Vrede laat Ik u, Mijn vrede geef ik u. Johannes 14:27
Onze Heere ging bijna sterven, stond op het punt deze wereld te verlaten en op te gaan naar Zijn Vader. Daarom maakt Hij Zijn testament op. En dit is de gezegende erfenis die Hij Zijn getrouwen nalaat: “Vrede laat Ik u. Mijn vrede geef ik u.” We kunnen erop vertrouwen dat dit testament van onze Heere Jezus Christus geldig is. Hier hebt u Zijn eigen handtekening. Het is ondertekend, verzegeld en overhandigd in aanwezigheid van de elf discipelen, die getrouwe getuigen zijn. Het is waar dat een testament niet rechtsgeldig is als de erflater nog leeft, maar Jezus Christus is eenmaal gestorven. En nu kan niemand Zijn erfenis aanvechten.
Het testament is rechtsgeldig omdat de erflater gestorven is. Het kan echter soms gebeuren dat de wensen van een erflater in een testament genegeerd worden. Als deze machteloos onder de zoden ligt, is hij niet in staat op te staan en te eisen dat zijn laatste wilsbeschikking uitgevoerd wordt. Maar onze Heere Jezus Christus, Die stierf en daardoor Zijn testament geldig maakte, stond weer op en ziet er nu op toe dat iedere bepaling ervan uitgevoerd wordt. En dit gezegende codicil, “Vrede laat Ik u. Mijn vrede geef Ik u”, is zeker voor al het met bloed gekochte nageslacht. De vrede is voor hen, moet van hen zijn, omdat Hij gestorven is en het testament rechtsgeldig heeft gemaakt. En Hij leeft om erop toe te zien dat het testament ten uitvoer gebracht wordt.
De schenking, de gezegende erfenis, die onze Heere hier achtergelaten heeft, is Zijn vrede. Dit kan opgevat worden als vrede met alle schepselen. God heeft een verbond des vredes gemaakt tussen Zijn volk en het ganse heelal. “Want met de stenen des velds zal uw verbond zijn, en het gedierte des veldszal met u bevredigd zijn.” “En wij weten, dat hen, die God liefhebben, alle dingen medewerken ten goede.” De hand Gods, die eenmaal van ons vervreemd was, en ons welzijn tegen leek te werken, heeft zich nu met ons verzoend. Het raderwerk loopt op rolletjes en schenkt ons zegeningen zo vaak het ronddraait.
De woorden van onze Heere kunnen ook verwijzen naar de vrede die er bestaat onder het volk van God jegens elkaar. Er is een vrede Gods die in onze harten heerst door Jezus Christus, waardoor we eensgezind en eendrachtig nauw verbonden zijn met ieder ander kind van God dat we op onze pelgrimsreis hier op aarde tegen kunnen komen.
Als we deze twee soorten vrede, waarvan ik geloof dat ze in de erfenis begrepen zijn, echter laten voor wat ze zijn, zullen we verder gaan nadenken over twee andere soorten vrede, die zich in onze beleving ineen vermengen en die zeker het rijkste deel van deze zegening vormen. Onze Zaligmaker doelt hier op de vrede met God en de vrede in ons eigen geweten. Er is allereerst vrede met God want Hij “heeft ons met Zichzelf verzoend door Jezus Christus”. Hij heeft de muur die ons van God scheidde weggedaan en nu is er “vrede op aarde” en “in de mensen een welbehagen”. Wanneer de zonde weggedaan is, heeft God geen oorzaak tot strijd meer tegen Zijn schepselen.
Christus heeft onze zonden weggedaan en daarom is er een werkelijke, wezenlijke vrede tussen God en onze ziel tot stand gebracht. Dit zou echter kunnen bestaan, zonder dat we dat duidelijk begrijpen en ons erin verheugen. Christus heeft ons daarom ook vrede in het geweten geschonken. De vrede met God is de overeenkomst; de vrede in het geweten is de bekendmaking ervan. De vrede met God is de fontein en de vrede in het geweten is de kristallen rivier die eruit voortkomt. Er is een vrede verordend in het hof van de hemelse Rechter en daar volgt dan noodzakelijkerwijs uit voort een vrede in het lagere hof van het menselijk recht uit voort, waar het geweten op de troon zit om ons te oordelen naar onze werken.
De erfenis van Christus nu is een tweevoudige vrede: een vrede van vriendschap, van overeenstemming, van liefde, van een eeuwigdurend verbond tussen de uitverkorenen en God. Het is vervolgens een vrede van zoete vreugde, van ongedwongen rust voor het verstand en het geweten. Als er boven geen winden waaien, dan zijn er ook geen stormen beneden. Als de hemel sereen is, dan is de aarde mstig. Het geweten weerspiegelt de genoegzaamheid van God. “Wij dan, gerechtvaardigd zijnde uit het geloof, hebben vrede bij God, door onze Heere Jezus Christus, door Wie wij nu de verzoening gekregen hebben.”
Met de hulp van God de Heilige Geest wil ik u vanmorgen deze vrede aldus voorleggen: ten eerste, haar verborgen grondslag; ten tweede, haar edele aard; ten derde, haar gezegende uitwerking; ten vierde, de verstoringen ervan en de middelen tot onderhoud; en dan zal ik afsluiten met een paar ernstige woorden ter vermaning van diegenen van u die nooit vrede met God gekend hebben en daardoor nooit ware vrede in zichzelf gehad.
1. Ten eerste dan DE VREDE DIE EEN WARE CHRISTEN MET GOD EN ZIJN GEWETEN HEEFT, KENT EEN DEGELIJKE GRONDSLAG WAAR ZE OP RUSTEN KAN.
Deze vrede is niet gebouwd op aangename verzinsels van zijn fantasie, op een bedrieglijke droom van zijn onwetendheid, maar op feiten, op stellige waarheden. Ze is op een rots gegrondvest, en hoewel de slagregens neervallen, de winden waaien en de waterstromen tegen het huis slaan, zal het niet vallen omdat zijn fundament vast is. Wanneer een mens gelooft in het bloed van Christus, is het geen wonder dat hij vrede kent, want er is voor hem alle grond om de diepste kalmte die een mensenhart kent, ten volle te genieten. Want aldus redeneert hij bij zichzelf: God heeft gezegd: “Een ieder, die gelooft, wordt in alles gerechtvaardigd”, en verder: “Die geloofd zal hebben in de Heere Jezus Christus, zal zalig worden”. Welnu, mijn geloof ligt ongeveinsd vast in het grote, plaatsvervangende offer van Christus.
Daarom ben ik nu in alles gerechtvaardigd en in Christus aangenomen als gelovige. Het noodzakelijke gevolg hiervan is dat hij een vrede in zijn gemoed kent. Als God Christus in mijn plaats gestraft heeft, zal Hij me niet opnieuw straffen. “Eenmaal gereinigd zijnde, heb ik geen geweten meer van de zonden.” Tijdens de joodse ceremoniële plechtigheden werd ieder jaar melding gemaakt van de zonden. Het lam der verzoening moest ontelbare keren geslacht worden, maar “Deze, een verzoening voor de zonden volbracht hebbende, is voor eeuwig gezeten aan de rechterhand der Majesteit in de hemelen”. Hoe, vraag ik me af, kan iemand beven die weet dat zijn zonden vergeven zijn? Het zou inderdaad vreemd zijn als zijn geloof geen heilige rust in zijn hart bracht.
Verder ontvangt een kind van God zijn vrede uit een ander gouden vat, want een besef van schuldvergeving is in zijn ziel gestort. Niet alleen gelooft hij zijn vergeving uit het testament van God, maar hij heeft ook een besef van zijn vergeving. Weet iemand van u wat dat is? Het is iets meer dan een geloven in Christus. Het is de crème van het geloof, de volle, rijpe vrucht van het geloof. Het is een verheven en bijzonder voorrecht dat God na het geloof schenkt. Als ik dat besef van vergeving nog niet ken, ben ik toch nog verplicht om te geloven, en dan, al gelovend, zal ik na enige tijd vorderen tot het ervaren van datgene waarin ik geloofd en waarop ik gehoopt heb.
De Heilige Geest stort soms in de gelovige een bewustzijn dat zijn zonden vergeven zijn. Door een verborgen macht vervult Hij de ziel met heerlijk licht. Als alle valse getuigen op aarde op zouden staan en ze die man op dat moment zouden zeggen dat God niet met hem verzoend is en dat zijn zonden on verge ven blijven, dan zou hij hem smalend kunnen uitlachen. “Omdat”, zegt hij, “de liefde Gods in mijn hart uitgestort is door de Heilige Geest”. Hij voelt dat hij met God verzoend is. Hij is van het geloof tot blijdschap gekomen en iedere vezel van zijn ziel voelt de goddelijke dauw zoals die zacht uit de hemel vloeit. Het verstand beseft het, het is verlicht. De wil merkt het, hij is onderworpen aan de wil van God. Het hart voelt het, het is ontvlamd met heilige liefde. De hoop voelt het, want ze kijkt uit naar de dag waarop de hele mens gelijk zal worden aan zijn Verbondshoofd, Jezus Christus.
Iedere bloem in de tuin van het mensdom voelt de zachte zuidenwind van de Geest, als die erop blaast en de zoete specerijen hun geur laat verspreiden. Is het dan een wonder dat een mens vrede met God heeft wanneer de Heilige Geest een koninklijke bewoner van het hart wordt, met heel Zijn schitterende gevolg van zegeningen? Och arme, beproefde ziel, wat een vrede en onuitsprekelijke vreugde zouden er in uw ziel heersen als u maar in Christus geloofde? “Ja”, zegt u, “maar ik wil dat God aan mij laat zien dat mijn zonden vergeven zijn.” Arme ziel, Hij zal dat niet meteen doen. Hij draagt u op om eerst in Christus te geloven en daarna zal Hij u de vergeving van uw zonden tonen. Het is door het geloof dat we behouden worden, niet door genietingen. Maar wanneer ik in Christus geloof en Zijn Woord serieus neem, zelfs als mijn gevoelens mijn geloof schijnen tegen te spreken, dan zal Hij, als een genadige vergelding, mijn geloof erkennen door mij datgene laten ervaren waarvan ik eenmaal geloofde dat ik dat nooit zou kennen.
Een gelovige kent in goede dagen ook zulk een innige verbondenheid met de Heere Jezus Christus dat hij niet anders dan vrede kan ervaren. O, het zijn liefdevolle woorden die Christus in de oren van Zijn kinderen fluistert en het zijn liefdesbezoeken die Hij aflegt, die een mens niet voor mogelijk zou houden, zelfs al zou het hem verteld worden. U moet voor uzelf zien wat het wil zeggen om gemeenschap met de Vader en met Zijn Zoon, Jezus Christus, te hebben. Christus openbaart Zich aan ons zoals Hij dat niet aan de wereld doet. Alle sombere en angstaanjagende gedachten worden uitgebannen.
“Mijn Liefste is mijn, en ik ben Zijn.” Dit is het enige, alles in beslag nemende gevoel van de geest. En dan is het geen wonder dat de gelovige de vrede kent wanneer Christus zo in zijn hart woont en daar zonder mededinger heerst, zodat hij niemand kent dan Jezus alleen. Het zou een wonder boven wonder zijn als we dan geen vrede zouden kennen. Het vreemdste in de beleving van een christen is als onze vrede niet meer bestendigd wordt. De enige verklaring voor zo’n tegenslag is dat onze omgang verstoord is, dat onze gemeenschap verbroken is, anders zou onze vrede geweest zijn als een rivier en onze gerechtigheid als de golven der zee.
Die achtbare man Gods, Joseph Irons, die enige tijd geleden tot onze Vader in de hemel is opgegaan, zei: “Geen wonder dat een christen vrede kent als hij de eigendomsakte van de hemel in zijn hart draagt!” Dit is een ander stevig fundament van vertrouwen. We weten dat de hemel een toebereide plaats is voor toebereide mensen. En een christen kan soms met de apostel uitroepen: “Dank aan de Vader, Die ons bekwaam gemaakt heeft, om deel te hebben in de erve der heiligen in het licht.” Beseffend dat God hem de bekwaamheid gegeven heeft, ontdekt hij dat deze toebereiding een waarborg is voor de hoop dat hij de woningen van de verheerlijkten zal binnengaan.
Hij kan zijn ogen ten hemel slaan en zeggen: “Gindse stralende wereld is mijn, mijn onvervreemdbaar erfgoed. Het leven houdt me er nu van af, maar de dood zal me er brengen. Mijn zonden kunnen het in de hemel opgestelde contract niet ongedaan maken, de hemel is mijn. De satan zelf kan me de toegang ertoe niet ontzeggen. Ik moet, ik zal zijn waar Jezus is, want naar Hem verlangt mijn hart en met Hem is mijn ziel verenigd.” O geliefden, het is geen wonder dat, als alles van binnen gezegend en alles boven kalm is, gerechtvaardigde mensen in bezit zijn van “de vrede Gods, die alle verstand te boven gaat”.
U zult misschien zeggen dat een christen ook problemen kent, net als andere mensen: verliezen in de handel, sterfgevallen in de familie, ziekte naar het lichaam. Jazeker, maar hij heeft een andere grondslag voor zijn vrede: een verzekering van de loyaliteit en de ver- bondstrouw van zijn God en Vader. Hij gelooft dat God een getrouw God is, dat Hij niet zal verwerpen wie Hij liefheeft. Al de duistere wederwaardigheden zijn voor hem slechts verhulde zegeningen. Als zijn beker bitter is, gelooft hij dat die vermengd is met liefde. En het moet allemaal goed aflopen, want God staat in voor het uiteindelijke resultaat.
Daarom, in slechte tijden, in goede tijden, in alle omstandigheden, schuilt zijn ziel onder de vleugels van de trouw en de macht van zijn Verbondsgod. De gerechtvaardigde geest schikt zich zo in de wil van zijn Vader dat hij niet zal murmureren. Voor hem maakt het niet uit of de liefde leven of dood, voor- of tegenspoed beschikt. Hij is tevreden met wat zijn Vader hem doet toekomen, in de wetenschap dat zijn Vader hem beter begrijpt dan hijzelf. Hij geeft het roer van het schip over in de hand van een genadig God. En hijzelf kan rustig in de hut in slaap vallen. Hij gelooft dat zijn Kapitein macht heeft over winden en golven. En als hij zijn schip soms in de storm heen en weer voelt slingeren, roept hij het met Herbert uit:
“Though winds and waves assault my keel,
He doth preserve it; he doth steer,
Even when the hark seems most to reel.
Storms are the triumph of his art;
Sure he may hide his face, but not his heart.”
Geen wonder dat hij zo vrede heeft, wanneer hij dit gevoelt en weet dat Hij, Die een goed werk begonnen is, zowel de wil als de macht heeft het te voleindigen, tot op de dag van Christus.
II. Na kort de verborgen grondslag van de vrede van een christen onthuld te hebben, staan we na enige momenten stil bij HAAR EDELE AARD.
De vrede van andere mensen is minderwaardig en onecht. Hun vrede wordt geboren op de pleisterplaats van de zonde. Hoogmoed en onwetendheid zijn de ouders. Die man weet niet wie hij is en daarom denkt hij dat hij belangrijk is – terwijl hij niets voorstelt. Hij zegt: “Ik ben rijk en verrijkt geworden”, terwijl hij naakt is, en arm en ellendig is. Gans anders is de geboorte van de vrede van een christen. Die wordt uit de Geest geboren. Het is een vrede die God de Vader geeft, want Hij is de God van alle vrede. Het is een vrede die Jezus Christus gekocht heeft, want Hij heeft vrede gemaakt met Zijn bloed, en Hij is onze vrede. Het is een vrede die de Heilige Geest werkt, als haar schepper en grondlegger in de ziel.
Onze vrede is dus Gods eigen kind en haar aard is als God. Zijn Geest is haar Vader en ze lijkt ook op haar Vader. Het is “Mijn vrede”, zegt Christus! Niet de vrede van een mens, maar de rustige, kalme, diepe vrede van de eeuwige Zoon van God. Och, hadden we dit ene maar in ons hart, deze hemelse vrede, dan zou een christen glorierijk zijn. Zelfs de koningen en groten der aarde stellen niets voor vergeleken met een christen. Want deze draagt een edelsteen in zijn hart die nergens ter wereld te koop is, een juweel, gevormd van eeuwigheid en door soevereine genade bepaald om de hoogste gave te zijn, de rechtmatige, koninklijke erfenis van de uitverkorenen Gods.
Deze vrede dan is goddelijk van oorsprong. En ze is ook goddelijk in haar voeding. Het is een vrede die de wereld niet kan geven; die kan niet kan bijdragen aan haar onderhoud. De lekkerste hapjes waar de zinnen naar uitgaan, zouden bitter smaken in de mond van deze zoete vrede. U kunt uw fijnste koren meebrengen, uw zoete wijn en uw vloeiende olie, uw lekkernijen brengen ons niet in verleiding, want deze vrede voedt zich met engelenvoedsel en ze kan niet genieten van wat de aarde voortbrengt. Als u een christen tien maal zoveel rijkdommen zou geven dan hij heeft, dan zou u hem niet tien maal zoveel vrede bezorgen. U zou hem met eer kunnen verhogen of hem met gezondheid sterken. Echter, noch zijn eer noch zijn gezondheid zou aan zijn vrede bijdragen, want die vrede vloeit uit een goddelijke bron. En er komen geen zijrivieren uit de heuvels der aarde om die goddelijke stroom te voeden: de rivier vloeit uit de troon van God en wordt alleen door God onderhouden.
Zo is het een vrede die uit God geboren is en door God onderhouden wordt. En ik zal opnieuw opmerken dat het een vrede is die boven de uiterlijke omstandigheden bestaat. De wereld heeft alles gedaan om aan de vrede van een christen een eind te maken, maar is er nooit in geslaagd. Ik herinner me dat ik in mijn kinderjaren eens een oude man iets in het gebed heb horen zeggen, wat me altijd bijgebleven is: “O Heere, geef aan uw dienstknechten die vrede die de wereld niet kan geven noch wegnemen kan.” Och, een heel leger vijanden kan haar niet wegnemen.
Armoede kan haar niet ongedaan maken; een christen kan in zijn lompen toch vrede met God hebben. Ziekte kan haar niet verstoren; op zijn bed is de heilige opgewekt temidden van de koortsen. Vervolging kan haar niet verwoesten, want vervolging kan een gelovige niet scheiden van Christus; en als hij één met Christus is, is zijn ziel vol vrede. “Leg uw hand hier”, zei een martelaar tegen zijn beul toen hij naar de brandstapel geleid werd. “Leg uw hand hier. Leg daarna uw hand op uw eigen hart en voel dan welk het hardst klopt en welk het meest verward is.” Vreemd genoeg was de beul vervuld met ontzag, toen hij merkte dat de christen zo kalm was alsof hij op weg was naar een bruiloftsfeest, terwijl hijzelf één en al onrust was omdat hij zo’n vreselijke daad moest uitvoeren.
Ach wereld, we dagen u uit om ons van onze vrede te beroven. We hebben haar niet van u ontvangen en u kunt haar ons niet ontrukken. Ze is als een merkteken op onze arm; ze is zo krachtig als de dood en zo onoverwinnelijk als het graf. Uw rivier, o Jordaan, kan haar niet overspoelen, hoe duister en diep uw diepten ook zijn; temidden van uw geweldige baren is onze ziel vol vertrouwen en rust op Hem Die ons liefhad en Zich voor ons overgaf.
Regelmatig heb ik moeten constateren dat christenen, die zich in de meest ongunstige omstandigheden weten, als regel betere christenen zijn dan zij die op goede posities geplaatst zijn. Midden in een zeer grote gemeente met mensen uit alle rangen en standen – met de situatie van de meesten van hen ben ik behoorlijk op de hoogte – heb ik opgemerkt dat vrouwen die uit gezinnen komen met goddeloze mannen en moeilijke kinderen, dat jonge mensen die uit werkplaatsen komen waar ze tegengewerkt en uitgelachen worden, dat mensen die in diepe armoede leven, in de heggen en steggen van onze stad, de helderste edelstenen zijn in de kroon van de gemeente. Het lijkt wel alsof God de natuur wil overtreffen, niet alleen hysop aan de muur wil laten groeien maar ook ceder erbij. Hij vindt de mooiste parels in het donkerste water en haalt Zijn kostbaarste juwelen uit de vuilste mesthopen.
“Wonders of grace to God belong,
Repeat His mercies in your song.”
En dit heb ik ook ontdekt dat des te zorgelijker een christen vaak is, des te zuiverder zijn vrede, en des te heviger zijn kwelling, des te stiller, kalmer en dieper is de vrede die in zijn hart heerst. Zo gaat het dan om een vrede die uit God geboren is, door God onderhouden wordt en één die in feite boven de invloed van deze ronddraaiende wereld staat.
Verder moet ik kort opmerken over de aard van deze vrede, dat ze diep en echt is. “De vrede Gods”, zegt de apostel, “die alle verstand te boven gaat.” Deze vrede vult niet alleen alle zintuigen tot de rand, tot iedere kracht met vreugde verzadigd is, maar ook het verstand, dat de hele wereld kan omvatten en veel dingen kan begrijpen die niet binnen gezichtsbereik liggen. Zelfs het verstand kan de lengte en de breedte van deze vrede niet beseffen. En het verstand zal niet alleen tekort schieten om haar te begrijpen, maar alle verstand wordt ook overtroffen. Wanneer ons inzicht zich tot het uiterste ingespannen heeft, kan het de hoogten en diepten van deze diepe vrede nog niet peilen.
Hebt u zich ooit voorgesteld hoe de stilte van de spelonken in de diepte der zee moet zijn, duizend vademen onder het oppervlak van de wateren, waar de beenderen van de zeelieden ongestoord rusten, waar parels en koralen ontstaan die het licht nooit zien, waar het zoekgeraakte goud en zilver van de kooplui op de zanderige bodem verspreid ligt – beneden in de steenrotsen en de stille paleizen der duisternis, waar de golven niet slaan en de opdringerige voeten van de duikers nooit gelopen hebben? Zo volkomen, zo kalm is de vrede Gods, de vreedzame rust van de gelovige.
Of sla uw ogen op naar de sterren. Hebt u nooit eens gedroomd over de stilte van die geruisloze hemellichamen? Laten we uitstijgen boven de wereld van geluid en lawaai, laten we de geruisloze heerbaan van de stille hemellichamen bewandelen. De donderslagen liggen ver onder ons, het verwarde rumoer van de massa schendt de gewijdheid van deze wonderlijke stilte niet. Kijk hoe de sterren op hun gouden banken slapen, of slechts hun heldere ogen openen om over dat rustige hemelruim de wacht te houden en de statige grenzen van het vrederijk te bewaken. Dit is de vrede en kalmte die in het hart van een christen heerst. “Een zoete kalmte” noemt iemand het. “Volkomen vrede” zegt een ander. Weer een ander noemt het “grote vrede”. “Die Uw wet beminnen, hebben grote vrede, en zij hebben geen aanstoot.”
Vorig jaar – ik zal u nu een hartsgeheim vertellen – had ik één tekst die zich meerdere malen per dag aan mijn gedachten opdrong. Ik droomde ervan in mijn slaap; als ik wakker werd, ging die met me mee. Hij werd waargemaakt en ik verheugde me erin: “Zijn ziel zal vernachten in het goede.” Dit is nu mijn belofte. Zo’n rust bestaat echt, die zeer wel samenhangt met moeite, met kwelling voor het hart van een mens, met een ernstig verlangen naar grotere verworvenheden in een godzalig leven. Zo’n rust bestaat echt, die niet verkregen kan worden door allerlei luxe apparaten, door allerlei uitbreiding van het vermogen. Zo’n rust bestaat echt, een rust waarin geen golf van moeite over het vredige hart rolt, maar waar alles kalmte is, alles zuiverheid, alles vreugde en liefde. Mogen wij voor altijd in die rustige stemming blijven en nooit onze greep op deze vrede verliezen.
Voor het geval dat iemand van u niet begrijpt wat ik gezegd heb, zal ik het kort nog een keer met een voorbeeld duidelijk maken. Ziet u die man? Hij is voor een onbarmhartig gerecht gesteld en ter dood veroordeeld. Het moment komt dichterbij: hij wordt naar de gevangenis gebracht en daar neergezet met twee soldaten om hem te bewaken. Hij gaat liggen, maar in wat voor een ongemakkelijke houding! Geketend tussen twee soldaten! Hij valt in slaap – niet de slaap van een schuldige misdadiger, wiens besef van angst zijn oogleden zwaar maakt, maar een kalme slaap, door God gegeven, die eindigt in een visioen van engelen door wie hij bevrijd wordt. Petrus slaapt, terwijl de doodstraf boven zijn hoofd hangt en het zwaard gereed ligt om zijn hart te doorsteken.
Ziet u een ander tafereel? Daarginds zijn Paulus en Silas. Ze hebben gepreekt en daarom zijn hun voeten in het blok gesloten. Ze zullen de volgende morgen sterven. Niettemin zingen zij midden in de nacht Gode lofzangen en de gevangenen horen naar hen. Je zou gedacht hebben dat ze in zo’n weerzinwekkende kerker de hele nacht gekreund en gejammerd zouden hebben of dat ze op z’n best geslapen zouden hebben. Maar nee, zij zongen Gode lofzangen en de gevangen hoorden naar hen. Daar hebt u vrede – de kalmte, de rust van een erfgenaam van de hemel.
Ik had u ook een ander beeld kunnen tonen, van onze oude non- conformisten in de dagen van de vervolging door koningin Elisabeth.Ze wierp onder andere twee van onze voorouders, Greenwood en Barrow, in de gevangenis. Ze werden in die walgelijke, stinkende kerker, de Clink Prison, opgesloten in één grote ruimte met maniakken, moordenaars, criminelen, en dergelijke, en gedwongen om naar hun afschuwelijke gesprekken te luisteren. Op zekere dag kwam er een bevelschrift dat ze moesten sterven. De twee mannen werden naar buiten geleid en aan een kar vastgebonden. Ze stonden op het punt de dood onder ogen te zien. Ze waren echter nauwelijks buiten de poort of er kwam een boodschapper aanrijden. De koningin had gratie verleend. Ze werden teruggebracht. Kalm en rustig keerden ze terug naar de gevangenis. De volgende dag werden ze naar Newgategebracht en net zo onverwacht kwam er nu een tweede boodschapper om te zeggen dat ze naar Tyburn gebracht moesten worden om daar te sterven.
Ze werden opnieuw aan de kar vastgebonden. Ze bestegen het schavot en het touw werd om hun nek gelegd. Ze mochten in die positie de toegestroomde menigte toespreken en getuigenis geven van de vrijheid van de kerk van Christus en van het recht op een eigen mening onder mensen. Ze beëindigden hun toespraak en voor de tweede maal verleende die waardeloze koningin hun gratie. Ze werden opnieuw naar de kerker gebracht. Daar lagen ze weer in Newgate. Het duurde slechts enige dagen en toen werden ze voor de derde keer naar buiten gebracht. Deze keer werden ze echt opgehangen. Ze gingen iedere keer echter zo opgewekt naar het schavot alsof ze naar bed gingen en leken zo blij alsof ze een kroon zouden krijgen in plaats van een strop. Zulke voorbeelden hebben alle christelijke kerken. Waar er ook maar een ware christen is geweest, heeft de wereld alles geprobeerd om zijn vrede te doven. Maar dit is een vrede die nooit geblust kan worden. Ze zal blijven voortleven, met een strop om de nek, met een hete tang die het vlees wegbrandt, met een zwaard tussen de ribben. Ze zal voortleven totdat deze paradijsvogels, opstijgend uit de brandende struik van de aarde, hun blinkende verenkleed in het midden van de tuin van het paradijs zullen dragen.
III. Nu ik u op dit punt langer heb opgehouden dan ik vooraf had gedacht, haast ik me naar mijn derde punt: DE UITWERKING VAN DEZE GODDELIJKE VREDE.
De gezegende uitwerking van deze vrede is, allereerst, vreugde. U zult opmerken dat de woorden “vreugde” en “vrede” constant bij elkaar gezet worden. Want vreugde zonder vrede zou een ongewijde en ongepaste vreugde zijn: het geknetter van doorns onder een pot, oppervlakkig, slechts vlammen van vreugde, maar niet de rode, gloeiende kolen van gelukzaligheid. De vrede Gods geeft een christen vreugde, en wat een vreugde! Hebt u ooit het eerste straaltje blijdschap in de ogen van een boeteling zien komen? Het is mij ten deel gevallen om met vele overtuigde zondaren te spreken, getuige te zijn van de diepe kwelling van hun geest. En ik kon diep met die arme schepselen meevoelen in hun verdriet over de zonde. Ik heb gebeden en tot geloof aangespoord. En ik heb die flits van blijdschap gezien toen uiteindelijk het hoge woord eruit kwam: “Ik geloof in de Heere Jezus Christus met heel mijn hart.” O, die blik van blijdschap! Het was alsof de poorten van de hemel een ogenblik geopend werden en één of andere flits van heerlijkheid op de ogen had geschenen en vandaar weerkaatst.
Ik moet denken aan mijn eigen vreugde toen ik voor het eerst vrede met God vond. Ik had de hele weg naar huis wel kunnen dansen. Ik kon goed begrijpen wat John Bunyan zei toen hij beweerde dat hij de koeien op het omgeploegde land er alles over wilde vertellen. Hij kon zich niet langer inhouden. Hij voelde dat hij er iemand over moest vertellen. O, wat was er die dag een vreugde in het gezin, toen allen hoorden dat de oudste zoon een Zaligmaker gevonden had en wist dat zijn zonden vergeven waren – een gelukzaligheid waarmee vergeleken alle aardse blijdschap ijdelheid is. Als een vervalste munt tot een echte, zo staat onechte aardse blijdschap tot de echte vreugde die uit de vrede met God voortkomt. Jongeman, jonge vrouw, als u die zaligheid zou willen die u nog nooit gekend hebt, dan moet u met God verzoend worden door het bloed van Christus. Pas dan kent u echte blijdschap en blijvende vreugde.
De eerste uitwerking van deze vrede is dus vreugde. Daarop volgt een andere: liefde. Wie vrede met God heeft door het bloed van Christus is genoopt Hem lief te hebben, Die voor hem gestorven is. “Dierbare Jezus”, roept hij uit, “help me om U te dienen! Neem mij zoals ik ben en maak mij geschikt. Gebruik me voor Uw zaak. Zend me naar het verst gelegen deel van deze aarde, als U dat wilt, om zondaren de weg ter zaligheid te verkondigen. Ik zal blijmoedig gaan, want mijn vredesvlam wakkert de liefdesvlam aan dat alles wat ik ben en alles wat ik heb, voor eeuwig voor U zal zijn.”
Vervolgens komt er een vurig verlangen naar heiligheid. Wie vrede met God heeft, heeft geen lust tot zonde, want hij is bang om die vrede kwijt te raken. Hij is als iemand die uit een brandend huis gevlucht is. Daarna is hij bang voor iedere kaars, voor het geval dat hij opnieuw in een soortgelijk gevaar belanden zal. Hij wandelt ootmoedig met zijn God. Door genade aangespoord, leidt deze zoete vrucht van de Geest, de vrede, hem in zijn streven om alle geboden van God te houden en zijn Heere te dienen met geheel zijn kracht.
Verder zal deze vrede ons helpen om smart te dragen. Paulus vergelijkt haar met een schoen, als hij zegt: “Uw voeten geschoeid hebbende met bereidheid van het Evangelie des vredes.” Ze stelt ons in staat op de scherpste stenen van verdriet te treden, ja zelfs op adders en slangen. Ze schenkt ons kracht om over de doornstruiken van deze wereld te wandelen zonder onze voeten te bezeren. We lopen door het vuur en branden ons niet. Deze goddelijke schoen des vredes laat ons wandelen zonder moe te worden en lopen zonder mat te worden. Ik vermag alle dingen wanneer mijn ziel vrede heeft met God. Er zijn geen zware pijnen die mijn ziel leed berokkenen, geen verschrikkingen die mijn wangen doen verbleken, geen wonden die me tot beschamende vrees zullen aanzetten, wanneer mijn geest vrede met God heeft. Ze maakt van een mens een reus, doet een dwerg toenemen tot de lengte van een Goliath. Hij wordt de sterkste van de sterken. En terwijl de zwakke mens over deze kleine aarde kruipt, in het stof gebukt, stapt hij erover als een kolos. God heeft hem groot en sterk gemaakt, omdat Hij zijn ziel met vrede en met overvloeiende vreugde vervuld heeft.
Nog meer zou ik u kunnen vertellen van de gezegende uitwerking van deze vrede, maar ik zal voldaan zijn nadat ik eenvoudigweg vermeld heb dat deze vrede vrijmoedigheid voor de troon en toegang tot het verzoendeksel van de Vader schenkt. We weten dat we verzoend zijn en daardoor staan we niet langer op afstand, maar naderen we tot Hem, ja zelfs tot Zijn voeten. We leggen onze behoeften voor Hem neer en bepleiten onze zaak, overtuigd van een goede afloop, omdat er geen vijandschap in het hart van onze Vader jegens ons is, noch in ons hart jegens Hem. We zijn één met God en Hij is één met ons, door Jezus Christus, onze Heere.
IV. En nu heb ik een praktische taak uit te voeren en hiermee zal ik afsluiten, nadat ik enkele woorden gericht zal hebben tot hen die niets van deze vrede weten. De praktische opmerkingen die ik moet maken, betreffen het punt van DE VERSTORINGEN VAN DEZE VREDE.
Alle christenen hebben recht op volmaakte vrede, maar ze bezitten die niet allemaal. Er zijn momenten waarop sombere twijfels de overhand hebben en we bang zijn om te zeggen dat God voor ons is. We verliezen ons besef van vergeving en we tasten op klaarlichte dag rond als in het duister. Hoe komt dat? Ik denk dat deze verstoringen te wijten zijn aan een van de vier volgende oorzaken.
Soms zijn ze te wijten aan de felle verzoekingen van de duivel. Er zijn perioden waarin de satan de kinderen van God met uitzonderlijke wreedheid bestormt. Het is niet te verwachten dat zij volmaakte vrede kunnen bewaren als ze met Apollyon aan het vechten zijn. Toen de arme Christen aan zijn hoofd, zijn handen en voeten gewond raakte, was het geen wonder dat hij ontzettend kermde. En, zoals Bunyan zegt: ‘Ik zag hem de hele tijd niet één keer vriendelijk kijken, totdat hij merkte dat hij Apollyon met zijn tweesnijdend scherpe zwaard had verwond. Toen glimlachte hij en keek omhoog. Toch was het het vreselijkste gevecht dat ik ooit gezien had.” Let wel, er bestaat niet zoiets als een verstoring van de realiteit van de vrede tussen God en de ziel. God heeft immers altijd vrede met hen die door Christus met Hem verzoend zijn. Er is alleen een verstoring van de genieting van die vrede en die wordt vaak teweeggebracht door het gebrul van die grote hellehond. Hij komt uit alle macht tegen ons op, met zijn bek open om ons snel door te slikken. En als het niet aan Gods genade lag, zou hij het nog doen ook. Het is dus geen wonder dat onze vrede soms aangetast wordt als de satan zo fel is in zijn verzoekingen.
Op een ander moment kan een gebrek aan vrede ontstaan uit onwetendheid. Het verbaast me niets dat iemand die bijvoorbeeld de Arminiaanse leer aanhangt, weinig vrede kent. Er is niets in die leer wat hem vrede kan schenken. Het is bot zonder merg. Het is een godsdienst die op mij overkomt als koud, krachteloos, zonder merg, zonder vrucht – bitter en niet zoet. Er zit niets anders in dan de gesel van de wet. Er zijn geen grootse zekerheden, er is geen heerlijke realiteit van verbondsliefde, van onderscheidende genade, van Gods trouw en borgtochtelijke verbintenis. Ik zal nooit discussiëren met iemand die kan leven van zulke stenen en schorpioenen als voorwaardelijke verkiezing, toevallige verlossing, twijfelachtige volharding en vruchteloze wedergeboorte. Er zijn er misschien enkelen die, naar ik aanneem, op dit droge vlees kunnen teren. Als zij ervan kunnen leven, houden zo! Toch geloof ik dat veel van onze twijfels en angsten ontstaan uit leerstellige onwetendheid. U hebt misschien geen heldere kijk op het verbond tussen de Vader en Zijn glorierijke Zoon, Jezus Christus. U weet niet hoe u het woord “genade” moet spellen, zonder het woord “wet” ermee te verwarren. Misschien hebt u niet ten volle geleerd om bij alles van uzelf af te zien en naar Christus op te zien. U weet niet wat het verschil is tussen heiligmaking en rechtvaardigmaking. Veel gelovigen zijn niet zover gekomen om te kunnen onderscheiden tussen het werk van de Geest en het werk van de Zoon. En is het geen wonder dat u dan, als u onwetend bent, soms vrede mist? Leer meer uit dat kostbare Boek en uw vrede zal bestendiger zijn.
Verder wordt deze vrede gewoonlijk ontsierd door de zonde. God verbergt Zijn aangezicht achter de stofwolken die Zijn eigen kudde maakt als die over de wegen van deze wereld reist. We zondigen en daarna betreuren we dat. God heeft Zijn kind nog steeds lief, ook al zondigt het. Maar dat wil Hij het kind niet laten weten. De naam van dat kind staat in het familiestamboek. Maar de Vader sluit het boek en laat het hen nooit lezen voordat hij opnieuw oprecht berouw heeft en weer tot Jezus Christus terugkeert. Als u vrede wilt en toch nog in de zonde leeft, let dan hierop: dan bent u onbekeerd. Als u in ongerechtigheid kunt leven en toch vrede in uw geweten hebt, is uw geweten verhard en doods. Maar een christen begint pijn te lijden als hij zondigt. Niet lang nadat hij gevallen is, voelt hij de roede van de Vader op zijn rug en begint hij te roepen:
“Where is the blessedness
I knew When first I saw the Lord?
Where is the soul-refreshing view
Of Jesus and His Word?”
En verder kan onze vrede ook door ongeloof verstoord worden. Dit is zeker het scherpste mes van de vier en zal heel gemakkelijk de gouden draad van onze genietingen doorsnijden.
En nu, als u onafgebroken vrede zou willen houden, luister dan vanmorgen naar dit advies van Gods dienaar, hoewel hij jong van jaren is. Luister naar dit advies, waarvoor hij kan instaan omdat het Schriftuurlijk is. Als u uw vrede bestendig en onafgebroken wilt houden, zie dan altijd op het offer van Christus. Laat uw oog zich niet richten op iets anders dan Jezus. Als u berouw hebt, geliefden, houd uw oog dan steeds op het kruis. Als u zwoegt, zwoeg dan in de kracht van de Gekruisigde. Alles wat u doet, of het nu zelfonderzoek is, vasten, meditatie of gebed, doe dat aan de voet van het kruis van Jezus. Of anderszins, leef zoals u wilt en uw vrede zal een droeve zaak zijn. U zult vol onrust en vol zware zorgen zijn. Leef dichtbij het kruis en uw vrede zal bestendig zijn.
Een ander advies. Wandel ootmoedig met uw God. Vrede is een juweel. God doet het u aan de vinger. Wees er trots op, anders zal Hij het weer afdoen. Vrede is een deftig gewaad. Wees rijk met uw kledingstuk, anders zal God het van u wegnemen. Denk aan het gat van de kuil waaruit u opgegraven bent en de natuurgroeve waaruit u gehouwen bent. En wanneer u de schitterende kroon des vredes op uw hoofd hebt, denk dan aan uw zwarte voeten. Ja zelfs wanneer u die kroon hebt, bedek hem en uw gezicht dan met die twee vleugels, het bloed en de gerechtigheid van Jezus Christus. Op deze wijze zal uw vrede bewaard worden.
En wandel met vrijmoedigheid. Vermijd iedere schijn van het kwade. “Wordt deze wereld niet gelijkvormig.” Kom op voor de waarheid en oprechtheid. Sta niet toe dat de woorden van mensen uw oordeel beïnvloeden. Zoek de Heilige Geest, opdat u als Christus mag leven en dichtbij Christus mag leven. En uw vrede zal niet verstoord worden.
Wat u betreft die nog nooit vrede met God hebt gekend, ik kan maar één gevoel jegens u koesteren, namelijk dat van medelijden. Arme stakkers! Arme stakkers! Arme stakkers! Dat u nooit de vrede hebt gekend die Jezus Christus aan Zijn volk schenkt. En mijn medelijden is des te noodzakelijker, omdat u geen medelijden met uzelf hebt. Och mensen, de dag komt waarop God, voor Wie u nu een vijand bent, u straks zal aankijken. U moet Hem wel zien: Hij is dan “een verterend vuur”. U moet in die vurige oven kijken, wegzinken en sterven. Sterven, zei ik dat? Het is nog erger. U zult in die poel des verderfs geworpen worden, waar sterven een weldaad is die nooit vergund kan worden. Och, moge God u vrede schenken door Zijn Zoon! Als u nu overtuigd van zonde bent, dan is dit mijn vermaning: “Geloof in de Heere Jezus Christus.” Net zoals u bent, wordt u bevolen uw vertrouwen op Hem te stellen Die aan het kruis stierf. En als u dat doet, dan zullen al uw zonden nu vergeven worden en zult u vrede met God hebben. En weldra zult u het ook in uw eigen geweten ervaren en u erover verheugen. O, zoek deze vrede toch en jaag ernaar. En bovendien, zoek de Vredevorst, Christus Jezus, en u zult zalig worden. God zegene u, om Jezus’ wil.
Amen.