Voor Iedere Avond | 9 december
Vertrouwen dat God zal helpen
Bijbels Dagboek, C.H. Spurgeon
“Voor Iedere Avond”
De sterkten van de steenrotsen zullen zijn hoog vertrek zijn; zijn brood wordt hem gegeven, zijn wateren zijn gewis. Jesaja 33:16
Twijfelt u, o christen, twijfelt u of God Zijn belofte zal vervullen? Zullen de steenrotsen door de storm bewogen worden? Zullen de hemelse voorraadschuren ontbreken? Denkt u dat uw hemelse Vader, hoewel Hij weet dat u kleding en voedsel nodig hebt, u toch zal vergeten? Als er geen musje op aarde valt zonder de wil van uw Vader, en de haren van uw hoofd zelfs geteld zijn, zou u Hem dan wantrouwen en aan Hem twijfelen? Misschien zal uw verdriet niet van u wijken, voordat u uw God durft te vertrouwen, en pas daarna zal het eindigen. Er zijn veel mensen die bedroefd en vreselijk gekweld worden, totdat zij uiteindelijk door wanhoop gedreven, het geloof in God beproeven, en het ogenblik van hun geloven werd het ogenblik van hun verlossing; zij hebben uitgeprobeerd of God zijn belofte zou houden of niet. O, ik smeek u twijfel niet langer aan Hem! Plezier satan toch niet, en kwel uzelf niet langer door uzelf aan zulke kwade gedachten over God over te geven. Denk niet dat het een lichte zaak is, aan Jehovah te twijfelen. Onthoud, dat het een zonde, en geen kleine zonde, maar in de hoogste graad misdadig is. De engelen noch de duivelen twijfelen ooit aan Hem; wij alleen van al de wezens, die God geformeerd heeft, onteren Hem door ongeloof, of besmetten zijn eer door wantrouwen. Er rust daarom schande op ons. Onze God verdient het niet, zo laag behandeld te worden; in ons voorgaand leven hebben wij ondervonden dat Hij trouw en standvastig aan Zijn Woord bleef, en met de vele bewijzen van Zijn liefde en vriendelijkheid, die wij ontvingen en nog dagelijks uit Zijn handen ontvangen, is het laag en onvergeeflijk, dat wij de twijfel toestaan in ons hart te wonen. Mogen wij voortaan een voortdurende strijd voeren tegen twijfeling aan onze God, zij is een vijandin van onze vrede en van Zijn eer. Wij behoren met een onwrikbaar geloof aan te nemen, dat Hij, wat Hij beloofd heeft, ook zal doen. “Heere, ik geloof, kom mijn ongeloof te hulp.”
