’ (1 Joh. 3:3). De ene zegen na de andere ligt klaar voor degene die altijd uitziet naar zijn Heere.
Maar welke zaligheid zal Jezus geven als Hij terugkomt? Wel, dat wij Hem dan altijd zullen dienen. Zondagsschoolmeesters, predikanten en ouderlingen, u moet niet denken dat de Meester, als uw werk hier voorbij is, tegen u zal zeggen: ‘U bent nu klaar. Zoek maar een hemelse bergtop om daar voor eeuwig te zingen en te juichen.’ Nee!
Ik kom eigenlijk nog maar net kijken als prediker. Ik ben nog druk aan het leren; straks zal ik het kunnen. U leert nu hoe u moet lesgeven; straks zult u het kunnen. Aan engelen, overheden en machten zult u de veelvuldige wijsheid van God bekendmaken (Ef. 3:10). Ik probeer me soms voor te stellen, hoe het zou zijn als ik een gemeente van engelen voor me had en als ik hun zou vertellen wat God voor me heeft gedaan. Ik zou voor hen een eeuwig teken zijn van Gods genade jegens een onwaardige albederver, op wie Hij met oneindig mededogen heeft neergezien en die Hij op heerlijke wijze heeft gered.
Al die sterren, die werelden van licht, wie weet hoeveel er daarvan bewoond zijn? Ik geloof dat er onvoorstelbaar veel streken zijn waarin al Gods kinderen tot een eeuwig licht zullen worden, een levend toonbeeld van Gods liefde in Christus Jezus. De mensen in die vergelegen landen konden Golgotha niet zien zoals deze wereld haar heeft gezien, maar zij zullen erover horen van de verlosten. Denk eraan dat de Heere zal zeggen: ‘Wel, gij goede en getrouwe dienstknecht, over weinig zijt gij getrouw geweest, over veel zal Ik u zetten’ (Matth. 25:21). De knecht heeft straks nog heel wat te doen, zoals u ziet. Hij krijgt geen klein dorpje onder zijn beheer, maar hij wordt heerser over een grote landstreek. Zo is het in deze tekst.
Als we doorbladeren naar Lukas, dan lezen we daar: ‘Waarlijk, Ik zeg ulieden, dat hij hem over al zijn goederen zetten zal’ (Luk. 12:44). Dat wil zeggen: de mens die in dit leven een trouwe en wijze rentmeester van God is geweest, zal in de toekomst tot een groter werk worden geroepen. Als iemand een trouwe dienaar is van zijn Meester, dan zal de Meester, als Hij komt, hem een nog hogere positie geven.
Zo beloont God Zijn volk, en dat is een heerlijke beloning voor een ijverige knecht. Zo iemand vindt er rust in om met al zijn krachten God te dienen. Dit zal onze hemel zijn. We gaan daar niet liggen slapen, maar zullen altijd in Zijn dienst zijn. Voor eeuwig aan het werk, en tegelijk voor eeuwig aan het rusten. Zij doen Zijn Woord, ‘gehoorzamende de stem Zijns woords’ (Ps. 103:20). ‘Zijn dienstknechten zullen Hem dienen, en zullen Zijn aangezicht zien, en Zijn Naam zal op hun voorhoofden zijn’ (Openb. 22:3-4). Deze twee dingen vormen samen voor iedere christen een nobel streven.
Geliefden, werkt, wacht en waakt! zodat u, als Hij komt, bevorderd zult worden tot een groter, hoger, edeler werk dan u nu doet, waarvoor u wordt voorbereid door het lagere en zwaardere werk van deze wereld. God zegene u, geliefden.
Als iemand van u de Heere niet kent en daarom niet uitziet naar Zijn komst, bedenk dan dat Hij toch wel komt, of u naar Hem uitziet of niet. Als Hij komt, dan zult u voor Zijn rechterstoel worden gedaagd. Hoe zult u Hem dan kunnen antwoorden? Wat zult u dan zeggen, als u Zijn liefde hebt geweigerd en u als doof hebt gehouden voor Zijn genadige nodigingen? Als u uw antwoord altijd maar hebt uitgesteld, uitgesteld, en uitgesteld? Als u nu niet antwoordt, zult u straks met uw mond vol tanden staan. Uw zwijgen zal u veroordelen en uw Koning zal zeggen: ‘Bindt zijn handen en voeten, neemt hem weg, en werpt hem uit in de buitenste duisternis’ (Matth. 22:13).
God geve ons geloof in de Heere Jezus tot het eeuwige leven, opdat wij leren uitzien naar Zijn verschijning uit de hemel, omwille van Zijn liefde!
Amen.