Bijbels Dagboek, C.H. Spurgeon
“Voor Iedere Avond”
En zij hoorden een grote stem uit de hemel, die tot hen zeide: Kom herwaarts op. Openbaringen 11:12
Laten we deze woorden, zonder rekening te houden met het profetisch verband waarin ze staan, eens bezien als een uitnodiging van onze hemelse Voorloper aan Zijn geheiligde volk. Op zeker moment zal er door iedere gelovige een ‘grote stem uit de hemel gehoord worden’ die zegt: ‘Kom herwaarts op.’ Iedere gelovige zou naar dit moment met blijde verwachting uit moeten kijken. In plaats van op te zien tegen het tijdstip dat wij deze wereld zullen moeten verlaten om naar de Vader te gaan, zouden we vol verlangen naar dit moment van onze bevrijding moeten uitzien. Ons lied zou moeten zijn:
Mijn hart is in de hemel,
Waar Jezus mij verbeidt;
’k Zal haast Zijn stem vernemen:
Kom, deel Mijn heerlijkheid.
We worden niet geroepen om neer te dalen in het graf, maar om op te stijgen naar de hemel. Onze voor de hemel geschapen ziel zou verlangend moeten uitzien naar haar hemelse bestemming. We zouden tevens met geduld op die hemelse dagvaarding moeten wachten. Onze God weet het juiste tijdstip waarop Hij ons zal uitnodigen: ‘Kom herwaarts op.’ We moeten dat tijdstip niet willen verhaasten. Ik weet dat een sterk verlangen hiernaar ons kan doen uitroepen: ‘Ontbonden te worden en met Christus te wezen, dat is zeer verre het beste.’ Maar ons geduld moet vervolmaakt worden. God bepaalt met grote wijsheid de tijdsduur dat zijn heiligen hier op aarde moeten verblijven. Als het mogelijk zou zijn om in de hemel ergens spijt van te hebben dan zouden de heiligen ongetwijfeld treuren over het feit dat ze niet langer geleefd hebben om meer goed te doen, om meer schoven te verzamelen voor de hemelse voorraadschuren, meer parels aan Zijn kroon! Dat kan alleen maar door harder te werken. Zeker er zit ook nog een andere kant aan, hoe korter wij leven, hoe minder wij zondigen. Als we God echter volledig dienen en Hij ons in de gelegenheid stelt het goede zaad te zaaien en een honderdvoudige oogst te maaien, zouden we dan niet zeggen dat het goed is om te blijven waar we zijn. Laten we zolang Hij ons begunstigt met Zijn tegenwoordigheid vergenoegd zijn, of onze Meester nu zal zeggen ‘ga’, of ‘blijf’.