De eerste dienst in de Music Hall werd belegd op 19 oktober 1856. Deze dag zou de rest van het leven van de prins der predikers bestempelen… Buiten het geheel gevulde gebouw wachtten nog eens tienduizend „begerigen naar het Woord” en „gierigen naar iets nieuws”. Dit overtrof de stoutste verwachtingen! Vanwege het grote aantal aanwezigen begon Charles Spurgeon de dienst ongeveer tien minuten eerder. Tijdens het grote gebed, toen de gemeente “zich met hart en ziel voor Gods troon bevond, ver weg van de aarde, in zichzelf gekeerd, neergebogen aan de voeten Gods… brak met de snelheid van de bliksem en de woede van een orkaan het duivels komplot los”. Plotseling werd er , Brand!”, De galerij stort in!” geschreeuwd. Honderden stormden als één man naar de uitgang. Anderen wierpen zich van de balustrades of stortten zich van de trappen. De gevolgen waren desastreus; zeven personen verloren het leven, terwijl er achtentwintig ernstig gewond naar het ziekenhuis werden gebracht. Van brand of instorting bleek echter geen sprake… oproerkraaiers, relschoppers en handlangers van de vader der Ieugenen hadden dit heilloze alarm gegeven! De vorst der duisternis scheen overwinnaar te zijn op meerdere fronten; Spurgeon, de eikeboom der gerechtigheid, was geveld. Mentaal gebroken. Psychisch geknakt. De wereldlijke en kerkelijke pers werd aangevuurd om roddel en laster kerk en wereld rond te bazuinen. Kerk en wereld; één in gedrukte leugen! Zwaar ging Spurgeon gebukt onder deze aanvallen. Zijn vrouw, Susannah Thompson, met wie hij sinds 1856 gehuwd was, schreef: „…Wat een smartelijke beproeving zijn die smaadschriften en die lasteringen voor mij geweest… Mijn hart was vervuld van droefheid over hem en van verontwaardiging jegens zijn lasteraars!” Als remedie tegen satans giftige pijlen hing Susannah deze tekst in hun slaapkamer: Zalig zijt gij, als u de mensen smaden en vervolgen en liegende alle kwaad tegen u spreken om Mijnentwil. Verblijdt u en verheugt u, want uw loon is groot in de hemelen; want alzo hebben zij vervolgd de profeten, die voor u geweest zijn” (Matth. 5 : 11, 12).