Ik zeg dit niet als gebiedende, maar als door de naarstigheid van anderen ook de oprechtheid uwer liefde beproevende. Want gij weet de genade van onzen Heere Jezus Christus, dat Hij om uwentwil is arm geworden, daar Hij rijk was, opdat gij door Zijn armoede zoudt rijk worden. 2 Korintiers 8:8-9
Oh, wie wil mijn Meester’s dienaar zijn? Hier komt Hij! Ziet u Hem niet? Hij draagt op Zijn hoofd geen diadeem maar de doornenkroon, aanschouw Zijn wangen en zie het speeksel vloeien, Zijn voeten zijn nog rood door de wonden, en in Zijn handen zijn nog steeds de sporen van de spijkers. Dit is uw Meester, en dit zijn de tekenen van Zijn liefde voor u. Welke dienst gaat u Hem bewijzen? Die van een gewone belijder, die Zijn Naam noemt maar niet van hem houdt? Die van een koud religieus iemand, die uit angst onwillige dienstbaarheid verleent? Ik bid dat u Hem zo niet onteert. Ik verhef de standaard om onder het vaandel van Christus diegenen aan te stellen die voortaan van hoofd tot voet Christus’ volgelingen zullen zijn; en gelukkig zal de kerk zijn, en gelukkig zal het hele Israël van God zijn als een uitverkorene zich aanmeldt en trouw blijft aan zijn kleuren. Wij hebben geen behoefte aan naamchristenen of lauwe christenen, die mijn Meester uit zijn mond spuwt: wij hebben behoefte aan mensen die met liefde in vuur en vlam staan, die, door de slavernij waaruit zij zijn ontsnapt en door de vrijheid waarin zij zijn opgenomen, gebonden zijn om te besteden en te worden besteed voor de Naam van Jezus, totdat zij de aarde hebben gevuld met Zijn glorie en de hemel hebben doen bewegen met Zijn lofprijzing.