De vrede Gods, die alle verstand te boven gaat, zal uw harten en uw zinnen bewaren in Christus Jezus. Filippenzen 4:7
Als we een aansporing voor Gods volk in één deel van de Heilige Schrift vinden, valt het op dat steevast precies diezelfde zaak waartoe ze aangespoord worden, hen in een ander deel van dezelfde Heilige Schrift gegarandeerd en geschonken wordt. Vanmorgen was mijn tekst: “Behoed uw hart boven al wat te bewaren is, want daaruit zijn de uitgangen des levens.” En vanavond hebben we de belofte waarop we moeten vertrouwen als we de aansporing willen uitvoeren: “De vrede Gods, die alle verstand te boven gaat, zal uw harten en uw zinnen bewaren in Christus Jezus.”
Vanavond zullen we een beeld gebruiken dat duidelijk verschilt van het reservoir van vanmorgen. We zullen nu het beeld gebruiken van een vesting die bewaard moet worden. En de belofte zegt ons dat ze bewaard wordt – bewaard door “de vrede Gods, die alle verstand te boven gaat in Christus Jezus”.
Aangezien het hart het belangrijkste orgaan van een mens is – want daaruit zijn de uitgangen des levens kunnen we gerust aannemen dat de satan, als hij van plan is het mensdom kwaad te berokkenen, zijn sterkste en onafgebroken aanvallen zeker op het hart zal richten. Wat we met ons verstand vermoed hebben, wordt zeker zo ervaren. Want hoewel de satan zal proberen om ons op allerlei manieren te verleiden en te beproeven, hoewel iedere poort van de stad Mensenziel misschien bestormd wordt, hoewel hij tegen ieder deel van haar muren zijn grote kanonnen gaat inzetten, is de plaats waartegen hij zijn dodelijkste kwaad en zijn meest onstuimige kracht richt, het hart. In het hart, dat van nature al kwaad genoeg is, stort hij het zaad van alle goddeloze zaken en doet hij zijn uiterste best om het een nest van onreine vogels te maken, een tuin van giftige bomen, een rivier met verontreinigd water.
Hierin ligt de tweede noodzaak dat we dubbel zo voorzichtig moeten zijn om ons hart boven al wat te bewaren is te behoeden. Want als dit aan de ene kant het belangrijkste is en aan de andere kant de satan, die dat weet, zijn meest onstuimige en vastberaden aanvallen ertegen inzet, dan komt de aansporing met dubbele kracht: “Behoed uw hart boven al wat te bewaren is”. En de belofte wordt juist vanwege dat dubbele gevaar ook dubbel zo zoet – de belofte die luidt: “De vrede Gods, die alle verstand te boven gaat, zal uw harten en uw zinnen bewaren in Christus Jezus.”
We zullen allereerst bezien wat het hart en de zin bewaart. Ten tweede zullen we opmerken hoe we dat kunnen verkrijgen– want we moeten deze belofte zien in verband met bepaalde voorschriften die eraan vooraf gaan. En daarna, als we dit gedaan hebben, zullen we proberen aan te tonen hoe het mogelijk is dat de vrede Gods de zinnen echt bewaart voor de aanvallen van de satan, of ze bevrijdt van die aanvallen als die ingezet worden.
1. Als eerste dan, geliefden, de bewaring die God in deze belofte aan de heiligen verleent, is “DE VREDE GODS, DIE ALLE VERSTAND TE BOVEN GAAT” om ons in Jezus Christus te bewaren. Het wordt een vrede genoemd en we moeten dit op een tweeledige manier verstaan.
Er is een vrede Gods die bestaat tussen het kind van God en God als zijn Rechter, een vrede waarvan men echt kan zeggen dat ze alle verstand te boven gaat. Jezus Christus heeft zo’n algenoegzame voldoening van alle eisen van het gekwetste recht aangeboden dat God nu in Zijn kinderen geen gebrek vindt. “Hij ziet geen overtreding in Jakob, en geen zonden in Israël.” En Hij is ook niet vertoornd op hen vanwege hun zonden – een ongeschonden en onuitsprekelijke vrede, tot stand gebracht door de verzoening die Christus ter wille van hen gedaan heeft.
Hieruit vloeit een vrede voort die in het geweten ervaren wordt, en dit is het tweede deel van deze vrede Gods. Want als het geweten merkt dat God voldoening geschonken heeft is en Hij niet langer ermee in staat van oorlog is, dan wordt het ook voldaan over de mens. En het geweten, dat eerst een grote verstoorder van de vrede van het hart was, spreekt het nu vrij. Het hart slaapt in de armen van het geweten en vindt daar een vredige rustplaats.
Tegen een kind van God brengt het geweten geen beschuldiging in, of als het wel een beschuldiging inbrengt, is het echter mild – een vriendelijke terechtwijzing door een liefdevolle vriend, die laat doorschemeren dat we fout zijn geweest en dat we maar beter konden veranderen, maar die niet daarna in onze oren de dreiging van straf buldert. Het geweten weet heel goed dat er vrede is tussen de ziel en God, en het geeft daarom aan dat er niets anders is dan vreugde en vrede waar een gelovige naar uit kan zien.
Begrijpen wij iets van deze tweeledige vrede? Laten we hier eens even stilstaan en onszelf een vraag over dit leerstellige deel van de zaak stellen, een vraag naar de ondervinding van ons eigen hart: “Kom, mijn ziel, hebt u vrede met God? Hebt u uw schuldvergeving getekend en verzegeld zien worden met het bloed van de Heiland? Kom, mijn hart, geef antwoord. Hebt u uw zonden op het hoofd van Christus geworpen? Hebt u gezien dat ze alle weggewassen zijn door de karmozijnen stromen bloed?
Ervaart u nu die duurzame vrede tussen uzelf en God zodat God, wat er ook gebeurt, niet op u verbolgen zal zijn, u niet zal veroordelen, u niet in Zijn gramschap zal verteren, u niet zal verbrijzelen in de hitte van Zijn toorn? Als dat zo is, mijn hart, dan hoeft u nauwelijks meer stil te staan bij de tweede vraag: heeft mijn geweten vrede? Want indien mijn hart mij niet veroordeelt, God is meerder dan mijn hart, en Hij kent alle dingen. Indien mijn geweten met mij getuigt dat ik de kostbare genade van de zaligheid deelachtig wordt, dan ben ik welgelukzalig! Ik ben een van degenen aan wie God de vrede geschonken heeft die alle verstand te boven gaat.
Welnu, waarom wordt dit “de vrede Gods” genoemd? We nemen aan dat dit zo is omdat ze van God komt, omdat ze door God gewild is, omdat God Zijn Zoon gegeven heeft om vrede te brengen, omdat God Zijn Geest geeft om vrede in het geweten te brengen, omdat het eigenlijk God Zelf in de ziel is, met de mens verzoend, van Wie de vrede komt. En aangezien het waar is dat deze mens vrede zal ontvangen – namelijk de mens Christus – weten we dit niettemin omdat Hij de Christus Gods is, Die onze vrede was. En daarom kunnen we duidelijk bemerken hoe de Godheid betrokken is bij de vrede die wij met onze Schepper en met ons geweten hebben.
Verder wordt ons verteld dat het gaat om “de vrede Gods, die alle verstand te boven gaat”. Wat bedoelt Paulus daarmee? Hij bedoelt een vrede, die het verstand nooit kan begrijpen, die het nooit kan vei werven. Het verstand van de puur vleselijke mens kan deze vrede nooit bevatten. Wie met een wijsgerige blik het geheim van de vrede van een christen probeert te ontrafelen, moet tot zijn verbijsteringopmerken: “Ik weet niet hoe en waarom het komt, noch waarom. Ik zie dat deze mensen over de hele aarde opgejaagd worden. Ik sla de bladzijden van de geschiedenis om en ik merk dat ze tot hun graf toe achtervolgd worden.
Ze wandelen in schaapsvellen en geitenhuiden rond, nooddruftig, gekweld en geplaagd. Toch zie ik op het gelaat van een christen een vredige kalmte. Ik begrijp dit niet. Ik weet niet wat het is. Ik weet dat ik zelf, zelfs op mijn vrolijkste momenten nog verward ben; dat er, als mijn genietingen op het hoogst zijn, toch nog golven van twijfel en vrees door me heen gaan. Waarom is dit toch? Hoe komt het dat een christen zo’n kalme, zo’n vredige, zo’n stille rust kan vinden?”
Het verstand kan nooit die vrede krijgen die een christen heeft verworven. Een filosoof kan ons wel veel leren, maar hij kan ons nooit voorschriften geven om die vrede te bereiken die christenen in hun hart kennen.Diogenes kan ons wel vertellen het zonder bezittingen te doen, in zijn ton wonen en denken dat hijzelf gelukkiger is dan Alexanderen zo vrede heeft. Maar wij kijken naar dat arme wezen en al zijn we misschien verbaasd over zijn moed, we moeten zijn dwaasheid toch wel minachten. We geloven niet dat hij, zelfs toen in van alles afstand had gedaan, een gemoedsrust bezat, een volkomen en algehele vrede, zoals een ware gelovige die kan ervaren.
We weten dat de grootste filosofen van vroeger regels voor het leven hebben opgetekend waarvan zij dachten dat die het geluk zouden bevorderen. We weten dat ze niet altijd in staat waren om ze zelf in de praktijk te brengen. En velen van hun volgelingen, toen ze zeer hun best deden om die uit te voeren, wisten zich beladen met onmogelijke regels om onmogelijke doelen te bereiken. Een christen doet echter uit het geloof dingen die een mens nooit alleen kan volbrengen.
Terwijl het arme verstand de steile rotsen beklimt, staat het geloof op de top. Terwijl het arme verstand in een rustige atmosfeer komt, vliegt het geloof opwaarts en rijst hoger dan de storm en kijkt daarna neer op de vallei en glimlacht als de storm onder zijn voeten blaast. Het geloof gaat verder dan het verstand en de vrede die een christen heeft, is er een die een wereldling niet kan begrijpen en zelf niet kan verkrijgen. “De vrede Gods, die alle verstand te boven gaat.”
En deze vrede zal “uw zinnen bewaren in Christus Jezus”. Zonder Christus Jezus zou deze vrede niet bestaan. Zonder Christus kan deze vrede, zelfs waar ze bestaan heeft, niet gehandhaafd worden. Dagelijkse bezoekingen van de Zaligmaker, onafgebroken blikken van het oog des geloofs op Hem Die Zijn bloed aan het kruis vergoot, onafgebroken putten uit deze immer stromende fontein zorgen ervoor dat deze vrede royaal, lang en duurzaam is. Neem echter Christus Jezus, de bron van onze vrede, weg en ze verkwijnt en sterft af, verslapt en verdwijnt in het niets. En christen kent geen andere vrede met God dan door de verzoening van zijn Heere Jezus Christus.
Tot zover wat sommigen misschien het droge leerstellige deel van het onderwerp zullen noemen – “De vrede Gods, die alle verstand te boven gaat, zal uw harten en uw zinnen bewaren in Christus Jezus.” Ik kan u niet laten zien hoe die vrede is als u die nooit ervaren hebt. Maar toch denk ik dat ik u zou kunnen vertellen waar u ernaar moet zoeken. Ik heb wel een christen in de diepste armoede gezien, levend van dag tot dag, en nauwelijks wetend waar hij de volgende maaltijd vandaan moest halen, maar toch onverstoord van geest, kalm en stil was.
Als hij zo rijk als een Indiase prinses was geweest, zou hij toch niet minder zorgen hebben gehad. Als hem verteld zou zijn dat zijn brood altijd bij zijn deur zou komen en de snelstromende rivier nooit zou opdrogen – als hij er zeker van geweest was dat raven hem ’s morgens, brood en vlees zouden brengen, en ’s avonds opnieuw, dan zou hij geen zier rustiger geweest zijn. Daar gaat zijn buurman van de overkant van de straat, die niet half zo arm was maar die zich van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat afmatte, zich kapot gewerkt en zich bekommerd naar het graf gewend.
En al merkte hij dat hij met al zijn zwoegen weinig bereikt had, toch heeft deze arme stakker, na vlijtig gearbeid te hebben, dat weinige door zijn gebed geheiligd en zijn Vader gedankt voor wat hij kreeg. En hoewel hij niet wist of hij meer zou ontvangen, vertrouwde hij toch op God en verklaarde dat zijn geloof hem niet zou teleurstellen, al zouden zijn omstandigheden verder achteruitgaan dan hij ooit had gezien. Daar hebt u “de vrede Gods, die alle verstand te boven gaat”.
Ik heb die vrede ook gezien in het geval van hen die hun vrienden verloren zijn. Daar hebt u Peridot– haar innig geliefde man ligt in de kist en zij moet weldra afscheid van hem nemen. Ze heeft al eerder van hem afscheid genomen, maar nu moet het ook van zijn arme stoffelijke lichaam – zelfs daarvan wordt ze beroofd. Ze kijkt er voor de laatste keer naar en haar hart is bezwaard. Wat haarzelf en haar kinderen betreft, wie zal er nu voor hen zorgen? Die uitgestrekte boom die hen eens beschutte tegen de zonnestralen is omgehakt. Nu vindt ze een uitgestrekte hemel boven haar hoofd en haar Schepper als haar Man.
De vaderloze kinderen houden God over als hun Vader en de weduwe stelt haar vertrouwen op Hem. Met tranen in haar ogen kijkt ze kalm omhoog en zegt: “Heere, U hebt gegeven, en U hebt genomen; Uw Naam zij geloofd.” Haar man wordtten grave gedragen. Ze lacht niet maar ook al huilt ze, haar gezicht straalt toch rust uit. Ze zegt dat ze het niet anders zou willen – zelfs als dat zou kunnen – want de Heere is recht in Zijn wil. Daar hebt u weer “de vrede Gods, die alle verstand te boven gaat”.
Of neem iemand anders. Daar staat Maarten Luther temidden van de Rijksdag te Worms. Daar zitten de koningen en prinsen, en daar de bloedhonden van Rome, die naar zijn bloed smachten. Daar staat Maarten ’s morgens zo rustig mogelijk op, gaat naar de Rijksdag en verkondigt de waarheid, plechtig verklarend dat de zaken waarover hij gesproken heeft, zaken zijn waarin hij gelooft. En met Gods hulp zal hij er tot het einde toe trouw aan blijven. Zijn leven ligt nu in Gods hand, hoewel zij hem helemaal in hun macht hebben. De geur van het lichaam van Johannes Hus is nog niet weg en hij herinnert zich dat prinsen al eerder hun beloften gebroken hebben. Maar daar staat hij toch, kalm en rustig. Hij vreest geen mens, want er is niets waarvoor hij bang moet zijn: “de vrede Gods, die alle verstand te boven gaat, bewaart zijn hart en zinnen in Christus Jezus.”
Daar zien we iemand anders. Daar ligt John Bradford in Newgate. Hij zal de volgende morgen in Smithfield verbrand worden. Hij slingert zich om de bedstijl van blijdschap, want morgen is het zijn trouwdag. En hij zegt tegen een medegevangene: “Wat zullen we morgen mooi schitteren als de vlam aangestoken wordt.” En hij lacht van vreugde en geniet van het vooruitzicht dat hij de bebloede kroon van het martelaarschap zal dragen. Is Bradford gek geworden? O nee, maar hij kent de vrede Gods, die alle verstand te boven gaat.
Maar de mooiste, en tegelijk ook de meest algemene illustratie van deze vrede is het sterfbed van een gelovige. O geliefden, u hebt dit vast wel eens gezien – die rustige, vredige kalmte. U hebt toen gezegd: “Heere, laat ons met hem sterven.” Het was zo goed om in die afgezonderde kamer te zijn waar alles rustig was, en zo stil, de hele wereld buitengesloten, de hemel binnengesloten. En het arme hart naderde tot zijn God, ver weg van al zijn voorbije lasten en smart – nu nadert het de poorten van de eeuwige gelukzaligheid. En u hebt gezegd: “Hoe kan dat? Is de dood niet duister en onverbiddelijk?
Zijn de verschrikkingen van het graf geen zaken waardoor zelfs een sterk man gaat beven? O ja, zeker. Maar anderzijds kent deze “de vrede Gods, die alle verstand te boven gaat.” Echter, als u iets hierover wil leren, moet u een kind van God zijn en het zelf bezitten. En wanneer u het eenmaal ervaren hebt, wanneer u onder chaotisch geschreeuw en zeker van de overwinning rustig stand kan houden, wanneer u middenin een storm kan zingen, wanneer u in tijden van tegenspoed kan glimlachen en op uw God kan betrouwen, hoe ruig of oneffen de weg ook is, wanneer u altijd uw vertrouwen in de wijsheid en de goedheid des Heeren kunt stellen, dan zult u geen vreemde zijn van “de vrede Gods, die alle verstand te boven gaat”. Tot zover het tweede punt: wat is deze vrede?
2 Nu, ten tweede, HOE KAN DEZE VREDE VERKREGEN WORDEN? U zult zien dat hieraan, hoewel het een belofte is, voorschriften voorafgaan. En alleen door de voorschriften uit te voeren, kunnen we de belofte verkrijgen. Zoek het vierde vers maar op en daar zult u de eerste regel en het eerste voorschrift voor het verkrijgen van vrede vinden.
Christenen, u zou “de vrede Gods, die alle verstand te boven gaat” willen bezitten? Het eerste wat u moet doen is dit: “Verblijdt u te allen lijd.” Wie zich nooit verblijdt maar altijd weeklaagt, kreunt, schreeuwt, niet aan zijn God denkt, de volheid des Heeren vergeet, altijd moppert over de beproevingen van het leven en de zwakheden van het vlees, zal het vooruitzicht op een vrede die alle verstand te boven gaat, kwijt raken. Ontwikkel, geliefden, een opgewekte instelling. Streef ernaar, voor zover u dat kunt, altijd met een glimlach op uw gezicht rond te lopen. Vergeet niet dat dit even goed een gebod van God is als: “Gij zult de Heere, uw God, liefhebben uit geheel uw hart.”
Verblijdt u te allen tijd is een van Gods geboden. En het is net zo zeer uw plicht als ook uw voorrecht, om te proberen dat in de praktijk te brengen. Zich niet verblijden, vergeet dat niet, is een zonde. Zich verblijden is een plicht en aan die plicht worden de kostelijkste vruchten en de beste beloning gehecht. Verblijdt u te allen tijd en dan zal de vrede Gods uw harten en uw zinnen bewaren. Door toe te geven aan rampzalige twijfel, bederven we onze vrede. Het is zoals ik een vrouw heb horen zeggen toen ik daar over straat liep. Een kind stond bij de deur te huilen en ik hoorde haar uitroepen:
Ach, je huilt om niets; ik zal je iets geven waarom je kunt huilen.” Geliefden, zo gaat het vaak met Gods kinderen. Ze huilen om niets. Ze hebben een erbarmelijke instelling of aanleg om altijd voor zichzelf tegenslagen te veroorzaken. Zo hebben ze iets om te huilen. Hun vrede is verstoord, verdriet overkomt hen, God verbergt Zijn aangezicht en dan verliezen ze hun vrede. Blijf echter maar zingen, zelfs wanneer de zon niet blijft schijnen. Hef een lied aan in alle omstandigheden. Zoek een vreugde die donkerheid en stormen doorstaat. En dan, wanneer u weet hoe u zich te allen tijd kunt verblijden, zult u deze vreugde ontvangen.
Het tweede voorschrift luidt: “Uw bescheidenheid zij alle mensen bekend.” Als u vrede van zinnen zou willen hebben, wees dan bescheiden. Handelaar, u kunt niet te ver doorgaan met speculeren en daarna gemoedsrust hebben. Jongeman, u kunt niet proberen om snel vooruit te komen in de wereld en tegelijk de vrede Gods te hebben, die alle verstand te boven gaat. U moet bescheiden zijn en als u zich matigt in uw verlangens, dan zult u vrede ontvangen. Mijnheer, u met dat rode gezicht, u moet zich matigen in uw woede. U moet niet zo snel boos op uw collega’s worden en er niet zo lang over doen om weer af te koelen, want iemand die boos is, kan geen vrede in zijn geweten hebben. Wees daarom gematigd; laat uw wraak zich stillen. Want als u aan toorn toegeeft als u boos bent: “Wordt toornig, en zondigt niet.” Wees gematigd. Wees gematigd in alles wat u onderneemt, christen. Matig u in uw verwachtingen.
Zalig zijn die weinig verwachten, want zij zullen slechts een kleine teleurstelling krijgen. Zorg ervoor dat u uw verlangens niet te hoog stelt. Wie de ambitie heeft om naar de maan te gaan, zal teleurgesteld zijn als hij slechts de halve afstand kan afleggen. Terwijl hij, als hij minder ambitie had gehad, aangenaam teleurgesteld zou zijn wanneer hij hoger zou rijzen dan hij eerst had verwacht. Wat u ook doet, wees in alles bescheiden, behalve in uw begeerte naar God. En zo zult u het tweede voorschrift gehoorzaam zijn en een glimp van deze belofte opvangen: “De vrede Gods zal uw harten en uw zinnen bewaren in Jezus Christus.”
Het laatste voorschrift dat u dient op te volgen is: “Weest in geen ding bezorgd; maar laat uw begeerten in alles, door bidden en smeken, bekend worden bij God.” U kunt geen vrede hebben tenzij u uw bezorgdheid blootlegt. U hebt geen plaats waarin u uw problemen kunt gieten dan in het oor van God. Als u uw moeilijkheden aan uw vrienden vertelt, bent u ze misschien even kwijt, maar ze zullen terugkomen. Als u uw moeilijkheden aan God vertelt, zult u ze ten grave dragen. Ze zullen nooit weer tevoorschijn komen als u ze aan Hem hebt toevertrouwd. Als u uw last ergens anders heen rolt, zal hij weer terugrollen, net als het rotsblok van Sisyphus. Rol uw last echter naar God toe; dan rolt u hem in een diepe afgrond waaruit hij met geen mogelijkheid omhoog zal kunnen komen. Werp uw bekommernis daar waar u uw zonden geworpen hebt. U hebt uw zonden in de diepste zee geworpen; werp uw moeilijkheden daar dan ook.
Houd een probleem ook nooit een half uur voor uzelf voordat u het aan God vertelt. Zodra de tegenslag komt, snel, vertel het meteen aan uw Vader. Vergeet niet dat des te meer tijd het u kost om uw probleem bij God te brengen, des te meer zal uw vrede erdoor verzwakt worden. Des te langer de vorst aanhoudt, des te dikker zullen de vijvers bevroren zijn. Uw bevriezing zal voortduren totdat u in de zon komt. En als u tot God – de Zon – gaat, dan zal uw ijs snel ontdooien en uw moeilijkheden zullen versmelten. Wacht echter niet te lang, want des te langer u wacht, des te langer zal het duren voordat uw ijs gedooid is.
Als u lange tijd wacht totdat uw problemen helemaal bevroren zijn, dan zal het u vele dagen van gebed kosten om uw problemen weer te laten ontdooien. Meteen naar de troon, zo snel u kunt! Doe als een kind, dat naar zijn moeder rent zodra het een probleempje heeft. Ga het aan uw Vader vertellen zodra u in nood zit. Doe dit met alles, met alle kleine dingen – “laat uw begeerte in alles, door bidden en smeken, bekend worden bij God”. Breng de hoofdpijn van uw man, de ziekten van uw kinderen, breng alles, kleine gezinsproblemen en grote zakelijke zorgen, breng dat alles bij God.
Stort ze maar allemaal tegelijk uit. En door een gehoorzaam uitvoeren van dit voorschrift, door in alles uw begeerten bij God bekend te maken, zult u die vrede houden “die uw harten en uw zinnen zal bewaren in Christus Jezus”. Dit zijn dus de voorschriften. Moge God de Heilige Geest ons in staat stellen ze te doen. Dan zullen we onafgebroken de vrede Gods genieten.
3. Het derde punt was om te laten zien HOE DE VREDE, die ik bij het eerste punt heb proberen te beschrijven, HET HART BEWAART. U zult duidelijk zien hoe deze vrede het hart verzadigd houdt. De mens die ononderbroken vrede met God heeft, zal geen leeg hart hebben. Hij voelt dat God zoveel voor hem gedaan heeft dat hij God wel moet liefhebben. De eeuwige basis voor deze liefde ligt in goddelijke verkiezing. Haar solide pilaren van zijn vrede zijn de menswording van Christus, Zijn gerechtigheid. Zijn dood. Het hoogtepunt van zijn vrede is de hemel na dit leven, waar zijn blijdschap en zijn vrede volkomen zullen zijn. Dit zijn allemaal punten van dankbare overdenking en zullen, als erover nagedacht wordt, tot meer liefde nopen. Waar veel liefde is, daar is ook een groot en vol hart. Bewaar dan deze vrede met God en u zult uw hart tot de rand toe vol bewaren.
En vergeet niet dat de volheid van uw leven in verhouding staat tot de volheid van uw hart. Met een leeg hart zal uw leven ook een pover, uitgemergeld bestaan zijn. Met een vol hart zal uw leven ook vol, vlezig, reusachtig, sterk zijn, iets wat in de wereld zal meetellen. Houd uw vrede met God dus vast van binnen. Houd hieraan vast, dat Jezus Christus vrede tussen u en God heeft gemaakt. En houd uw geweten rustig. Dan zal uw hart vol zijn en uw ziel sterk om het werk van uw Meester te doen. Houd vrede met God. Dit zal uw hart rein bewaren. Als de verzoeking komt, zeg dan: “Wat hebt u mij te bieden? U biedt me genietingen; kijk, die heb ik al. U biedt me goud; kijk, dat heb ik al. Alle dingen zijn van mij, gaven van God. Ik heb een stad die handen niet gemaakt hebben, ‘een huis niet met handen gemaakt, maar eeuwig in de hemelen’. Ik wil dit niet ruilen voor uw waardeloze goud.” “Ik zal u alles geven, wat u maar wenst”, zegt de satan. “Ik heb alles wat ik maar wens”, zegt een christen.
“I nothing want on earth;
Happy in my Saviour’s love,
I am at peace with God.”
Ga maar weg, satan! Nu ik vrede met God heb, ben ik tegen al uw verzoekingen opgewassen. U biedt me zilver, maar ik heb goud. U legt de rijkdommen van de wereld voor me neer, maar ik heb iets wat veel degelijker is. Ga weg, verleider van de mensheid! Ga weg, duivel! Uw verzoekingen en verlokkingen deren iemand die vrede met God heeft niet. Deze vrede zal het hart ook onverdeeld bewaren. Wie vrede met God heeft, richt zijn hele hart op God. “O”, zegt hij, “waarom zou ik iets anders op aarde gaan zoeken nu ik mijn rust in God gevonden heb? Als een vogel die verdwaald is, zo zou ik me voelen als ik ergens anders heen zou gaan. Ik heb een fontein gevonden.
Waarom zou ik dan uit een gebroken vat gaan drinken dat geen water kan vasthouden? Ik leun op de arm van mijn Liefste. Waarom zou ik dan rusten op de arm van iemand anders? Ik weet dat de dienst aan God al mijn aandacht waard is. Waarom zou ik dan de zuivere sneeuw van de Libanon voor iets anders verlaten? Ik weet dat vroomheid vruchtbaar is wanneer ze mij honderdvoud vruchten van vrede voortbrengt. Waarom zou ik dan ergens anders gaan zaaien? Ik zal zijn als Ruth en me in de velden van Boaz ophouden. Hier wil ik altijd blijven en nooit meer verder trekken.”
Verder houdt deze vrede het hart vol. Mijn toehoorders zullen wel merken dat ik even de hoofdpunten van de verkondiging van vanmorgen aanreik, om zo te laten zien hoe deze vrede aan de voorwaarden voldoet die we vanmorgen noodzakelijk achtten. Vrede met God houdt het hart vol. Iemand die twijfelt en van streek is, heeft een armzalig hart, een hart waar niets in zit. Maar als een mens vrede met God heeft, dan is zijn hart vol. Als ik vrede met God heb, word ik in staat gesteld volheid te gaan halen. En de troon is de plaats waar God volheid schenkt. Als ik vrede met Hem heb, kan ik mei vrijmoedigheid toegang verkrijgen.
Meditatie is een ander gebied van verrijking. Wanneer Mijn hart vrede met God heeft, kan ik genieten van mediteren. Als ik echter geen vrede met God heb, kan ik niet tot mijn voordeel mediteren. Want de vogels dalen op het offer neer en ik kan ze niet wegjagen, tenzij mijn ziel vrede met God heeft.
Het Woord horen is nog een manier om vol te worden. Als mijn gemoed verontrust is, kan ik het Woord niet tot mijn voordeel horen. Als ik mijn gezin meeneem naar de kerk, als ik mijn zaken, mijn schepen of mijn paarden meeneem, kan ik het niet horen. Wanneer ik met koeien, honden en paarden in de bank zit, kan ik het evangelie niet horen preken. Wanneer ik daar met de zaken van een hele week zit, met het kasboek op mijn knieën, kan ik het Woord niet horen.
Maar wanneer ik vrede heb, vrede in alles, en ik in de wil van mijn Vader rust, dan kan ik met genoegen luisteren en zal elk woord van het evangelie tot mijn nut zijn. Want mijn mond is leeg en die kan ik met de hemelse schatten van Zijn Woord vullen. Zo ziet u dat de vrede Gods een geestverrijkende zaak is. En omdat ze het hart vol houdt, zal ze het hart en de zinnen in Jezus Christus, onze Heere, bewaren.
Het is nauwelijks nodig om te zeggen dat de vrede Gods aan die andere voorwaarde voldoet die ik niet genoemd heb, omdat dat niet nodig was. Ze houdt het hart altijd vredig. Natuurlijk maakt vrede het hart vol van vrede – vrede als een rivier en gerechtigheid als de golven der zee.
Welnu, geliefden, het is van het grootste belang dat u uw hart recht bewaart. U kunt uw hart maar op één manier recht bewaren. En die ene manier is door de vrede Gods in uw eigen geweten te krijgen, te onderhouden en te ervaren. Ik verzoek u dringend, belijdende leden, laat deze avond niet voorbijgaan totdat u ervan verzekerd bent dat u de vrede Gods bezit.
Want laat me u zeggen dat u, als u op maandagmorgen de wereld in gaat zonder eerst vrede met God in uw eigen geweten te hebben, uw hart tijdens de week niet kan bewaren. Als u vanavond, voordat u gaat slapen, zou kunnen zeggen dat uw zowel met God als met de wereld vrede hebt, dan kunt u er morgen gerust op uit gaan, wat u ook maar gaat doen, en zal ik me geen zorgen over u maken.
U bent dan voldoende opgewassen tegen alle verzoekingen van een valse godsdienst, een onwaarachtige levensstijl of van een leugenachtig gesprek waar u misschien mee geconfronteerd wordt. Want wie vrede met God heeft, is tot de tanden toe bewapend, van top tot teen in een wapenuitrusting gekleed. Pijlen mogen ertegenaan vliegen, maar ze kunnen haar niet doorboren. Want de vrede met God is als een pantser zo sterk dat het brede zwaard van de satan wellicht in tweeën gebroken zal worden voordat het het vlees doorsteekt. O, zorg ervoor dat u vrede met God hebt.
Anders trekt u morgen onbewapend, naakt, ten strijde. God helpe die mens die onbewapend is als hij met de hel en de wereld moet vechten. O, wees toch niet dwaas, maar “doet aan de gehele wapenrusting Gods”. En dan weet u zeker dat u niet hoeft te vrezen.
Wat de rest van u betreft, u kunt geen vrede met God hebben, want de goddelozen hebben geen vrede, zegt de HEERE.” Wat zal ik nu tegen u zeggen? Zoals ik vanmorgen al zei, kan ik u niet aansporen om uw harten te bewaren. Mijn advies aan u is om uw hart weg te doen, en wel zo snel mogelijk, om een nieuw hart te krijgen. Het zou uw gebed moet zijn: “Heere, neem mijn stenen hart weg, en geef mij een vlezen hart.” Hoewel ik me niet vanuit deze tekst tot u kan wenden, doe ik dat echter wel vanuit een andere.
Al is uw hart slecht, er is een ander hart dat goed is. En de goedheid van dat hart dient u als een reden tot aansporing. U weet dat Christus gezegd heeft: Komt herwaarts tot Mij, allen die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven.” En dan zou Zijn bewijsvoering hierop neerkomen: Want Ik ben zachtmoedig en nederig van hart, en gij zult rust vinden voor uw zielen”. Uw hart is trots, hooghartig, verduisterd en wellustig. Maar zie op het hart van Christus, het is zachtmoedig en nederig. Daarin ligt uw bemoediging.
Voelt u vanavond uw zonde? Christus is zachtmoedig. Als u tot Hem komt, zal Hij u geenszins uitwerpen. Voelt u uw nietigheid en waardeloosheid? Christus is nederig. Hij zal u niet verachten. Als het hart van Christus op uw hart zou lijken, dan zou u voorzeker verdoemd worden. Maar het hart van Christus is niet als uw hart, noch Zijn wegen als uw wegen. Ik zie voor u geen hoop als ik in uw hart kijk, maar ik kan meer dan voldoende hoop zien als ik in het hart van Christus kijk.
O, denk toch aan Zijn gezegende hart. En als u vanavond verdrietig en bedroefd, met een besef van uw zonden, naar huis gaat, ga dan naar uw kamer en doe de deur op slot – u hoeft niet bang te zijn – en spreek tot dat hart, zo zachtmoedig en nederig. En hoewel uw woorden misschien onsamenhangend zijn en uw zinnen ongrammaticaal, zal Hij u toch horen en u uit de hemel, Zijn woonplaats, antwoorden. En wanneer Hij hoort, zal Hij u vergeven en u aanvaarden, om Zijns Eigen Naams wil.
Amen.