…hetgeen ik nu in het vlees leef, dat leef ik door het geloof des Zoons van God… Galaten 2:20
In deze preek zal ik niet de gehele bijbeltekst behandelen, aangezien ik dat al eerder gedaan heb. Voor nu is deze ene tekstregel voldoende. Ik zal ook niet proberen in te gaan op de volle geestelijke betekenis van dit diepgaande en vruchtbare bijbelgedeelte. Slechts één gedachte zal ik er uithalen en die proberen uit te werken, in het vertrouwen dat het in de praktijk van ons leven tot nut zal zijn.
Er wordt zo nu en dan bezwaar gemaakt tegen de prediking van het Evangelie. We zouden mensen oproepen te leven voor een andere wereld en zodoende verzuimen om mensen te leren op de juiste wijze te leven in het tegenwoordige leven. Niets is minder waar. Ik durf te beweren dat door dienaren van het Evangelie meer praktisch moreel onderwijs gegeven wordt, dan door alle filosofen, hoogleraren en moralisten bij elkaar. Hoewel wij onszelf geroepen weten te spreken van iets dat veel hoger is dan alleen het morele leven, hameren wij desondanks, nee juist om die reden, op de zuiverste geboden en leggen we de beste gedragsregels voor u neer.
Het zou erg treurig zijn, geliefde broeders, wanneer we bij het voorbereiden voor het toekomende leven ongeschikt werden gemaakt voor dit leven. Maar zo is het niet. Het zou erg vreemd zijn als we bij het geschikt maken om met engelen te verkeren, steeds ongeschikter zouden worden om met mensen om te gaan. Dat is niet zo. Het zou bijzonder zijn als zij die spreken van de hemel, niets hadden te vertellen over de weg daarheen. Niets van dat alles. De laster is al zo vaak herhaald dat het bijna zinloos is er opnieuw op in te gaan.
Mijn broeders, ware godsdienst heeft net zoveel met deze wereld te maken als met de toekomende. Het spoort ons altijd aan tot het hogere en betere leven, door handelingen en regels die waardevol zijn zolang we hier op aarde zijn. Godsvrucht bereidt ons voor op het leven dat volgt, nadat we dit sterfelijke lichaam hebben afgelegd. Zoals Paulus ons in de tekst zegt, vormt het ons leven nu al in deze wereld. Geloof wordt beoefend in het heden. Kijk eens hoe het gezegevierd heeft in het dagelijks leven en beschreven staat in het elfde hoofdstuk van de zendbrief van de apostel Paulus aan de Hebreeën.
Godsvrucht gepaard met tevredenheid is een groot geschenk. Het bevat beloften voor zowel het huidige leven als voor het toekomende. De reikwijdte van het geloof is aarde en hemel, tijd en eeuwigheid. Het geloof heeft invloed op ons hele wezen: geest, ziel en lichaam. Het geloof omvat niet alleen het verleden en de toekomst, maar zeer zeker ook het heden. Het geloof van de christen heeft te maken met de dingen van nu. Wat ik nu met u wil overdenken gaat over ons aardse leven van nu. Met de hulp van Gods Geest wil ik aantonen welke invloed het geloof daarop heeft.
Er zijn zeven punten waar het geloof in Hem, Die ons heeft liefgehad en Zijn leven voor ons gaf, een duidelijke invloed heeft op het leven dat we nu op aarde leven.
1. Het geloof moedigt aan tot een werkzaam leven.
Om te beginnen, het geloof moedigt aan tot een werkzaam leven. Het zet aan tot ijver. Ik durf tebeweren dat elk lui mens bijna geen of geen geloof in God heeft, omdat het geloof ’door de liefde iswerkende’. Ik veronderstel dit met de opmerking dat een gelovig mens een actief mens wordt. Behalve wanneer een gelovige niet werken kan. In zo’n situatie heeft hij veel geduld nodig en verdraagt hij bijontslag de wil van de Allerhoogste. Hij die in werkelijkheid niets onderneemt, gelooft niets. Geloof is een lege vertoning indien het geen vruchten in het leven voortbrengt.
Wanneer een belijder van het geloof geen inspanning toont, geen werkijver, geen volharding, geen inspanning om God te dienen, dan mag men zich ernstig afvragen of hij wel een gelovige is. Een kenmerk van geloof is, wanneer het tot leven komt, zelfs in de zwakste vorm, dat het tot ijver aanzet. Kijk maar eens naar de verloren zoon en let eens op zijn eerste verlangen. De genade begint te glanzenin zijn ziel en het eerste gevolg is de belijdenis van zijn zonden. Hij roept het uit: ‘Vader, ik heb gezondigd tegen den Hemel en voor u, en ben niet meer waardig uw zoon genaamd te worden.’
En wat is het tweede gevolg? Het is zijn verlangen dat er iets gebeurt: ‘Maak mij als één van uw huurlingen.’ Door niets te doen werd hij tot een verkwister. Hij heeft al zijn bezittingen doorgebracht in overvloedige ijdelheid, hij zocht genot zonder aan het werk te zijn. Hij heeft zichzelf gestort in de grootste ondeugd, want hij was heer en meester over zijn geld, maar niet over zichzelf. Het was voor hem niet verkeerd dat hij het veld werd ingestuurd om de zwijnen te voeren. Het gezelschap dat hij ontmoette bij de zwijnentrog was beter dan degenen met wie hij aanzat bij zijn feestmaaltijden. Eén van de tekenen van de terugkeer van zijn geestelijke gezondheid was zijn verlangen weer aan het werk te gaan, ook al moest hij de allerminste slaaf van zijn vader worden.
Zie ook eens hoe Saulus van Tarsen, vlak voor hij rust vond in Christus, uitriep: ‘Heere, wat wilt Gij, dat ik doen zal?’ Het geloof wekt de ziel op om te werken. De eerste vraag van geestelijke ongerustheid is: ‘Lieve heren, wat moet ik doen opdat ik zalig worde?’ Daarom is het geloof ook zonuttig in al de arbeid en moeiten van dit sterfelijk leven. Het zet de mens in beweging en voorziet hem van een goede reden om te arbeiden. Het geloof staat de mens niet toe om lusteloos, doelloos en ijdel op het bed van de luiaard te liggen, maar het zorgt voor een serieuze en ernstige houding. Laat daarom‘uw lendenen omgord’ zijn voor ‘de loopbaan die ons is voorgesteld.’
Iedereen zou een eerbaar beroep moeten hebben. In de oude kerk was het een regel en die geldt ookvandaag de dag nog: ‘Wie niet werkt, zal ook niet eten.’ Het is goed voor ons om een werkzaam levente leiden. Toen de mens nog niet gezondigd had, plaatste God hem in het paradijs, maar niet in eenslaapzaal. God plaatste de mens in de hof om ‘die te bouwen en te bewaren.’ Het zou voor Adam geenaangename plaats geweest zijn, indien hij niets anders te doen had dan de geur van de rozen opsnuiven en het bewonderen van de bloemen. Werk was voor de mens even belangrijk vóór de zondeval als erna. Hoewel het werk niet van dien aard was dat het tot zweet op het voorhoofd en uitputting van het lichaam leidde. In de hof der genade zet het geloof aan tot een blijmoedige dienst, en tot niets anders te zijn dan een dienaar van de Heere.
De tekst luidt: ‘Hetgeen ik nu in het vlees leef, dat leef ik door het geloof des Zoons Gods.’ Suggereerthet geloof van de wedergeboren ziel in de Zoon van God, Die hem heeft liefgehad en Die Zichzelf voor hem heeft overgegeven, dat hij een vlijtig en werkzaam leven zou moeten leiden? Ja, absoluut! Want het stelt ons de heerlijke Zaligmaker voor ogen als een Voorbeeld. Waar was ooit iemand diewerkte zoals Jezus dat deed? In Zijn vroege jeugd sprak Hij reeds: ‘Wist gij niet dat Ik moest zijn in de dingen Mijns Vaders?’
Hij was geen verwende erfgenaam van een edelman, maar de hardwerkende Zoon van een timmerman.In Zijn latere leven was het Zijn ‘spijs en drank’ om de wil van Zijn Vader te doen. Jezus antwoordde hun: ‘Mijn Vader werkt tot nu toe, en Ik werk ook.’ Zijn arbeid was zwaar en pijnlijk. De ijver vanGods huis en de hevigheid van liefde heeft Hem verteerd. Hij werkte door tot Hij kon zeggen: ‘Ik heb voleindigd het werk dat Gij Mij gegeven hebt om te doen.’ Zo kan het ook bij een mens niet onopgemerkt blijven, wanneer hij bezield wordt door zó’n Voorbeeld en deelgenoot wordt van zó’nlevenskracht.
Wie gelooft in Hem, Die ons heeft liefgehad en Zichzelf voor ons heeft overgegeven, zoekt leiding bij de Heere in al zijn handelen en wacht op Zijn leiding in de keuze van zijn beroep. Dit gedeelte van onze preek zou erg bruikbaar kunnen zijn voor jongeren die nog geen duidelijkheid hebben over wat zij hopen te gaan doen in het dagelijks leven. Het geloof is hier een grote hulp voor ons. Van de keuze die we ten aanzien van ons werk maken, hangt veel af. Op dat vlak hebben velen al zeer verdrietige vergissingen gemaakt, even droevig als een vogel in de lucht die een vis in het water probeert te evenaren of als een werkos die de wedstrijd aangaat met een renpaard. Sommige mensen proberen te doen waarvoor ze niet geschapen zijn en zijn zodoende ambitieus boven hun kunnen. Dit is een droevige zonde. In plaats daarvan moet er een zoeken zijn bij God om richting en leiding. Het geloofleidt ons tot zo’n zoeken. Het volgende gebed is bruikbaar in veel omstandigheden: ‘Wat wilt Gij dat ik doen zal?’
In de keuze van een beroep helpt het geloof een christen afwijzend op datgene te reageren wat wellicht het meest aantrekkelijk is, maar wat gepaard gaat met een twijfelachtige moraal. Wanneer een christen grote geldbedragen zou kunnen verdienen die zijn verkregen door losbandigheid, zondige lusten en goddeloosheid, dan zou hij dit zonder meer achterwege moeten laten. Zaken die schadelijk zijn voor de geest van een mens, kunnen niet gezien worden als een wettige roeping van God. Oneerlijk verkregen bezit is in werkelijkheid een afschuwelijk verlies. Goud verkregen door bedrog of onderdrukking zal in de ziel van de eigenaar branden als het helse vuur.
De wereldling zei tegen zijn zoon: ‘Verdien geld, verdien het eerlijk als het kan. Maar hoe dan ook,zorg ervoor dat je geld verdient.’ Het geloof verafschuwt een dergelijk voorschrift van de mammon.Het heeft immers Gods voorzienigheid als haar erfenis en veracht alle steekpenningen van de satan. Kies geen beroep waarover je Gods zegen niet kunt afbidden, want dan handel je tegen de regel van het geloof. Indien de Heere je niet het allerbeste zou kunnen toewensen in een bepaalde beroepstak, raak het dan niet aan. Indien het ondenkbaar is dat de Heere je vriendelijk zou toelachen in je dagelijks beroep, dan is dat beroep niet geschikt voor jou als christen.
Beroepen zouden doelbewust gekozen moeten worden vanuit het gezichtspunt of het wel geschikt voor ons is. Het geloof neemt de bedoeling van God in ogenschouw en verlangt te handelen naar Zijn wil. Het zou slecht geweest zijn voor David als hij zijn tijd nutteloos had doorgebracht, of voor deprofeet Nathan indien hij zou hebben gestreefd naar de troon. De regel van Gods koninkrijk is: ’Ieder mens zijn eigen taak’, of met andere woorden: ‘Ieder mens in overeenstemming met zijn eigen gaven.’Indien de Heere ons één talent gegeven heeft, laten wij die dan gebruiken op ons eigen vakgebied. Indien we er twee of vijf hebben ontvangen, laten we die dan gebruiken waar ze het meest profijtelijk zijn. Zodat we als trouwe dienstknechten gevonden worden op de dag dat ‘de Heer des huizes komen zal’.
Door het geloof zouden we moeten verlangen naar het beroep dat duidelijk in de voorzienigheid van God voor ons bedoeld en weggelegd is. Sommigen hebben nooit een vrije keuze gehad van hun beroep. Van jongs af aan zijn zij vanwege hun stand, omgeving en betrekkingen op een bepaald spoor gezet, zoals de wagons van een tram, en moeten dezelfde vastgestelde route volgen of stilstaan. Het geloof verlangt echter te horen: ’Dit is de weg, wandelt in denzelven.’
Wanneer we het vertrouwen stellen op ons eigen oordeel, betekent dat vaak het volgen van onze eigen grillen. Maar het geloof zoekt zijn weg bij de Onfeilbare Wijsheid. God kent je capaciteiten beter dan dat je ze zelf kent. Bid Hem of Hij wil kiezen wat voor jou weggelegd is. Want indien de bloemen inopstand zouden komen tegen de hovenier, en ieder zou z’n eigen stukje grond moeten uitzoeken, danzouden de meesten wegkwijnen en sterven vanwege hun ongeschikte plaats. Maar de hovenier, die hun natuur heeft bestudeerd, weet dat de ene vocht en schaduw nodig heeft, terwijl de ander behoefte heeft aan zonlicht en losse aarde. Hij plant ze daar, waar ze de meeste kans hebben om te bloeien. God doet hetzelfde met ons. Hij heeft sommigen tot koning gemaakt, hoewel weinigen schitteren in hun koninklijke staat. Hij heeft velen gemaakt om arm te zijn, en de armoedige grond, hoewel vochtig en
koud, heeft een grote en glorierijke oogst voortgebracht voor de Grote Landman. De Heere heeft sommigen in gevaarlijke plaatsen gezet. Plaatsen waar men graag zou ontsnappen, maar ze worden daar bewaard door Zijn hand. Vele anderen heeft Hij geplaatst in de stille schaduw van onbegrepen donkerheid waar zij bloeien tot heerlijkheid van de Grote Bruidegom.
Zo zien we dan dat het geloof alles te maken heeft met onze ambities in ons leven hier op aarde. Het geeft de mens drijfkracht om voor te leven. Het toont hem de vergaande invloed die gedachten en daden van vandaag hebben en hoe zij doorwerken tot in de eeuwigheid. Het geloof neemt zo het roer in handen en stuurt het schip langs een veilige vaarweg richting de haven van de eeuwige rust. Echt gelukkig zijn zij die vanaf hun vroege jeugd geloven in Hem die hen heeft liefgehad en Zichzelf gegeven heeft voor hen, en zo hun levensweg beginnen met Jezus.
Gezegend zij God dat hij sommigen van ons tot Hem bekeerd heeft toen zij nog jong waren. O gelukkige kinderen die hun leven beginnen met de vroege dauw der genade op hen! Geen prins van oosterse keizerrijken was ooit zo rijk met juwelen versierd. Als je Hem vroeg mag kennen, hoef je in je ouderdom niet te treuren dat je anders de beste tijd van je leven of je halve leven zou hebben doorgebracht in de zonde, of dat je zeventig volle jaren zou hebben doorgebracht in nutteloze leegheid. O jongelui, die het leven nog voor jullie hebt, laten jullie je nu leiden door de Heilige Geest om Christus te volgen. Hij diende niet Zichzelf, maar deed alleen de wil van Zijn Vader. Zo moeten ook jullie hier op aarde leven door het geloof in de Zoon van God, Die jullie heeft liefgehad, en Zichzelf voor jullie heeft overgegeven.
2. Het geloof spoort aan God hulp te vragen in ons dagelijks werk.
Ten tweede spoort het geloof de mens aan God hulp te vragen in zijn dagelijks werk. Hier heeft het geloof opnieuw grote invloed. Een gelovige mag aan God om capaciteiten vragen voor zijnpersoonlijk beroep. ‘Wat?’, zegt u, ‘Mogen wij om zulke dingen bidden?’ Ja, wie werkt mag God omkracht vragen. De ambachtsman mag God vragen om vaardigheden en de student mag God vragen om helderheid van verstand. David was een groot militair. Hij schreef zijn dapperheid toe aan God die zijn handen bestuurde in de oorlog en zijn vingers in het gevecht. We lezen van Bezaleël en de vrouwen die ‘wijs van hart’ waren, dat ze door God onderwezen werden in het maken van allerlei borduurwerken het werken in goud, zilver en koper voor het huis van de Heere. In die dagen was het gewoon om vaardigheden en creativiteit te beschouwen als gaven van God. In onze droevige tijd is men vaak te hoogmoedig om God daarvoor te eren en verafgoden we onszelf. Indien u bidt voor uw werk ben ik er van overtuigd dat u daarin geholpen wordt. Als u voor uw dagelijks werk tot nu toe maar weinig kwaliteiten hebt, moet u iedere ochtend God bidden of u even voorzichtig en oplettend mag zijn als een leerling of een beginner. Iemand die op de Heere vertrouwt, heeft de beste houding om kennis en verstand te ontvangen.
Ook uw gedrag in uw werk geeft aanleiding tot geloof en gebed. Daarom, geliefden, of we voor een bepaalde functie nu wel of niet kundig zijn, ons gedrag is van het grootste belang. Het is mooi om intelligent te zijn, maar het belangrijkste is om zuiver te zijn. Ik zie u graag als meesters in uw vak, maar ik verlang er veel vuriger naar dat u eerlijk, betrouwbaar en oprecht bent. Voor deze zaken mogen we vrijmoedig tot God gaan en Hem vragen ons te leiden op het effen pad en onze voet te bewaren opdat we niet zullen uitglijden. Hij kan en wil ons helpen onszelf verstandig te gedragen.’Leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van den boze’, is een van de zinnen uit ons dagelijksegebed.
Verder mogen we vragen als we in verleiding komen, bevrijd te worden van het kwade. We hebben voorzichtigheid nodig, en het geloof herinnert ons eraan, dat wanneer iemand het ontbreekt aan wijsheid, hij daar God om mag vragen. De vreze van de Heere leert een jong iemand voorzichtigheid en kinderen wijsheid en verstand. Kijk eens hoeveel voorspoed Jozef ondervond in Egypte, omdat de
Heere met hem was. Hij werd in een zeer moeilijke positie geplaatst. Eén keer zelfs in eenuitzonderlijk gevaarlijke situatie. Maar hij ontsnapte door deze woorden te spreken: ’Zou ik dan dit een zo groot kwaad doen, en zondigen tegen God?’ Een besef van Gods aanwezigheid bewaarde hem toen en alle andere keren. Hij werd gesteld over het gehele huis van Potifar, omdat de Heere met hem was. Daarom geliefde vrienden, of u nu in dienst bent bij een bedrijf of een zaak hebt, u mag tot uw hemelse Vader gaan en Hem vragen om Zijn raad. En u mag in zekerheid vertrouwen dat Hij al uw wegen zal besturen, zodat uw dagelijks werk uw hemelse roeping niet in de weg zal staan, noch uw houding in tegenspraak zal zijn met uw belijdenis.
Het geloof bidt u hulp te zoeken bij God om voorspoedig te zijn in uw dagelijks beroep. ’Zo deHEERE het huis niet bouwt, tevergeefs arbeiden deszelfs bouwlieden daaraan. Het is tevergeefs, dat gijlieden vroeg opstaat, laat opblijft, eet brood der smarten; het is alzo, dat Hij het Zijn beminden alsin den slaap geeft.’ (Ps. 127). Het is bijzonder vreugdevol in alles de Heere in geloof te mogenraadplegen. Of het nu gaat om zakelijke, familie- of kerkelijke aangelegenheden. We mogen net als deknecht van Abraham bidden: ‘O Heere! Zo Gij nu mijn weg voorspoedig maken zult op welken ik ga.’U mag verhoring verwachten indien u de Heere oprecht zoekt. Mogelijk hadden sommigen van u in bepaalde zaken in hun leven meer voorspoed gehad, indien zij de Heere meer in het geloof gezochthadden. Ik zeg “mogelijk”, omdat God niet altijd uiterlijke voorspoed geeft aan de Zijnen. Soms is hetbeter voor hun ziel om tegenspoed te hebben, zodat hun verlangen uitgaat naar God als hun hoogste goed. Het geloof geeft rust in ons hart, wanneer het de uitkomst van al onze zaken in de hand van de Heere legt.
Het geloof heeft ook betrekking op onze omgeving. We worden allen erg beïnvloed door de mensen om ons heen. God kan ons vrienden schenken die ons bijzonder behulpzaam zijn. We mogen Hem daar om vragen. Hij kan ons in een gezelschap brengen waar we veel hulp kunnen ontvangen watbetreft het tijdelijke leven en ook bij onze vorderingen op weg naar de hemel. We weten: ’De gangen deszelven mans worden van den HEERE bevestigd, en Hij heeft lust aan zijn weg.’ Het geloof houdt u uit slecht gezelschap vandaan en spoort u aan de omgang met de rechtvaardigen te zoeken en zo stempelt het uw hele leven. Het kan zijn dat er geen vrienden zijn om te helpen. In dat geval zal de afhankelijkheid van de gelovige zo gericht zijn op God, dat hij voortgaat met een opgewekt vertrouwen, wetend dat God alleen genoeg voor hem is. En wanneer hij door vrienden gesteund of aangemoedigd wordt, ziet hij dat als Gods handelen. Zo werd ook David versterkt door zijn vrienden die bij hem kwamen in de spelonk.
Zegt u: ‘Ik zie het verband wel tussen het voorgaande en het geloof. Maar hoe verhoudt zich dit metbetrekking tot het geloof in de Zoon van God die ons liefgehad heeft en Zichzelf voor ons gegevenheeft?’ Ik antwoord dat onze Zaligmaker in Wie we geloven, ook ons Voorbeeld is om na te volgen. U weet broeders, hoe Hij in alle dingen vertrouwde op Zijn Vader. Telkens wanneer hij een gewichtige opdracht op Zich nam, vinden we Hem de nacht doorbrengend in gebed. Als het voor iemand onnodig zou zijn om te bidden, dan was dat onze Heere Jezus Christus wel. Als iemand ooit zijn levensweg zelf kon bepalen zonder hemelse besturing, dan was dat Jezus de Zoon van God. Aangezien Hij echter zó vaak in het gebed verkeerde en zó dikwijls zijn geloof beoefende in Zijn Heilige Vader, hoeveel temeer moeten u en ik dan wel alle zaken brengen voor het aangezicht van God. Wij moeten hier leven in de verwachting dat God met ons is tot het einde toe en dat we ondersteund en getroost zullen worden door zijn medelijdende liefde en tederheid. Het geloof maakt het ons mogelijk Jezus te volgen als de grote Herder van de schapen, in de verwachting dat we geleid worden op de juiste weg. Het geloof vertrouwt er op dagelijks versterkt en ondersteund te worden totdat de Zaligmaker zal komen en Hij ons tot Zich zal nemen.
3. Het geloof spoort aan God te dienen in ons dagelijks beroep.
Ten derde, oefent het geloof een opmerkelijk soort kracht uit op een mensenleven, omdat het hem aanspoort God te dienen in zijn dagelijks beroep. De beste tijd in ons leven is wanneer wij alles ‘als voor God’ doen. Dit maakt eentonig werk aantrekkelijk en verbindt de armste knecht aan de meestblinkende engel. De Serafims dienen God in de hemel en u en ik mogen Hem dienen op de preekstoel of in de keuken en zullen aangenomen worden, net als zij. Broeders, het geloof helpt christenen God te dienen in hun beroep, door te gehoorzamen aan Gods geboden en door het hele leven gericht te laten zijn op de liefde tot God en onze naaste.
Alleen in die weg zullen integriteit en oprechtheid de mens beschermen en wordt zijn dagelijks werk een oprecht aanbidden. Niet door uitzonderlijke wereldmijding en bijgelovige eigenaardigheden, maar door eerlijk te zijn onderscheid de christelijke zakenman zich. De Heere Jezus zegt: ’Indien iemand achter Mij wil komen, die verloochene zichzelven, en neme zijn kruis op en volge Mij.’ (Matt. 16:24).Met andere woorden, gehoorzaamheid aan de Goddelijke geboden is de juiste manier om de liefde tot Jezus te tonen. Indien u graag iets groots voor God wil doen, houdt dan met grote toewijding Zijngeboden, want: ‘zie, gehoorzamen is beter dan slachtoffer, opmerken dan het vette der rammen.’
Godvruchtige mensen beoefenen geloof in God tijdens hun werk door een christelijke bezieling uit te stralen in alles wat zij doen. De geest die ons drijft lijkt misschien van geen betekenis te zijn, zolang we alleen op de buitenkant letten. Echter, in werkelijkheid is de geest de essentie van ons leven. Neem de smaak van het fruit en de geur van de bloemen weg, wat blijft er dan nog over? Precies hetzelfde geldt voor een keurig uitziend leven zonder de geur van genade. Dezelfde zaak kan op verschillendemanieren gedaan worden. Men kan een op zichzelf goede zaak op zo’n verkeerde wijze doen dat hetde verkeerde kant uitgaat. Dat geldt ook het geven aan de armen. Zo zal een gierigaard met zijn meest vergaande daad van liefdadigheid nog het gevoel van de armen met voeten treden. Terwijl ik ook anderen heb gekend, die niet in staat waren iets te geven, maar die hun onmogelijkheid om hulp tebieden op zo’n vriendelijke wijze uitlegden dat de hulpbehoevende erdoor getroost werd.
O, u zou in uw bedrijf en dagelijks werk moeten handelen zoals Jezus zou doen, als Hij daar was in uw plaats. Hang de volgende vraag op in uw huis: ‘Wat zou Jezus doen?’ En denk dan ook aan deze vraag: ’Hoe zou Jezus het doen?’ De vraag wat en hoe Jezus het zou doen is voor ons nog altijd debeste gids in de praktijk van ons leven. Het geloof verbindt een mens aan de dienst van God door in zijn dagelijks werk de Geest van Christus te laten zien. Door beleefdheid, vriendelijkheid, verdraagzaamheid, liefdadigheid en genade uit te stralen.
Bovendien, in alles wat we doen, zouden we Gods eer op het oog moeten hebben. We zouden alles moeten doen als voor God en niet voor mensen. Er zou geen ogendienst meer zijn als wij ophielden mensen te behagen en in plaats daarvan zouden beginnen God te behagen. Zo zou er ook geen wrevel meer zijn vanwege het aangedane onrecht. Want indien men onze dienst, die we met alle liefde van ons hart gedaan hebben, niet zal aannemen, dan zullen we onszelf troosten met de gedachte dat onze Vader in de hemel weet dat we de onterechte afwijzing niet verdienen.
Te leven als priesters en koningen voor God is het mooiste wat er is. Dan zult u vrij zijn in de Heere. God dienen door mensen te dienen en mensen dienen door God te dienen. En er is een weg waarin dit ten volle werkelijkheid wordt en als zodanig ook een vertolking is van een verheven leven. Moge God de Heilige Geest ons dit leren. Indien we werkelijk leven om God te dienen, dan zullen we elke dag heel bewust leven, in het besef dat er geen tijd te verliezen is.
Sophie Cook zocht raad bij Mr. Wesley met de vraag hoe haar leven in te vullen. Hij antwoordde:’Leef vandaag’. Een erg kort advies, maar wel een die vol is met wijsheid. ’Leef vandaag’ en morgenmag u weer hetzelfde doen. Velen van u zullen het onmogelijk vinden om plannen te maken voor hun hele leven, maar bedenk vooral dat u werkt terwijl het ‘heden’ genaamd word. ‘Zoon, ga heen, werk heden in mijn wijngaard’, spreekt de Wijngaardenier. Hoe zou een mens leven indien hij besefte dathij vandáág speciaal voor God moet leven? Stel dat er vandaag een bepaalde gelofte is of een andere
verplichting die op u rust, waardoor u gevoelt dat de hele dag plechtig is toegewijd aan de Heere. Hoe zou u zichzelf dan gedragen? Zo zou u zich niet alleen vandaag, maar elke dag moeten gedragen, omdat u Hem helemaal toebehoort. Hem, Die u heeft liefgehad en Zijn leven voor u gegeven heeft.
Laat de liefde van Christus ons geheel vervullen. Laten we het juk van Christus op ons nemen en onmiddellijk voelen dat wij Zijn eigendom zijn, gekocht door Zijn bloed, en voor altijd in Zijn dienst. Door het geloof is Hij van ons geworden en wij zijn van Hem. We zouden moeten leven als kinderenvan Christus in alle kleine dingen evenals in iedere grote zaak in het leven. ’Hetzij dan dat gijlieden eet, hetzij dat gij drinkt, hetzij dat gij iets anders doet, doet het al ter ere Gods.’ (1 Kor. 10:31). Geef alle dank aan God de Vader door onze Heere Jezus Christus. Zo ziet u dat het geloof in Hem Die Zichzelf voor ons gegeven heeft, ons aanmoedigt onze wilskracht te gebruiken in dienst van de Heere. Om in ons gewone werk de glorie van God op het oog te hebben. En zo gaat ons leven de kleur en de geur vertonen van ons geloof in de Zoon van God.
4. Het geloof is heilzaam in ons dagelijks beroep.
In de vierde plaats heeft het geloof een zeer heilzame uitwerking op ons dagelijks leven, omdat het een mens verzoent met alle ongemakken in zijn beroep. Niet ieder beroep is even gemakkelijk, winstgevend of eervol bij de mensen. Het is een bijzonder voorrecht wanneer iemand werk heeft dat zó goed bij hem past, dat hij het niet zou willen ruilen voor een ander beroep. Sommigen ervaren hun beroep als een kwelling. Dit is een kwaad onder de zon. Sommigen die erg op zichzelf zijn gericht minachten bepaaldewerkzaamheden en kosten anderen daardoor veel zelfverloochening. Degenen die zo’n levenswegvolgen, hebben veel geloof nodig om de beproevingen die dit met zich meebrengt te doorstaan.
Het geloof leert de eenvoudige medewerker te zien op Jezus in al Zijn vernedering, Die in het belang van ons Zichzelf heeft neergebogen en de gestalte van een dienstknecht heeft aangenomen. Het geloofziet op het voorbeeld van Jezus: ’Jezus, wetende dat de Vader Hem alle dingen in de handen gegevenhad, en dat Hij van God uitgegaan was, en tot God heenging, stond op van het avondmaal, en legde Zijn klederen af, en nemende een linnen doek, omgorde Zichzelven. Daarna goot Hij water in het bekken, en begon de voeten der discipelen te wassen, en af te drogen met den linnen doek, waarmede Hij omgordwas.’ (Joh. 13:3-5). Dit was een van de minste werkjes. Indien onze Heere en Leraar zich hier niet te groot voor voelde, waarom zouden wij ons dan schamen voor werk waar op neergekeken wordt? Laat u zich vanaf nu door niemand terneerdrukken, maar wees verheugd dat de Zaligmaker van de armen Zelf een dienaar geweest is, net als u. En ook, omdat Hij ‘veracht en de onwaardigste onder de mensen’ was.
Uw geloof zou dankbaarheid bij u moeten opwekken voor de bevrijding van een veel slechter en geestdodender werk. U deed dingen voor satan waarvoor u zich nu schaamt. Ieder werk voor satan en zijn duistere zaak is schandelijk voor ons. Ook een belangrijk werk als het besturen van een wereldrijk voor satan, zou ons tot schande maken. De kroon op ons hoofd dragen en ondertussen zondigen is een afschuwelijke vloek. Maar voeten wassen voor Jezus is een glorierijke dienst. Er is geen vernedering in ieder werk dat wordt gedaan voor God.
Het geloof in God heiligt de mens en ook zijn werk. Het geeft hem vreugde het kruis van Christus op te nemen in zijn dagelijks werk. Zo zijn er sommige mensen die toch met opgeheven hoofd werkzaamheden kunnen doen, die naar menselijke maatstaven onterend zijn. Maar voorzeker, u en ik moeten nooit denken dat iets onheil brengt wanneer het ons overkomt door de voorzienigheid van God.
Het geloof is de grote onderwijzer om nederig te leren zijn, omdat het ons beveelt klein van onszelf te denken en ons vertrouwen alleen op God te stellen. Omdat het geloof ootmoed bevordert, kan vervelend werk zelfs veranderen in een aangename taak. Trots maakt echter een mens hoogmoedig en daardoor zijn sommige banen voor hem niet geschikt. Hij zou er helemaal gelukkig in kunnen zijn, als hij maar niet zulke dwaze ideeën had over zijn eigen belangrijkheid.
Zwaar werk is voor geen enkel mens een schande. Het verlaagt een mens veel meer als hij een leeg en onnuttig leven leidt. Wanneer de Heere ons laat voelen dat we arme onnutte mensen zijn, dan hebben we geen moeite met de laagste plaats of het doen van het minste werk. We voelen dat zolang we buiten de hel zijn en hoop hebben op de hemel, dat het minste werk nog een eer voor ons is. Wij zijn blij met de plaats waar God ons hebben wil en zien op Christus Die ons heeft liefgehad en Zichzelf voor ons gegeven heeft.
Het geloof laat ongemakken verdwijnen bij de gedachte dat deze niet lang zullen duren. Het geloof zegtvan de beproevingen: ’Draag ze! Ze duren maar even. Spoedig zal de Zaligmaker komen en de armste van Zijn volgelingen zullen dan met Hem regeren.’ Zwoeg nog even door, o vermoeide ziel, hetmorgenlicht zal een einde brengen aan uw arbeid, dat slechts voortduurt zolang het donker is. De heerlijkheid komt, de nacht gaat voorbij, en de morgenstond breekt aan. Wacht daarom geduldig en hoop in alle rust, want u zult de verlossing van God zien. Zo neemt het geloof de doornen van ons kussen weg en maakt dat we tevreden zijn met iedere omstandigheid waarin we ons ook maar bevinden. Betekent dit niets voor u? Heeft Jezus niet veel voor ons gedaan, wanneer we door het geloof in Hem geleerd hebben de tegenspoeden van het leven met blijdschap te dragen?
5. Het geloof werpt alle lasten van het dagelijks leven op de Heere.
Ten vijfde, het geloof heeft de eigenschap dat het alle lasten van het dagelijks leven werpt op de Heere. Het geloof is de grote wegnemer van het juk dat ons kan drukken. Het doet dat door ons te onderwerpen aan de wil van God. Wanneer we geleerd hebben onderworpen te zijn aan Gods wil, dan houden we op met klagen. Het geloof leert ons zo te vertrouwen op God, Zijn onfeilbare wijsheid en volmaakte liefde, dat we instemmen met Gods wil en ons erin verblijden.
Het geloof leert ons te zien op het einde van iedere beproeving die we in ons leven ondervinden en het leert ons zien dat al deze dingen moeten medewerken ten goede. Zo verzoent het ons met het voorbijgaande leed dat ons heden overkomt. Het geloof leert ons te vertrouwen op de macht van God ons te helpen in de moeite en ons daar doorheen te brengen. Zo doende zullen wij niet struikelen vanwege het leed dat ons overkomt, maar veelmeer erboven uitstijgen als op de vleugelen van een arend.
Geliefde broeders, indien iemand van u bezorgd, afgetobd en beangst is, blijf dan niet in deze toestand hangen. Het kan u geen enkel goed doen en het is niet tot eer van uw trouwe Vader. Bidt om vermeerdering van uw geloof, opdat u geen ondraaglijke last te dragen hebt. Leg uw last neer aan de voeten van de grote Lastdrager, Jezus Christus. Bidt tot uw grote God of Hij uw hart zo wil versterken en geruststellen, dat het uw enige zorg is Hem te behagen en dat u verlost wordt van alle andere zorgen. Wanneer u zo handelt, zult u bijzonder geholpen worden. Want als de last verlicht wordt, is dat hetzelfde alsof uw krachten toenemen. Tevreden zijn ofwel instemmen met de wil van God, is beter dan de toename van rijkdom of het uit de weg ruimen van onze last. Want rijkdom brengt geen vrede en uit voorspoed kan geen vreugde in God ontstaan, maar tevredenheid is de vrede zelf.
Welke druk het geloof ook tegenkomt in het dagelijks werk, zij werpt het op God in het gebed. Webeginnen ‘s morgens met God en zoeken hulp om ons werk te kunnen doen, en dat ook goed te kunnen doen. Bij Hem zoeken we leiding en voorspoed, ieder uur van de dag. We bidden Hem ons te bewaren anderen kwaad te doen, of door anderen kwaad aangedaan te worden. We bidden Hem om het behoud van ons goede humeur en om de bewaring van onze ziel als we ons begeven onder wereldse mensen. We bedelen dat we niet aangestoken worden door slechte voorbeelden van anderen en dat onze houding zo mag zijn, dat het veilig nagevolgd kan worden. Dit zijn onze belangrijkste zorgen in ons dagelijks werk. We huiveren uit vrees dat we niet in alles de eer van God zoeken en we vertrouwen op Hem dat Hij ons vasthoudt.
Een gelovige gaat tot God met de zaken van iedere dag en kijkt ernaar uit dat de morgendauw op hem valt. Hij kijkt omhoog gedurende de dag en verwacht dat de Heere voortdurend zijn Schild wil zijn. En‘s avonds voor hij gaat liggen, leegt hij bij de Heere zijn hart dat vol is met bijeengeraapte zorgen, envalt zo in een vredige slaap. Zo leeft een mens gelukkig, wanneer hij bij de dag leeft en zijn God in alles vertrouwt, en de Heere altijd in zijn nabijheid weet. In dit alles is de Zaligmaker ons ten voorbeeld en Zijn liefde in onze harten trekt ons. Jezus vertrouwde op Zijn Vader dat Hij Hem zou verlossen uit datgene waarvoor Hij vreesde, én Jezus werd verhoord!
6. Het geloof leert zien dat het dagelijks leven niet kan verzadigen.
Het geloof heeft ook een goede uitwerking op de praktijk van het dagelijks leven, omdat het een mens de onvolmaaktheid van zijn dagelijks leven laat zien. Wanneer voorspoed het resultaat is van onze arbeid dan bewaart de genade van God ons ervoor dat wij overladen worden met wereldse zaken. In voorspoed ligt een scherpe test van ons karakter. Iedereen verlangt naar voorspoed, maar niet iedereen kan het dragen als het komt. Een waar geloof behoedt ons voor overdaad aan wereldse goederen, plezier en vermaak, omdat het ons leert dat onze schat in de hemel is. Indien wij de zienlijke dingen gaan verheerlijken, zullen we spoedig afglijden, en ons afkeren van God. Wat kunnen we een zegen toch makkelijk verknoeien!
Twee vrienden plukten ieder een roos. De één rook er onophoudelijk aan, raakte haar bladeren aan en nam haar steeds opnieuw in zijn handen. Je zult dan ook niet verwonderd zijn dat deze roos snelverwelkte. De ander nam z’n roos, genoot bescheiden van haar geur, nam haar maar even in z’n hand enplaatste haar toen in een vaas op tafel. Uren later was ze nog bijna even vers als toen ze geplukt werd. We kunnen verzot zijn op onze wereldse bezittingen, totdat Gods jaloersheid erover wordt opgewekt en Hij het vernietigt. Aan de andere kant mogen we met geheiligde matigheid onze bezittingen gebruiken, zonder ze te misbruiken, en er het meest uitnemende goed door ontvangen.
Velen jagen naar weelde en aanzien zoals een begerige jongen kan jagen op een kleurrijke vlinder. Uiteindelijk, na een lange en vermoeiende achtervolging, slaat hij de vlinder met een klap naar beneden en met de slag die hij uitdeelt bederft hij haar schoonheid. Vaak bereikt een mens de top waar hij zijn hele leven al naar verlangde en komt er dan achter dat het grotendeels leegheid is. Om dit te verkrijgen heeft hij alles verloren. De weelde is gekomen, maar het vermogen om er ook van te genieten is verdwenen. Het leven is versleten in het najagen van het einddoel en er is geen kracht over om er van te genieten. Zo zal het niet gaan met degene die leeft uit het geloof, omdat zijn grootste vreugde en troost boven is. Voor hem is God zo vol van vreugde dat in vergelijking daarmee iedere andere vreugde verbleekt.
Het kan ook zijn dat tegenspoed de vrucht is van al ons werken. Sommigen roeien wat ze kunnen, maar de boot gaat niet vooruit. Wanneer zich soms een mogelijkheid voordoet, keert plotseling het tij zich weer tegen hen. Wanneer er eindelijk graan is in de molen, dan blaast de wind weer niet. Zij verliezen alles en houden alleen zichzelf over. Maar dan gaat het geloof hen bemoedigen midden in hun rampspoed. Ik ben diep bedroefd als ik hoor van mensen die zichzelf van het leven beroven, omdat ze in moeilijkheden waren. Het is verschrikkelijk om zo overhaast en ongenodigd te verschijnen voor uw Schepper! Het geloof echter houdt ons hart in zulke beproevingen staande. Het helpt ons dergelijke radeloze gedachten aan de kant te schuiven. Het voorkomt dat we van tijdelijke zorgen in veel grotere smart belanden. We zullen staande blijven en zegevierend uit alle beproevingen tevoorschijn komen, als we ons vertrouwen stellen op God.
Wanneer onze hemelse Vader een beker vol bitterheid voor ons bestemd heeft, zullen wij die dan niet drinken? Indien de velden die wij hebben geploegd geen oogst voortbrengen, en de dieren die we hebben gevoerd, sterven in de stal, zullen we dan niet ons hoofd buigen en zeggen: ’De Heere heeft het gedaan’? Zal het niet goed zijn als de Heere het zo bestuurt? Laten we Hem loven, ook als het moeilijkis. En zo niet, dan is het ons ongeloof dat ons in de weg staat. Hoe velen zijn gelukkig en tevreden
geweest in hun armoede. Gelukkiger dan toen ze in weelde leefden! Hoe dikwijls hebben de heiligen zich meer verheugd toen ze ziek waren dan in hun gezonde dagen. Payson verklaarde dat hij zich tijdens zijn ziekte gelukkiger voelde dan ooit, veel gelukkiger dan hij ooit verwacht had te kunnen zijn. Alhoewel er een groot verlies in uw familie is gekomen en ziekte in uw gezin, het geloof heeft geleerd om dan toch in elke omstandigheid te zingen, omdat God altijd dezelfde blijft.
O broeders en zusters, het geloof is een kostbare voorbereiding op werkelijk alles wat ons in de toekomst overkomen kan. Let erop dat het geloof dan ook altijd levend in u is. Laat het niet thuis in tijden van storm, zoals de dwaze zeeman die zijn anker thuisliet. Het geloof is geen genade om op te sluiten in een kamertje, of vast te binden aan de avondmaalstafel, of om opgeborgen te zijn in uw kerkbank. Het is een genade voor de hele dag, die met ons mee moet gaan de winkels in, de markt op, in ons kantoor en in onze keuken, in onze werkplaats en in het open veld. Het geloof mag meegaan in het armenhuis met een berooide, maar ook in de villa met een rijke. Het mag zelfs de moeilijke uren op de ziekenzaal opvrolijken of de zonnige weken van onze vakantie heiligen. Het geloof is voor iedere plaats van toepassing waar een eerlijk mens leeft en werkt. Indien u de rivieren en zeeën moest afreizen, naar het alleruiterste van de aarde, dan nog zal een kinderlijk geloof in God u daar een thuis geven, in ieder klimaat en onder elk wolkendek. O, om hiervan de kracht te voelen, in al het werk van onze handen. O, dat wij leven mochten door het geloof in de Zoon van God, Die ons heeft liefgehad en Zichzelf voor ons gegeven heeft.
7. Het geloof stelt in staat ons aardse leven los te laten.
Het geloof heeft tenslotte ook deze aangename invloed op ons leven, dat het ons in staat stelt met een opgewekt gemoed al onze dagelijkse bezigheden los te laten wanneer de tijd daarvoor gekomen is. Vooreen christen kan het nodig zijn z’n geliefde beroep te beëindigen, vanwege omstandigheden die hem buiten zijn wil overkomen. Het zou kunnen omdat hij moet emigreren naar een ver land. Het kan ook zijn dat hij zijn levenswijze moet veranderen. Dit kan hard aankomen voor zijn gevoelens. Het is niet altijd makkelijk het oude huis en de vertrouwde omgeving te verlaten en een lange reis te beginnen. Het is eveneens niet makkelijk de vaste gewoonten te moeten veranderen om vervolgens een nieuw leven te beginnen.
Alleen het ware geloof laat de dingen van de wereld los en is in staat het anker op te halen en op hetgoddelijke bevel met volle zeilen op reis te gaan. De gelovige zegt: ‘Beveel mij op reis te gaan en ik zal gaan’. Ik ben maar een rondtrekkende reiziger en moet niets anders verwachten dan voortdurend op reiste zijn. Zoals Israël in de woestijn moeten we de wolkkolom volgen, en trekken of rusten net zoals de wolkkolom aanwijst. Wij hebben hier geen blijvende stad, maar zoeken de toekomende. Het geloof heeft dezelfde genadevolle uitwerking op hen die genieten van onafgebroken voorspoed. Het geloof bewaart hen ervoor dat hun wortels diep in de bodem van deze wereld groeien. Dit is een wonder van genade.
Soms moeten we ons werk opgeven vanwege zwakheid of ouderdom. Voor iemand die een druk leven heeft, is het pijnlijk om te voelen dat hij geen energie meer heeft om z’n beroep uit te oefenen. Vooralwanneer hij een ander en krachtiger iemand moet toestaan de plaats te gaan bezetten die hij zelf lange tijd heeft ingenomen. De vakman kan het moeilijk verdragen dat zijn hand de vaardigheid verlorenheeft. Dit is een pijnlijke ervaring. Het geloof kan hier veel betekenen. Het helpt iemand zeggen: ’MijnMeester, ik ben een van de vaten van Uw huis. Indien U mij wilt gebruiken zal ik blij zijn. Maar indien U mij op de plank wilt zetten ben ik ook blij. Daar waar U mij hebben wilt, is het beste voor mij.’Indien het geloof zich zo overgeeft in de handen van de hoogste Wijsheid en in de liefdevolle en goedehanden van Christus en zegt: ’doe met mij wat U wilt en gebruik me maar of zet me maar opzij’, dán zal in zo’n geval het rustiger aan gaan doen een bevrijding van zorg zijn en geen bron van pijn.
De avond van het leven mag vreugdevol worden doorgebracht, als het hoogtepunt van eenmensenleven. Als het hart maar dicht bij God blijft. ’In de grijze ouderdom zullen zij nog vruchten
dragen, zij zullen vet en groen zijn om te verkondigen dat de HEERE recht is’ (Ps. 92:15-16), is een belofte die veel gelovigen mogen ervaren. Velen van u zijn oudere mensen waarvoor men achting heeft en daarom meer bruikbaar voor deze belofte dan ooit tevoren, hoewel de lichamelijke zwakheden met de jaren toenemen.
En dan komt als laatste het loslaten van ons werk bij het sterven, dat ons allemaal op Zijn tijd zal overkomen. Dan zal het geloof het hoogtepunt van haar zegenrijke kracht tonen. Broeders, mochten wij de dood tegemoet gaan zoals Mozes deed. Toen God hem bevel gaf de berg te beklimmen omdat hij moest sterven, uitte hij geen woord van droefheid. Zoals een kind zijn vader gehoorzaamt en de trap opklimt om naar bed te gaan, zo ging Mozes naar boven, keek verwachtingsvol uit het raam over het beloofde land en viel toen in slaap. Wat heerlijk om uit te kijken over het beloofde land en de Libanon en dan in slaap gekust te worden door zijn eigen Vader en begraven te worden op een voor mensen onbekende plaats. Zijn werk was klaar. Zijn rust was gekomen. Ontroerend zijn ook de afscheidswoorden van Samuel toen hij zijn werk neerlegde, en hij iedereen tot getuige kon roepen. Gelukkig is degene die mag heengaan te midden van deze zegeningen. O, dat een ieder van ons zich gereed zou maken om te verschijnen voor de rechterstoel van Christus. Dan mag deze dag komen op Zijn tijd.
Onze Meester die ons het geloof heeft geschonken, heeft ons niet alleen geleerd hoe we moeten leven, maar ook hoe we moeten sterven. Hij kon zeggen: ‘Vader, Ik heb voleindigd het werk dat Gij Mij gegeven hebt om te doen.’ Hij wil dat wij aan het einde van ons leven hetzelfde kunnen zeggen.Driemaal gelukzalig is de mens, die bij het neerleggen van de herdersstaf of de timmermansschaaf, of bij het terzijde schuiven van het kasboek of het schoolboek om het nooit meer op te pakken, kanzeggen: ’Ik heb den goeden strijd gestreden, ik heb den loop geëindigd, ik heb het geloof behouden;Voorts is mij weggelegd de kroon der rechtvaardigheid, welke mij de Heere, de rechtvaardige Rechter,in dien dag geven zal.’ (2 Tim.4:7-8).
De hooggeachte puritein Mede werd op hoge leeftijd leunend op z’n staf gevraagd, hoe het met hem ging. Hij antwoordde: ’Ik zou graag zo spoedig mogelijk naar huis gaan, zoals iedere deugdzame man behoort te doen wanneer zijn werk van die dag erop zit. En ik prijs God dat ik een heerlijk thuis heb omnaar toe te gaan.’ Geliefde oude heiligen, u die bijna thuis bent, verandert het geloof de dood niet van een vijand in een vriend, omdat het de heerlijkheid zo dicht bij u brengt? U zult spoedig in het huis van uw Vader zijn en mij hier achterlaten. Het kan ook anders gaan. Ik herinner me dat die ene discipel harder liep dan Petrus en eerder bij het graf aankwam. Zo zal het misschien ook met mij gaan. U bent jaren eerder vertrokken dan ik, maar ik kan eerder dan u thuis geroepen worden. Er zijn laatsten die de eersten zullen zijn.
Laat de dood komen wanneer hij wil, wij zullen niet vrezen. Want Jezus die ons heeft liefgehad en Zichzelf voor ons gegeven heeft, is de Opstanding en het Leven. Zolang we hier op aarde zijn en leven door het geloof in de Zoon van God, wachten wij op de hofbode met de brief van de Koning met de oproep Hem te ontmoeten in het huis hierboven. Waarom zouden we niet genegen zijn om te gaan? Wat is er hier nog waarop we zouden wachten? Wat is er op deze arme wereld dat een hemelsgezind gemoed nog afhoudt? Nu, laat ons dan gaan, omdat Hij ons is voorgegaan, Hij die onze Schat is. Naar Wiens heerlijkheid al onze liefde uitgaat. Op aarde is Hij niet meer. Waarom zouden wij dan nog langer wachten? Hij is opgestaan, laten wij dan ook opstaan.
Zo is dan, van het begin tot het einde van ons aardse leven, het geloof in de Zoon van God het antwoordop alle vragen. En al Zijn wegen ‘druipen van vet’.
Amen.