En als Hij in een zeker vlek kwam, ontmoetten Hem tien melaatse mannen, welke stonden van verre. En zij verhieven hun stem, zeggende: Jezus, Meester! ontferm U onzer! En als Hij hen zag, zeide Hij tot hen: Gaat heen en vertoont uzelf de priester. En het geschiedde, terwijl zij heengingen, dat zij gereinigd werden. Lukas 17:12-14
Deze verzen reiken ons verscheidene belangrijke aandachtspunten aan. We bemerken er bijvoorbeeld uit op hoe veelomvattend de vrucht van de zonde is, omdat we lezen van een groep van maar liefst tien melaatsen. Daartegenover zien we hoe ver Gods macht strekt, omdat ze alle tien worden gereinigd. Verder laten deze verzen ons zien dat Christus alleréérst nodig is en dat de ceremoniën pas daarna aan de orde komen. Eerst komt het wérk van de genade, en dan pas de zichtbare gevolgen ervan. De zorg van de Heere voor hen die door de samenleving uitgeworpen zijn, Zijn aandacht voor bidders die van verre staan, Zijn achting voor de ceremoniële wet, zolang deze nog van kracht was, het zijn allemaal thema’s die stof genoeg bevatten om afzonderlijk te overdenken. Ik wil dan ook maar één ding onder uw aandacht brengen en op uw hart binden, misschien wel tot vervelens toe. Dat ene zou ik wel met een ijzeren pen in de harten en hoofden willen graveren van allen die verlangen naar eeuwig behoud. En de Heilige Geest prente het iedere levende ziel in.
De Zaligmaker eiste van de tien melaatsen metterdaad geloof in Hem, nog voordat zij bij zichzelf ook maar het geringste teken bespeurden dat Hij een goed werk aan hen gedaan had. Vóórdat ze begonnen te voelen dat hun onreine bloed gereinigd was, vóórdat de verschrikkelijke dorheid die door melaatsheid wordt veroorzaakt plaatsgemaakt had voor gezonde transpiratie, moesten ze naar de priester gaan. Deze moest hen onderzoeken en rein verklaren. Zij moesten laten zien dat ze geloofden in de genezende kracht van Jezus Christus door zichzelf als genezen mensen te laten zien aan de priester, hoewel hun toestand nog dezelfde was. Zij moesten op weg gaan naar de plaats waar zij onderzocht zouden worden door de priester, in het geloof dat Jezus hen hád genezen of gíng genezen. Ondertussen maken en bespeurden ze nog niet het geringste teken dat hun lichaam weer zou worden als dat van een jong kind.
Dit brengt me bij wat ik wil benadrukken, namelijk dat de Heere Jezus Christus zondaren beveelt in Hem te geloven en hun zielen aan Hem toe te vertrouwen, al is het ook dat ze nog geen enkel werk van Zijn genade in zichzelf bespeuren. Net zoals deze mensen melaats waren, en niet anders dan dat, zo kan het zijn dat u zondaar bent, en niet anders dan dat. En toch wordt u bevolen geloof in Jezus Christus aan de dag te leggen, wat u ook bent. Deze mensen moesten met heel hun melaatsheid rechtstreeks naar de priester gaan, alsof ze voelden dat ze al genezen waren. Zo moet u ook in Jezus Christus geloven, net zoals u bent, terwijl heel uw zondaarschap op u ligt en het besef dat u doemwaardig bent zwaar op uw ziel drukt. Dan zult u onmiddellijk het eeuwige leven vinden. Dit is wat ik wil benadrukken, en het is van het grootste belang. Zondaren moeten als zóndaren in Jezus geloven, willen ze het eeuwige leven ontvangen. Tot een ieder van hen wordt gezegd: “Ontwaakt, gij die slaapt, en sta op uit de doden, en Christus zal over u lichten”.
In de eerste plaats zal ik aangeven naar welke kentekenen onbekeerde mensen gewoonlijk zoeken, die als redenen moeten dienen om in Christus te geloven. In feite zijn het natuurlijk helemaal geen redenen. In de tweede plaats zal ik proberen te laten zien wat de échte grond en reden is om in Christus te geloven. In de derde plaats wil ik het hebben over de vraag wat het gevolg is van het geloof in Christus, terwijl ik een vergelijking maak met het geloof van de melaatsen.
1. In de eerste plaats zeg ik tegen u dat we in Jezus Christus moeten geloven, in het vertrouwen dat Hij ons zal genezen van onze grote zondekwaal. Ook al wijst niets er nog op dat Hij enig goed werk aan ons gedaan heeft. We hoeven niet naar kenmerken en bewijzen in onszelf te zoeken voordat wij het met Christus wagen. Dat is een zielverwoestende dwaling. Ik zal die dwaling proberen te ontmaskeren door u te vertellen wat de kenmerken zijn waar mensen gewoonlijk naar zoeken.
Een van de kenmerken waar het meest naar gezocht wordt, is besef dat men een groot zondaar is, gepaard gaande met een afschuwelijke, wanhopig makende vrees voor Gods toorn. Vreemd genoeg komen we telkens mensen tegen die zeggen: “Ik zou in Jezus Christus kunnen geloven, als ik maar meer gebukt ging onder het besef dat ik een zondaar ben. Ik zou op Hem kunnen vertrouwen, als ik maar radicaler tot vertwijfeling en wanhoop gedreven werd. Ik ben echter niet voldoende neergebogen. Mijn hart is niet genoeg verbroken. Ik weet zeker dat ik niet diep genoeg vernederd ben. En daarom kan ik niet op Christus vertrouwen”.
Het is een vreemde gedachte dat we beter zouden kunnen zien, als de nacht donkerder was. Een vreemd idee is het dat we meer hoop op het leven zouden hebben, wanneer we dichter bij de dood waren. Op deze manier, mijn vriend, bent u in uw spreken en in uw handelen overduidelijk ongehoorzaam aan Christus. Hij zou namelijk graag willen dat u op Hem vertrouwt. Niet omdat u veel of weinig gevoelt – wat u voelt doet er helemaal niet toe – maar eenvoudig omdat u ziek bent en Hij gekomen is om u te genezen. En Hij is meer dan bekwaam om u herstel te geven. Wanneer u zegt: “Heere, ik kan niet op U vertrouwen, tenzij ik dit of dat gevoel”, dan zegt u eigenlijk: “Ik kan wel op mijn eigen gevoelens vertrouwen, maar ik kan niet vertrouwen op de door God aangewezen Zaligmaker”.
Wat is dit anders dan een god maken van uw gevoelens en een zaligmaker van uw smart? Is uw eigen hart bij machte u te redden, met z’n duistere verdachtmakingen aan het adres van de liefde van God? Denkt u soms dat ongeloof u redding kan brengen, omdat u immers weigert in uw God te geloven? W anhoop misschien? Die goddeloze wanhoop, die God voor een leugenaar uitmaakt, moet dáárop vertrouwd worden? En níet op de Heiland, Die God in de wereld gezonden heeft om zondaren zalig te maken? Is er dan een nieuw evangelie gekomen, met als inhoud: “Wie de macht van Jezus ontkent en aan Zijn liefde wanhoopt, die zal zalig worden”?
U weet dat Jezus de goddelozen rechtvaardigt, en de zondaren reinigt van hun zonden, door Zijn kostbare bloed. En hoewel u weet dat dit waar is, zegt u toch: “Ik kan niet op de Gekruisigde vertrouwen, ik kan niet rekenen op volkomen verzoening, tenzij ik gevoel dat mijn schuld onvergeeflijk is en ik niet in mijn God geloof”. Ik bid dat u nooit zult gevoelen wat u in uw dwaasheid denkt te móeten voelen. Want gevoelens van wanhoop onteren immers de Heere en ergeren de Geest, en kunnen voor u beslist niet heilzaam zijn. Het komt hierop neer dat u een god van uw wanhoop maakt en een christus van uw angst en vrees. En zo richt u een antichrist op op de plaats waar alleen Christus zou moeten zijn. Welnu, mijn vriend, ook al bent u niet zo zeer bevreesd en opgeschrikt en verbroken van hart als anderen, bent u toch bereid om op Christus te vertrouwen met uw ziel, en geen vragen te stellen? Ik smeek u: vertrouw voor eens en voor altijd op Christus.
”Kom o kom, met al uw noden Vrede wordt u aangeboden Vlucht dan eer gij sterven moet Met uw zonde aan Jezus’ voet”.
Dáár gaat het om. Kunt u op Jezus vertrouwen? Dat is immers wat Hij u beveelt te doen. Hoe vreemd is het dat iemand een vraag opwerpt over het vertrouwen op Hém! Wat is het toch dwaas en beledigend om wel op onze gevoelens te vertrouwen, maar niet op de Zaligmaker! De tien melaatsen werden geen enkele verandering gewaar toen Jezus hun opdroeg weg te gaan en zich te laten keuren door de priester. Toch gingen ze op weg. En onderweg werden ze gezond gemaakt. Vertrouw daarom op Christus precies zoals u bent, zonder die gevoelens waarvan u tot nu toe dacht dat ze noodzakelijk waren als een soort voorbereiding. Vertrouw onmiddellijk op Hem, en volg Hem. Dan zal Hij u gezond maken voordat u een heleboel stappen gezet hebt op de weg van geloof en gehoorzaamheid. O, Heere God, leid al mijn hoorders en lezers tot onmiddellijk vertrouwen op Uw Zoon.
Heel veel andere mensen denken dat zij eerst een uitbarsting van vreugde moeten beleven, voordat zij op Christus moeten vertrouwen. “O”, zegt iemand, “ik hoorde een christen zeggen dat hij, toen hij de Zaligmaker vond, zo gelukkig was, dat hij zich niet kon beheersen en zong als een hele muziekgroep bij elkaar. En wel dit:
”Er is vreugde, hemelvreugde in mijn hart
te weten: Jezus mint ook mij, is mij meer dan alles waard”.
O, dat ik even blij kon zijn als deze zangers.” Precies! Maar welk onheil bent u van plan hieruit voort te laten komen? Bent u bezig om zelfs in onze vreugden onheil te zien? Gaat u uw ongeloof voeden met de vreugde in de Heere? Wat een ongelofelijke verdorvenheid! U zegt: “Waarom behoor ik niet gelukkig te zijn voordat ik in Christus kan geloven?” Wat? Wat? Moet u de vreugde ervaren vóórdat u het geloof beoefent? Wat onlogisch! Wij vertellen u dat een bepaalde wortel een zoete vrucht voortbrengt, en wilt u dan beweren dat u eerst de vrucht moet bezitten voordat u de wortel kunt aannemen? Dat is ongetwijfeld een slechte manier van redeneren.
Wij die deze vreugde hebben ervaren, kwamen tot Christus om haar te verkrijgen. We bleven niet wachten tot we die vreugde hadden gevonden; anders hadden we nu nog zitten wachten. We kwamen tot Jezus precies zoals we waren. Sommigen van ons waren erg slecht, maar we kwamen precies zoals we toen waren, en we vertrouwden op Christus, en werden gezond gemaakt. Daarop volgden vreugde en vrede. Als we echter hadden gewacht om naar Jezus te gaan totdat we vreugde en vrede zouden voelen, dan zouden we in strijd met de weg van het Evangelie hebben gehandeld. Die weg houdt namelijk in dat men in de Zaligmaker moet geloven, voordat men ook maar de geringste weldaad van Hem gewaar wordt.
O zondaar, getuigt dit niet van gezond verstand? Wij nemen toch medicijnen in vóórdat wij erdoor genezen worden? Wij eten toch brood vóórdat het onze honger stilt? Wij moeten toch onze ogen open doen, willen we kunnen zien? Alvorens de Heere Jezus u voelbaar getroost of zichtbaar genezen heeft, moet u komen en alleen maar doen wat Hij van u vraagt, en erop vertrouwen dat Hij u zalig maakt. Noch dreigende verschrikking, noch uitbundige vreugde mag verlangd worden voordat er sprake is van geloof, maar geloof gaat aan alles vooraf. En dat geloof is een eenvoudig, nederig vertrouwen op Christus.
Wij hebben ook mensen ontmoet die in afwachting waren van een tekst die hun op het hart gebonden werd. Er is een soort bijgeloof ontstaan dat ervan uitgaat dat een bepaalde bijbeltekst beslag moet leggen op een mens, zó sterk, dat hij er niet los van kan komen. En dán mag je hopen dat je behouden bent. In vroegere generaties leefde het bijgeloof dat, wanneer er een witte vogel naar een raamvenster toe vloog, dat een voorbode van een sterfgeval was. Zo kijk ik met veel wantrouwen tegen de veel voorkomende, bijgelovige misvatting aan dat iemand het gerust als een verzekering van zijn behoud mag zien, wanneer een bijbeltekst dagenlang beslag op hem legt. Ik hoop dat ik u nooit voorgehouden heb dat u zo’n conclusie mag trekken. Het zij verre van mij dat ik u zal sterken in een vertrouwen dat zo’n twijfelachtige grond heeft. Gods Geest past de Schrift dikwijls met kracht toe aan de ziel, maar dit is nooit bedoeld als een rots om op te bouwen. Zult u in de Bijbel ook maar iets vinden dat de opvatting ondersteunt dat het een zegel der bekering is, wanneer iemand zich een bijbeltekst levendig kan herinneren?
Het is vaak genoeg gebeurd dat een woord van God de ziel in rijke mate getroost heeft, maar om welke reden zou u dat als eis behoren te stellen? Heeft u het recht om te zeggen: “Ik zal Gods woord niet geloven, tenzij Hij het op mijn hart bindt”? Is een door God gesproken woord dan een leugen? “Nee, dat is waar”, zegt u. Nu, denk dan eens even na: Als een woord van God op zichzelf niet waar is, dan zal het ook niet waar worden wanneer het op uw hart gebonden wordt. En als het wèl waar is, waarom gelooft u het dan niet? Als het waar is, aanvaard het dan ook. En wanneer er een belofte zou zijn die bekrachtigd moet worden, bid God dan of Hij u de kracht en macht van die belofte wil laten gevoelen. Echter, u behoorde die kracht en macht gewoon al te gevoelen. Als dat niet het geval is, dan staat de zonde aan de deur.
Als bijbellezer mag u niet de opvatting huldigen dat u moet wachten totdat een Schriftwoord zich een weg baant in uw ziel, maar behoort u toegewijd te lezen en te geloven wat de Heere God tegen u zegt. Bovendien moet u beseffen dat bijbellezen u niet zalig maakt, maar geloven in Christus. Wat zei Christus zelf namelijk? Hij zei tegen de bijbellezers van zijn tijd: “Gij onderzoekt de Schriften, want gij meent in dezelve het eeuwige leven te hebben. Maar gij wilt tot Mij niet komen, opdat gij het leven moogt hebben” (Joh. 5:39-40). Hoe goed het onderzoeken van de Bijbel ook is, zonder het komen tot Christus is het niets. U zult in de Bijbel alleen uw eigen veroordeling lezen, wanneer u buiten Christus blijft. De Bijbel kan zelfs een struikelblok worden, wanneer u het bijbellezen in de plaats stelt van het naderen tot Christus en het vertrouwen op Hem.
Wat u onmiddellijk moet doen, is op Jezus vertrouwen, want hoeveel u ook uit de Bijbel leest, het zal nooit genoeg zijn om uw ongeloof te kunnen compenseren. Want al werd er nooit een bepaalde bijbeltekst op uw hart gebonden, dan geldt tóch dit Schriftwoord: “Geloof in de Heere Jezus Christus, en u zult zalig worden” (Hand. 16:31). Dat is wat u moet doen, beste luisteraar, om onmiddellijk vrede te ontvangen. En ik hoop van harte dat sommigen van u het ontvangen voordat deze dienst voorbij is. Ik heb uw zielen van mijn God gevraagd, en ik heb ze deze avond als een buit ontvangen. Zij zullen Davids buit zijn, en u zult met ketenen van genade tot Jezus geleid worden. Wie van u is bereid om zijn vertrouwen op Jezus te stellen? Want als u dat doet, zult u eeuwige zaligheid ontvangen, al op het ogenblik dat u in Zijn heilige Naam gelooft.
Er is nóg een manier waarop sommige mensen proberen onder het geloof in Christus uit te komen. Dat is deze: ze verlangen een krachtdadige, duidelijk zichtbare bekering, voordat ze bereid zijn te geloven in de Zaligmaker. Begrijp me goed: in geen enkel onbekeerd mens heeft Christus ooit Zijn heil gewerkt. Voor ons is een totale omkeer van 180 graden noodzakelijk, een volkomen bekering van zonde tot heiligheid. Maar dat ís de zaligheid, dus geen vóórbereiding op de zaligheid. In de bekering komt Christus’ helende kracht openbaar. Maar dat wil niet zeggen dat u bekeerd moet zijn vóórdat u op Christus vertrouwt. U moet op Hem vertrouwen als voorwaarde voor bekering.
Wanneer iemand met een ziekte naar een bekwame dokter gaat, zegt hij toch ook niet: “Dokter, ik zal me met mijn ziekte pas aan u toevertrouwen, als ik een bepaald stadium in het genezingsproces bereikt heb”? “Natuurlijk niet”, zou de dokter dan zeggen, “als u dat stadium bereikt hebt, bent u al aan de beterende hand en hebt u mij niet meer nodig”. U doet er het verstandigst aan naar uw arts te gaan zoals u bent. En alsof u er zeker van kon zijn dat hij een onfeilbare arts is, zó moet u zich in zijn handen overgeven. Alsof u niets zou weten en hij alles. Alsof u niets te willen en in te brengen had, zo moet u zich helemaal op hem verlaten. Dat moet ook gedaan worden met het oog op de Heere Jezus, de onfeilbare zielearts. Waarom, arme, ellendige zondaar, zegt u: “Ik ben geen heilige. Ik kan niet behouden worden”?
Wie vertelde u dat u een heilige moest zijn? Het is Chrístus’ werk om van u een heilige te maken. U zegt: “O, maar ik heb niet zoveel berouw als ik zou moeten hebben.” Het is Chrístus’ werk om u zo berouwvol te maken als u behoort te zijn, en naar Hem moet u toe gaan om berouw te krijgen. U zegt: “O, maar ik heb geen verbroken hart”. Het is Chrístus die uw hart moet verbreken. Het is niet zo dat u zelf uw hart moet verbreken, om vervolgens naar Christus te kunnen gaan met een voldoende verbroken hart. Kom tot Jezus precies zoals u bent, met uw harde, stenen, ongevoelige hart, en vertrouw dat hart, en al het andere, toe aan Zijn reddende kracht. “Ik schijn zelfs geen sterk verlangen te hebben”, zegt iemand. Christus zélf schenkt elk geestelijk verlangen, door Zijn Heilige Geest. Hij is een Zaligmaker die het alfabet van de genade bij de letter A begint. Hij vraagt niet van u dat u zelf eerst tot de letter B, C of D komt, en dat Hij u dan pas wil ontmoeten. Nee, Hij begint bij het begin.
Toen de barmhartige Samaritaan de man vond die door bandieten neergeslagen was, kwam hij naar hem toe op de plaats waar hij lag. Dat is wat Jezus ook doet. Hij zegt niet: “Nu dan, gewonde man, sta op en kom naar me toe. Dan zal Ik olie en wijn in uw wonden laten druppelen”. Integendeel, Hij gaat naar de man toe op de plek waar hij in uiterste hulpeloosheid ligt, buigt zich over hem heen, trekt zijn kapotte kleren opzij, maakt zijn wonden schoon, laat er olie en wijn in druppelen, tilt hem op en brengt hem naar het huis van barmhartigheid. Arme ziel! Mijn Meester is geen halve, maar een héle Zaligmaker. En wanneer u aan de poorten van de dood ligt, vlak bij de deuren van de hel, dan is Hij evenzeer in staat om u te redden als wanneer u op de drempel van de hemel zat. Vertrouw daar waar u bent en zoals u bent op Christus als uw Zaligmaker, en Hij zál u zaligmaken. Zoek niet eerst naar bekering, maar verwacht bekering als gevolg van het geloof.
We hebben mensen ontmoet die er een eigenaardig idee op na hielden, dat ik nauwelijks onder woorden kan brengen. Ze hadden namelijk het idee dat, wanneer ze gezaligd zouden worden, een heel bijzondere gewaarwording hun ten deel zou vallen. Ze konden pas in Christus geloven als ze iets geheimzinnigs zouden voelen. Het is soms tamelijk moeilijk om mensen goed te begrijpen, maar toen ik er eens met een paar deskundigen over sprak, kreeg ik het idee dat deze mensen zelfs een lichamelijke gewaarwording verwachtten, binnen in hun lichaam. Ik herinner me dat iemand een keer tegen me zei: “Meneer, ik was er helemaal van overtuigd dat ik behouden was, want ik voelde me zo licht en opgewekt”.
Arme dwaas, wat doet het ertoe of u zich licht of bezwaard voelt! Wat heeft dat ermee te maken? Misschien ijlde u wel, of was u de kluts kwijt door ongewone opwinding. Pas op voor zulke onzin. Zich licht voelen zou wel eens verklaard kunnen worden als “in weegschalen gewogen en te licht bevonden” (Dan. 5:27). Het is een gewaarwording die evenzeer kan verschrikken als vertroosten. “O”, zegt er een, “maar ik voelde me zo bijzonder.” Ja ja, maar velen die nu in een psychiatrische inrichting verblijven, konden dat ook zeggen. Wat doet het ertoe wat u voelde? Het is niet een bepaald gevoel dat u zal zaligmaken. Geloof in Jezus zal u de zegeningen van de genade brengen.
Bijzondere gevoelens echter zijn wellicht veroorzaakt door wat u heeft gegeten, of door het weer, of door hysterie, of honderd andere dingen. Weet u niet dat, wanneer over politiek wordt gediscussieerd of een ander onderwerp wordt besproken, een begaafd spreker de mensen vaak in een staat van opwinding kan brengen, zodat ze er kippevel van krijgen. Maar wat zou dat? Opwinding maakt geen mens zalig. Velen worden tot tranen toe bewogen door een verhaal of een toneelstuk, maar wat baat dat hun? U kunt in godsdienstige vervoering raken, terwijl uw emoties voor de helft puur lichamelijk zijn en er niets van de genade van God in gevonden wordt. Het is wijzer om stil neer te zitten en te zeggen: “Dit is Gods weg tot behoud, behoud door Zijn gekruisigde Zoon, Jezus Christus.
En God heeft beloofd dat Hij, wanneer ik op Zijn Zoon vertrouw, mij zal verlossen van de zonde, een nieuwe mens van mij zal maken en mij zal genezen van al mijn geestelijke kwalen. Ik zal op Hem vertrouwen, want ik ben er zeker van dat Zijn getuigenis waarachtig is”. Door die eenvoudige en weloverwogen geloofsdaad wordt u zalig gemaakt. Het vermogen om in uw God te geloven is er het bewijs van dat met uw genezing een begin gemaakt is, en het is een goed begin. Als u daadwerkelijk uw vertrouwen op Hem gesteld heeft, heeft Jezus uw zaak op Zich genomen en zal Hij u zalig maken.
Het feit dat u kunt geloven en dat ook daadwerkelijk doet, bevat in zichzelf de belangwekkende kracht waardoor u zult worden bevrijd van uw afkerigheid. Wie in God gelooft is niet langer een vijand van Hem. Degenen op wie we ons vertrouwen stellen, leren we spoedig lief te hebben. Dit vereist, zoals u ziet, geen bijzondere gewaarwording of opwinding. Het is duidelijk en helder genoeg. “Maar moeten we dan niet wedergeboren worden?” vraagt iemand. Ja zeker! Degene die in Christus gelooft, ís wedergeboren. Hoewel hij er tot nog toe niet van weet, is het eerste levensteken in zijn ziel aanwezig.
Het eerste onmiskenbare bewijs van geestelijk leven is namelijk vertrouwen op Jezus alleen. Het beste bewijs is niet het vertrouwen op kenmerken, tekenen, bewijzen, gevoelens, indrukken en wat al niet meer. Het beste bewijs van geestelijk leven is juist dat men daar lós van raakt en op Jezus vertrouwt. Dit is het wezen van de zalige verandering, namelijk dat iemand zichzelf verliest en de Heere God in Jezus Christus vindt. Een zeker zeeman heeft een heel goed anker, een van de best geconstrueerde die ooit door de marine gebruikt zijn. Het anker ligt aan boord van zijn schip, maar op die plaats is het van geen enkel nut voor hem. Omdat hij zijn anker aan boord houdt, kan het zijn schip niet op zijn plaats houden en slaat zijn vaartuig op drift. De zeeman haalt het anker op, legt het op het dek en kijkt ernaar.
Wat een geweldig anker! Zou dat niet houden in tijden van storm? Hij bewondert zijn anker alsof het helemaal van goud is. De winden huilen en de golven rollen, maar hij voelt zich veilig met zijn anker aan boord. Dwaas, dat anker is nutteloos voor u als u het gewoon kunt zien. Een schip kan niet verankerd worden in het schip zelf. “En als ik het anker nu eens aan de zijkant van het schip hang”, oppert de zeeman. Ook daar is het van geen nut. Wat moet u ermee doen? Gooi het overboord. Laat het in de diepte neerzakken, tot op de bodem van de zee. Het is dan wel verdwenen en u kunt het dan niet meer zien, maar dat is alleen maar goed. Dan wérkt het anker. Welnu, ziel, werp uw anker der hoop overboord. Laat het niet aan uw gevoelens hangen, of aan uw indrukken, of aan iets anders dat van u is. Laat het overboord
gaan, diep in de wateren van oneindige liefde. Laat het houvast krijgen aan Jezus. Uw hoop moet buiten uzelf liggen. Zolang uw vertrouwen op uzelf gericht is of ook maar enigszins op uzelf betrekking heeft, is het net een anker dat aan boord is. En dat maakt het schip alleen maar zwaarder, maar het kan niets uitrichten als het stormt. Dit is de waarheid. God geve u genade om met deze waarheid in te stemmen.
2. In de tweede plaats wil ik naar voren brengen wat voor ons de reden is om in Jezus Christus te geloven. Welke grond heb ik, als zondaar, om mijzelf aan Jezus Christus toe te vertrouwen?
In elk geval hoeft naar geen enkele grond in onszelf gezocht te worden. Onze grond om in Christus te geloven ligt in de eerste plaats in Gods getuigenis aangaande Zijn Zoon Jezus Christus. God, de eeuwige Vader, heeft Christus verordineerd om “een verzoening te zijn voor onze zonden, en niet alleen voor onze zonden, maar ook voor de zonden van de hele wereld” (1 Joh. 2:2). God de Vader zegt tegen de mens: “Ik kan u rechtmatige vergeving schenken vanwege de dood en gerechtigheid van Mijn Zoon. Vertrouw op Mij, en Ik zal u zalig maken.” Wat wilt u nog meer? Hij die niet gelooft, heeft God tot een leugenaar gemaakt, omdat hij Gods getuigenis aangaande Zijn Zoon niet geloofd heeft (1 Joh. 5:10). Als God iets verklaart, dan heeft u beslist niet meer bewijs nodig. “God zij waarachtig, maar alle mens leugenachtig” (Rom. 3:4).
Wat kan standvastiger zijn dan de stem van God, Die niet liegen kan? Geliefde luisteraars, voor mijn gevoel zou ik u geen verdere bewijzen behoren voor te houden. Het komt zo beledigend voor de Heere over wanneer ik Hem tracht te verdedigen, alsof Zijn volmaakte waarheid door mijn getuigenis gesteund zou moeten worden. Engelen twijfelen nooit aan God. Die luisterrijke en heerlijke wezens wantrouwen hun Maker nooit. Stoffelijke wormen! Stoffelijke wormen, hoe kunt u twijfelen aan de God die u gemaakt heeft? O, laat het toch niet waar zijn! En wanneer Hij getuigt dat Hij een God is Die bereidwillig is om de schuldigen gratie te verlenen en gereed staat om al diegenen die op Zijn Zoon vertrouwen vergeving te schenken, waarom zouden we zo’n genadige verklaring dan in twijfel trekken? Mijn ziel, ik gelast u op uw Zaligmaker te vertrouwen. Werp verder geen vragen meer op, maar laat de zaak in u verzekerd en bevestigd worden.
De volgende grond om te geloven, is Jezus Christus Zélf. Evengoed als de Vader legt Híj getuigenis af op aarde, en Zijn getuigenis is waarachtig. Besef toch Wie deze Christus is, op Wie we moeten vertrouwen. Sla acht op Zijn persoon. Hij is God, “waarachtig God uit waarachtig God”. Kunnen wij aan Hem twijfelen? Hij is volkomen mens, en Hij heeft een volkomen menselijke natuur aangenomen om onzentwil. Kunnen wij aan Hem twijfelen? Hij heeft een volmaakt leven geleid. Wanneer heeft Hij ooit gelogen? Wie kan Hem leugens ten laste leggen? Hij is gestorven, “Hij rechtvaardig voor de onrechtvaardigen, opdat Hij ons tot God zou brengen” (1 Petrus 3:18). En God heeft het offer van Zijn geliefde Zoon aanvaard. Kan Hij ons een beter bewijs van Zijn betrouwbaarheid geven dan Zijn dood voor ons?
Waarom weigert u uw vertrouwen te schenken aan Een die het zo waard is? Kunt u twijfelen aan Golgotha? Wilt u het kruis verachten? Zegt u: “Ik wil nog een andere grond om in Christus te kunnen vertrouwen, naast Zijn eigen Persoon en Zijn volbrachte werk”? Ik voel me helemaal beschaamd dat ik aan het pleiten ben voor zoiets als dit. Vertel me waarin mijn Heere ooit ontrouw was. O mensenkinderen, vertel me wanneer Hij ooit een zondaar die tot Hem kwam, weigerde te ontvangen.
U weet dat Hij is opgestaan uit de dood, dat Hij ten hemel gevaren is, dat Hij nu gezeten is aan de rechterhand van God en spoedig zal komen, en durft u Hem dan gewoon als een huichelaar te bejegenen? Kunt u Hem niet vertrouwen? Durft u Hem te wantrouwen? Verlangt u meer en grotere wonderen dan die in Christus Zélf te vinden zijn? Wanneer iemand uit de dood zou opstaan, zou u dat niet geloven als u ook niet in Jezus gelooft. U hebt immers meer dan Mozes en de profeten, nu u de opgestane Christus Zélf hebt? (verg. Luk. 16:31) Wilt u niet op Hem vertrouwen?
Ik zou uw hand wel willen grijpen, mijn broeder, en u op de man af willen vragen: is het echt waar dat u mijn Heiland wantrouwt en uw ziel niet aan Hem kunt toevertrouwen? Is dat echt waar? Zelfs met tranen in de ogen verzoek ik u dringend: behandel Hem toch niet zo slecht, maar werp uw ziel op Hem op dit ogenblik. Geloof in Hem precies zoals u bent, en Hij zal u zalig maken. Hij zal Zijn Woord niet breken, maar Hij zal uw schuld wegwassen met Zijn eigen bloed, als u bereid bent gereinigd te worden.
Weet u nóg niet waarom het nodig is dat u gelooft? Welnu, uw grond om te geloven ligt in het feit dat God u bevéélt te geloven. “Die gelooft zal hebben en gedoopt zal zijn, zal zalig worden, maar die niet zal geloofd hebben, zal verdoemd worden” (Mark. 16:16). “Geloof in de Heere Jezus Christus en u zult zalig worden” (Hand. 16:31). En dit gebod hebben wij ontvangen van onze Meester, namelijk dat wij dit Evangelie verkondigen aan alle creaturen onder de hemel. En wij verkondigen het in Zijn Naam, en wij bevelen u in de Naam van Jezus Christus, de Zoon van God, dat u in Hem gelooft.
Dit goddelijke bevel biedt u genoeg grond om te geloven. Wanneer God u beveelt dat te doen, hoeft u niet te vragen: “Mag ik dat wel doen?” Het is onzinnig dat iemand toestemming vraagt om de wet te mogen houden. Elk gebod houdt automatisch ook de toestemming in om het te gehoorzamen. Aangezien het bevel om het Evangelie te gehoorzamen van God Zélf komt, beste luisteraar, wat heeft u dan anders te doen dan het op stel en sprong te gehoorzamen en te geloven? De deur is open, ga naar binnen. Het feestmaal staat klaar, eet. Het watervat is gevuld, was uzelf.
Daar komt nog bij dat aan u en aan elk schepsel deze belofte gedaan is: “Geloof in de Heere Jezus Christus en u zult zalig worden” (Hand. 16: 31). “Hij die in Hem gelooft, wordt niet veroordeeld” (Joh. 3:18). Hoort u dat wel? “Hij die in Hem gelooft, heeft het eeuwige leven” (Joh. 3:36). Hij heeft het eeuwige leven, en Hij heeft het nú. Er zijn rijke en genadige beloften voor u. Wat wilt u nog meer? O, ik weet niet wat ik nog meer kan zeggen… Als Jézus u beveelt, als Jézus u nodigt, hoe kunt u dan gewoon blijven waar u bent? O, Heilige Geest, laat dit ingang vinden bij de mensen en leidt hen tot geloof.
Ik wil alleen dit er nog aan toevoegen: Ik geloof zeker dat die arme melaatsen in Jezus geloofden omdat ze hadden gehoord van ándere melaatsen die door Hem werden gereinigd. Welnu, hier staat iemand voor u, die representatief is voor vele anderen in deze plaats, die, als dit er een geschikt moment voor was, zouden gaan staan en hetzelfde zouden zeggen. Ik kwam tot Jezus vol zonde, schuldig en verloren, met een hard hart en een bezwaard gemoed. En ik keek naar Hem, terwijl ik alleen op Hem als mijn Redder vertrouwde, en Hij heeft mij gered. Hij heeft mijn natuur veranderd. Hij heeft mijn zonde uitgedelgd. Ook heeft Hij ervoor gezorgd dat ik Hem lief kreeg, en dat ik al het goede, al het ware en al het edelmoedige lief kreeg, om Zijnentwil. Het is echt niet zo dat ik als enige ben overgebleven om het u te vertellen.
Er zijn er op het ogenblik wel een paar duizend in dit bedehuis in wie hetzelfde wonder van goddelijke genade is gewerkt. Stel daarom uw vertrouwen in mijn Heere Jezus, en hetzelfde wonder zal in u gewerkt worden. Waar bent u, mijn vriend, u, voor wie zoveel overredingskracht nodig is, terwijl het toch om uw bestwil gaat? Als ik geld weg te geven heb, hoef ik niemand ertoe over te halen om het aan te willen nemen. Laat maar eens een muntstuk rinkelen, dan hoort iedereen het. Hoe snel ontstaat er niet een stormloop naar de plek waar de geldstukken hun gouden gerinkel laten horen! Deel maar eens brood uit in een koude winter, of zelfs maar een beetje soep, dan verdringen de armen zich om het in handen te krijgen. Maar als er gezegd wordt: “Vertrouw op Jezus, en uw zonden zullen u worden vergeven, en uw natuur zal worden veranderd, en u zult voor de zonde bewaard worden, en u zult gereinigd en geheiligd worden”, dan… O, mijn Meester, wat maakt het ook uit, al worden ze nog zo vaak geroepen? Mensen hoeven niet alleen maar geroepen te worden, ze moeten gedwongen worden.
3. Ik moet nu besluiten met het derde punt, namelijk: Wat is het gevolg van dit geloof, dat ik u heb voorgehouden? Waartoe leidt de leer dat wij alleen op Jezus moeten vertrouwen? Wat is het resultaat, wat is de uitkomst van dit vertrouwen op Jezus, zonder kenmerken, tekenen en bewijzen?
Het eerste wat ik erover heb te zeggen is dit: Wanneer zulk geloof werkelijk aanwezig is in de ziel, dan is daarin reeds een zaligmakende verandering zichtbaar. “O”, zegt u, “maar ik zie die verandering niet. En hoe kan die verandering dan aantonen dat ik een nieuwe mens ben, omdat ik mezelf aan Christus toevertrouw?” Overweeg dit eens even: dat die zaligmakende verandering al in u gewerkt wordt, blijkt uit het feit dat u gehoorzaam aan Jezus geworden bent. Lange tijd heeft uw trotse wil juist tegen deze daad van gehoorzaamheid gestreden. Van nature verzet iedereen zich tegen het eenvoudige vertrouwen op Christus. En wanneer hij uiteindelijk bezwijkt voor het goddelijke genadewerk, dan betekent dat dat hij in feite afstand doet van zijn eigen wil, dat hij zijn rebellie opgeeft en dat de vrede gevestigd wordt.
Geloof is gehoorzaamheid. Geloof bewijst dat aan de oorlog een einde is gekomen door onvoorwaardelijke overgave. Aan Jezus werd gevraagd: “Wat zullen wij doen opdat wij de werken Gods mogen werken?” Jezus antwoordde: “Dit is het werk Gods (dat wil zeggen: het goddelijkste werk dat u kunt doen), dat gij gelooft in Hem, Die Hij gezonden heeft” (Joh. 6:28 en 29). Het is zó: aan de ene kant is geloven helemaal geen werk, maar aan de andere kant is geloven het belangrijkste van alle werken. God en u zijn hier in het geding. Dit is waar het allemaal om draait: u wilt zalig gemaakt worden door iets in uzelf, maar God zegt dat Hij u zalig zal maken als u op Christus vertrouwt. Welnu, als u op Christus vertrouwt precies zoals u bent, dan is dat een bewijs dat u gehoorzaam aan God gemaakt bent. En wel zó gehoorzaam, dat een algehele, diepgaande, radicale vernieuwing van uw natuur duidelijk heeft plaatsgevonden.
Wat ook als een bewijs geldt, is dat u nederig bent. Want het is iemands trots die er de oorzaak van is dat hij iets wil dóen, of iets wil zíjn, in zijn streven zichzelf zalig te maken. Het komt ook voor dat hij weliswaar zalig gemaakt wil wórden, maar dan wel op de een of andere opzienbarende manier, zodat hij aan andere mensen kan vertellen langs welke wonderbaarlijke weg hij behouden werd. Wanneer u bereid bent om gered te worden als een arme, nergens voor deugende zondaar, precies zoals u bent, dan bent u al verlost van uw trots. Ik zal u echter geen complimenten maken: u bent een nergens voor deugende ellendeling van een zondaar. En als u op Jezus vertrouwt, wat iemand die zo’n zondaar is ook moet doen, dan wil dat zeggen dat u ootmoedig bent. En dit is een krachtig bewijs dat zich in uw geest een verandering heeft voltrokken.
Nogmaals, geloof in Jezus is het beste bewijs dat u met God verzoend bent. Het kwalijkste bewijs van uw vijandschap tegenover God is namelijk dat u geen prijs stelt op Gods weg tot zaligheid. U hebt zó’n afkeer van God, dat de hemel voor u niet hoeft als het op Gods voorwaarden moet. U, de zondaar, staat zozeer op voet van oorlog met God, dat u liever naar de hel gaat dan dat u zalig wordt langs Gods weg. Daar komt het op neer. En als u die houding dan laat varen en zegt: “Heere, als ik maar genezen kan worden, als de liefde tot U mijn deel maar kan worden – ik ben bereid om zalig gemaakt te worden op welke wijze dan ook”, als u dat zegt, zal dat een bewijs zijn van een grote verandering in u.
Als u roept: “Heere, ik wil behouden worden op Uw eigen wijze en ik zal daarom op Christus vertrouwen, zoals U mij bevolen hebt”, dan zijn God en u het eens geworden over een heel belangrijke zaak. Er wordt dan geen slag meer geleverd tussen God en u, want God en u zijn eensgezind over de noodzaak van vertrouwen op Christus. God heeft Zijn eer in Christus’ handen gelegd en u hebt uw ziel in Christus’ handen gelegd, zodat God en u overeenstemmen in het eren van Jezus. Het moment waarop u zich aan Christus toevertrouwde, alleen dát maar, gaat gelden als een duidelijke erkenning en een onweerlegbaar bewijs dat er een grote verandering gewerkt is in uw verhouding tot God en in uw gevoelen jegens Hem.
Welnu, denk erom, weldra, vroeg of laat, wordt u zich tot uw grote vreugde bewust van het feit dat u behouden bent. Menig mens die wordt behouden, mag zich een tijdlang afvragen of er in hem wel echt genadewerk aanwezig is, maar mettertijd wordt hij deze zegening duidelijk gewaar. Als iemand op Jezus vertrouwt, zoals ook de tien melaatsen deden, en naar zijn vertrouwen handelt, blijft het goede gevolg niet uit. Kijk maar naar de tien melaatsen. Ze gaan naar de priester toe, hoewel ze nog niet kunnen ontdekken dat ze genezen zijn. Ze doen dit op gezag van Christus, en Hij zal hun vertrouwen niet beschamen. Degenen namelijk die op Hem vertrouwen, zullen niet beschaamd uitkomen of in verwarring raken. Zij moeten op weg gaan voordat zij hun genezing bemerken, maar als ze onderweg zíjn, zúllen ze die ook bemerken. Ook u zult, wanneer u op Christus vertrouwt zonder dat u iets goeds in uzelf gewaar bent geworden, niet lang hoeven te wachten voordat u Zijn gezegende kracht in uw hart zult ervaren.
Ik wil u mijn eigen ervaringen vertellen, gewoon om degenen die naar Jezus toe gaan te helpen. Toen ik naar Jezus toe ging, was ik het me niet bewust dat ik naar Hem toe ging. En toen ik op Christus zag, wist ik nauwelijks of dat wel de juiste wijze was om op Hem te zien. Maar toen ik tenslotte ontdekte dat Jezus mij had genezen, tóen besefte ik wat ik had gedaan. Vaak heeft God mij een zegen gegeven die ik pas in een later stadium in het vizier kreeg. Bij het lezen van de ervaringen van godvrezende mensen heb ik vaak in mezelf gezegd: “Ik wilde dat ik dat ook had meegemaakt”. Maar als ik dan later terugblikte, zag ik dat ik mij bewogen had in dezelfde baan als zij en dezelfde ervaringen had opgedaan. Vaak wenst een mens dat hij nederig is, en dan is hij ook nederig, juist omdat hij denkt dat hij níet nederig is. Vaak verzucht iemand: “Ik wilde wel dat ik een gevoelig hart had”. Ik ben er echter zeker van dat zijn hart dan gevoelig ís, juist omdat hij klaagt over de hardheid ervan. Hij verlangt ernaar intens gevoelig te zijn tegenover de Heere, maar het is duidelijk dat hij een gevoeligheid bezit die hij zelf niet opmerkt. Hij heeft een hoog gevoeligheidsideaal voor ogen, en dat is heel goed, maar daarom is hij wel bang dat hij in gevoeligheid tekortschiet.
O, mijn beste vriend, als u op Jezus vertrouwt wanneer het donker is voor u, dan zult u op een dag het licht binnengaan. En al zou u nooit enige troost genieten, dan zou u nóg behouden zijn. Al zou u op heel de weg tussen deze plaats en de hemel nooit enig bewustzijn van uw zaligheid hebben gehad, maar tóch uw vertrouwen op Christus hebben gesteld, dan móet en dan zúlt u zalig worden. Christus kan het namelijk onmogelijk toelaten dat geloven in Hem tevergeefs zou zijn. Als u op Jezus vertrouwt, zult u weldra Zijn liefde leren kennen. Vertrouw op Hem als u in het water wegzinkt, en u zult blijven drijven. Vertrouw op Hem als u denkt dat u sterft, en u zult blijven leven. Als u op Hem vertrouwt vóórdat u enig blijk van genade in uzelf hebt waargenomen, dan zult u spoedig inzien dat er wel degelijk genade in u gewerkt werd, ook al bespeurde u er niets van. Als u op de Heere vertrouwt, bent u reeds aangeraakt door goddelijke kracht. Alleen almachtige genade immers was in staat om u tot het geloof en tot het leven te leiden. De staat en de daad van het geloof zijn de eenvoud zelf. Maar om ons tot die eenvoud te kunnen brengen moet God Zélf ons herscheppen.
Kortom: Wanneer u bereid bent om tot Christus te gaan, en op Hem vertrouwt zónder wonderen, tekenen of kenmerken, maar eenvoudig alléén op Hém, dan heeft u binnen in u een kracht ontvangen die u door het leven zal dragen, en die u in heiligheid zal bewaren tot het einde toe. Deze morgen vertelde ik u hoe David zich sterkte in God (1 Samuël 30:6; zie preek nr. 1,606). Toen Ziklag was verbrand, zijn vrouwen waren weggevoerd en zijn manschappen het erover hadden of hij niet gestenigd moest worden, viel David terug op God alleen. Dit is een geweldige daad, maar toch is die te vergelijken met het prille begin van het geloof van een zondaar. Het is een groots beginpunt in uw leven, arme zondaar, wanneer u uw vertrouwen op Christus alleen begint te stellen en zegt: “Er is niets goeds in mij en ik heb niets waarop ik mijn hoop kan stellen, maar toch werp ik mezelf op Jezus Christus, de Zaligmaker van zondaren, of ik nu naar beneden zink of blijf drijven. Kom ik om, dan kom ik om”. Dit is een heerlijk begin. Voor menig vroom leven is zo’n geloof in de Heere alléén een króningshandeling geweest.
En ook u, arme zondaar, mag ditzelfde geloof beoefenen, al bent u nog maar een zuigeling in Christus. U zult in het leven dat voor u ligt nog vaak op deze wijze moeten vertrouwen. Het is daarom een goede zaak dat u op dezelfde manier begint als waarop u voortgaat. In zakelijke kwesties, in uw gezinsleven en in uiteenlopende beproevingen zult u in zodanige omstandigheden gebracht worden, dan u genoodzaakt bent hetzelfde geloof te beoefenen als waarmee u ooit begonnen bent. Daarom wil ik u dit onderwijs al geven nu u nog aan het begin staat. U zult moeten zeggen: “Ik ben de zwakheid en de armoede in eigen persoon, en ik weet niet hoe er voor mij gezorgd moet worden, maar zoals de raven en de mussen gevoed worden, zo zal ik ook worden gevoed.
Ik werp daarom mijn naaktheid voor God neer, om door Hem gekleed te worden. Ik werp mijn honger voor God neer, om door Hem verzadigd te worden. Zelfs mijn hele leven werp ik voor Hem neer, opdat Hij het voor mij beware voor de kaken van de dood”. Dit is een groot geloof. U moet echter met dit geloof beginnen, want anders bent u niet op de rots gaan bouwen. Uw eerste gang moet zijn naar de levende Rotssteen, want anders zal alles ongewis zijn. Een goed begin is de halve strijd. Zorg dat u een fundament krijgt dat onwankelbaar is. Het leven kent immers vele beproevingen, en wee degene wiens fundament falen zal.
Dit is het grote geloof om mee te leven en mee te sterven. Nu worden de gordijnen dichtgeschoven en wordt het licht van de zon weggenomen. De stemmen van de vrienden beginnen te vervagen, het oor wordt al dover en de ogen breken. Mijn ziel, u staat nu op het punt om de nimmer getoonde wereld binnen te gaan. Wat staat u nu te doen? Inderdaad, wat anders dan vallen in de armen van uw Vader en uw God! O, mijn beste luisteraar, als u vanaf het begin hebt geleerd te vertrouwen op grond van wat Jézus is, en niet op grond van wat ú bent, dan zult u weten hoe u moet sterven.
In het nabije vooruitzicht dat u rekenschap moet afleggen, in het nabije vooruitzicht van de komst van de Heere, komen er immers angsten, twijfels en schrikbeelden op u af, als u naar uzelf kijkt, of naar uw voorbije leven, en probeert daarin een rustpunt te vinden. Maar als u kunt zeggen: “Mijn Zaligmaker, in Uw handen beveel ik mijn geest, mijn naakte ziel leg ik opnieuw in Uw doorboorde handen”, dan mag u uw laatste adem in vrede uitblazen, wetende in Wie u hebt geloofd, en verzekerd dat Hij machtig is uw pand, bij Hem weggelegd, te bewaren tot die dag (2 Tim. 1:12).
Toen John Hyatt op sterven lag, vroeg een van zijn vrienden aan hem: “Meneer Hyatt, kunt u uw ziel nu aan Jezus toevertrouwen?” “Man”, antwoordde hij, “één ziel aan Hem toevertrouwen? Dat is niets. Ik zou een miljoen zielen aan Hem kunnen toevertrouwen, als ik ze zou hebben. Ik weet dat Hij machtig is om allen die op Hem vertrouwen zalig te maken.” Ik wens daarom dat u begint zoals de arme melaatsen begonnen, door Christus te geloven op Zijn woord. Ik wens dat u uw weg gaat in de kracht van dat woord, vóórdat u enige hoopvolle verandering in uzelf bespeurt. Zó mag u, wanneer u komt te sterven, verwachtend uitzien naar de heerlijkheid, hoewel de schittering daarvan u nu nog niet van gedaante veranderd heeft. U mag uitzien naar de eeuwige kroon, uitzien naar de harp, uitzien naar het gelaat van de
Beminde, en naar het onuitsprekelijke geluk, verwachtingsvol, ook al pakken donkere wolken zich samen boven u. Voordat u door de paarlen poorten gaat of de kille zee oversteekt, mag u zich door een onwankelbaar geloof verheugen in het zien van een heerlijk visioen. De hoop die gezien wordt, is geen hoop. Maar heerlijk is het geloof dat de Onzienlijke ziet en vasthoudt aan het onzichtbare. Door deze kracht loop ik nu zelfs vooruit op de vreugden in de bovenste hemelen. Geliefden, tracht hetzelfde te doen. Sta naar meer geloof! Het zal groot zijn wanneer straks blijkt dat u heel de hemel al kent, hoewel u die nooit gezien en nooit ervaren hebt, maar juist omdat u de Heere van de hemel kende en vertrouwde. Tot dusver heeft u ondervonden dat hetgeen is beloofd wáár is. Vertrouw dan nu ook op de Heere inzake de heerlijkheid, zoals u op Hem vertrouwd hebt inzake de genade. Dan zult u eerlang gewaarworden dat ook Zijn rijkste beloften wáár zijn. God make u zalig, iedereen van u, geliefden. En moge Hij dat doen op ditzelfde ogenblik, omwille van Zijn lieve Zoon.
Amen.