Maar hij, vol van de Heilige Geest, hield zijn ogen naar de hemel gericht en zag de heerlijkheid van God, en Jezus, staande aan de rechterhand van God. En hij zei: Zie, ik zie de hemelen geopend en de Zoon des mensen, staande aan de rechterhand van God. Handelingen 7:55, 56
Ware christelijke ijver streeft ernaar het hoogste werk te doen waartoe een geheiligd mens in staat is. Het eerste wat we over Stefanus horen, is dat hij de gaven van de kerk onder behoeftige weduwen verdeelde. Hij oefende in wezen het ambt van diaken uit, ook al werd dat toen niet zo genoemd. Hij was eerbaar, sprak niet met twee monden en hield het geheimenis van het geloof vast in een zuiver geweten (1 Tim. 3:8, 9), en daarom was hij zeer geschikt voor zijn werk. Ongetwijfeld verrichtte hij zijn dienst trouw, zorgde zijn gedrag ervoor dat hij hoog aangeschreven stond en verkreeg hij veel vrijmoedigheid in het geloof in Christus Jezus (1 Tim. 3:13).
Hoewel de zware dienst van het bedienen van de tafels een goede verontschuldiging zou zijn geweest om ander dienstbetoon na te laten, zien we weldra dat hij, vol van geloof en kracht, grote wonderen en tekenen onder het volk doet (Hand. 6:8). En zelfs daar is hij nog niet tevreden mee. We zien hem ook nog eens het geloof verdedigen tegenover een synagoge vol spitsvondige filosofische ontkenners van de waarheid. Samen met hun bondgenoten zetten zij de aanval in op de eerbiedwaardige diaken en meteen rees hij op om een onweerstaanbare getuige van het Evangelie te zijn. Stefanus de diaken werd Stefanus de prediker! Deze heilige man gebruikte zijn grote gaven niet slechts op één gebied. Omdat hij de vaardigheden bezat om zijn bediening op een meer geestelijke wijze vorm te geven, legde hij zijn gaven direct op het altaar van Christus.
En dit is nog niet alles, hij werd nog hoger bevorderd. Nadat hij Stefanus de wijze apologeet en de dappere verdediger van het geloof geworden was, stopte hij daar niet, maar steeg hij tot de hoogste rang in het christelijke leger. Hij verkreeg een ongeëvenaarde waardigheid, de allerhoogste adeldom, de grootste heerlijkheid. Ik bedoel de naam en eer van martelaar. Stefanus de diaken werd eerst Stefanus de prediker en daarna Gods trouwe en waarachtige getuige, die zijn leven aflegde om zijn getuigenis met zijn bloed te bezegelen.
Zet iemand zonder ijver vooraan in de strijd, en hij zal langzamerhand terugzakken in zijn natuurlijke onverschilligheid of slechts als hinderpaal en ergernis aan het front blijven hangen. Maar als iemand met een geest vol heilig vuur achter in het leger van Gods uitverkorenen wordt geplaatst, zult u horen over de onbekende Simson in het kamp van Dan. Spoedig zal hij naar de voorhoede stormen. Hij zal zorgen dat de vijanden van Gods kerk weten dat de Heilige Geest nog steeds in het midden van Sion woont, in de mensen die Hij heeft uitverkoren.
Als er onder mijn broeders of zusters hier mensen zijn met mogelijkheden die als het ware nog sluimeren, vertrouw ik erop dat zij, zonder ambitieus naar de voornaamste plaatsen in de synagoge te streven, zullen onderzoeken of ze hun talenten niet in een bredere sfeer kunnen gebruiken nu ze zich op een bepaald levensterrein nuttig gemaakt hebben. In deze kwade dagen hebben wij immers elke soldaat in het leger nodig, met inzet van al zijn krachten. Als de wereld zo duister is, is het nodig dat elke lamp wat licht geeft. Iedere lamp moet zo veel olie branden als hij hebben kan. Het licht moet zo helder mogelijk zijn.
Stefanus wordt in de woorden van onze tekst als martelaar voor ons geplaatst. Ik zal niet zozeer naar hem en zijn getuigenis van de waarheid kijken, maar wil u vragen om allereerst de kracht van de Heilige Geest in hem te zien, zodat u op die goddelijke kracht leert vertrouwen.
Als tweede vraag ik u om naar de bron te kijken van de troost die hij in zijn sterven kreeg, zodat u leert op te zien naar hetzelfde heerlijke visioen.
Als derde verzoek ik u op te merken welke uitwerking deze hemelse troost op hem had, en ik hoop dat we in vrede mogen leven en door het geloof rustig mogen inslapen door hetzelfde grootse gezicht als zijn stervende ogen verheugde.
1. Als eerste wil ik dus dat elk vroom mens deze morgen de kracht van de Heilige Geest zal opmerken die zich in Stefanus’ dood openbaarde, zodat we leren op dezelfde kracht te vertrouwen.
Hier hangen de druiven bij trossen, en we zouden willen dat u ze een voor een bekijkt. Allereerst wil ik dat u dit waarneemt: hoewel Stefanus werd omringd door bittere vijanden die hem zonder twijfel beschimpten, op hem vitten en hem al mompelend probeerden te verontrusten en af te leiden met hun op- en aanmerkingen, toch is zijn verdediging wonderbaarlijk logisch, helder, samenhangend en krachtig. Als u het zevende hoofdstuk helemaal doorleest, zou u denken dat zijn preek gehouden werd vanaf deze preekstoel voor een gehoor dat net zo toegenegen, vol waardering en aandachtig is als u. Het komt niet over als een preek die wordt gehouden voor een razende, woeste bende dwepers die hun tanden knersen tegen de eenzame, dappere man.
In kalme, weloverwogen, stoutmoedige en prikkelende taal richt hij zich tot hen, zonder vrees of terughoudendheid. Hij neemt het scherpe mes van het Woord en rijt de zonden van het volk open. Hij legt het binnenste van hun hart en de geheimen van hun ziel bloot. Weldoordacht plaatst hij het tweesnijdend zwaard tussen de gewrichten en het merg en ontdekt de overleggingen en gedachten van het hart (Hebr. 4:12). Hij had deze indringende toespraak niet met grotere onverschrokkenheid kunnen houden als hij er zeker van was geweest dat ze hem daarvoor zouden bedanken. Het feit dat zijn dood zeker was, maakte hem alleen maar vuriger.
Welke verborgen Geest hielp hem om zo te spreken? Had hij die toespraak voorbereid? Had hij er lang aan gewerkt en hem van tevoren te overdacht? Was zijn redevoering zorgvuldig gecomponeerd, herzien en uit het hoofd geleerd? Verre van dat! Hij had de woorden van onze Zaligmaker niet vergeten: ‘En wanneer ze u zullen wegleiden om u over te leveren, wees dan van tevoren niet bezorgd wat u spreken moet, en bedenk het niet; maar wat u op dat moment gegeven zal worden, spreek dat, want u bent het niet die spreekt, maar de Heilige Geest’ (Mark. 13:11). Toen hij dus, ongetwijfeld zonder voorafgaande waarschuwing, gegrepen werd en voor de raad werd gesleept zonder dat hem een moment van overleg gegund werd, rees Stefanus op en verdedigde zichzelf en de waarheid die in Jezus is met de kunde van een geoefend redenaar, met het overleg van iemand die zich uitgebreid heeft voorbereid en met de kracht van iemand wiens ijver als vuur in zijn botten brandt. Op wie voeren wij zijn rede en zijn wijsheid, die zijn vijanden niet tegenspreken konden, terug? Op wie anders dan op de Heilige Geest? De Heilige Geest oefent zo’n kracht uit op de menselijke geest dat Hij Zijn dienaren als Hij dat wil in staat kan stellen om hun verstrooide gedachten bij elkaar te rapen, al hun krachten op een onderwerp te concentreren en woorden van waarheid en ernst met ongewone kracht te spreken. Bovendien kan de Heere de stamelende mond aanraken en die even welsprekend maken als Jesaja in vroegere dagen om de waarheid te verkondigen in de Naam van de Heere.
Mijn broeders, ik wil niet zeggen dat een dienaar altijd onvoorbereid moet spreken als hij geroepen wordt voor Christus te spreken. Dat is een opvatting die ver bij mij vandaan staat. Mijn geweten zegt mij dat het niet meer dan aanmatiging is om op de directe inspiratie van het ogenblik te vertrouwen als we de tijd die we hebben voor bestudering van het Woord verspillen. Wat ik echter zeggen wil is dit: Als een christelijke dienaar of iemand van u geroepen wordt om voor uw Meester te spreken zonder dat u zich daarop voorbereiden kon, dan kunt u er rustig op vertrouwen dat de Geest van God u in dat moeilijke ogenblik helpen zal. Ja, ik ga zelfs nog verder en zeg dat als er meer predikanten waren onder ons die geloofden in de kracht van de Geest van God om hen bij het preken te helpen, hun preken meer uitwerking zouden hebben. God zou hun prediking nog meer gebruiken voor de bekering van mensen. Het lijkt me een vreemd staaltje, het is een absurditeit, als het al geen soort godslastering is, dat een prediker om de hulp van de Heilige Geest bij het preken vraagt en vervolgens zijn schrift uit zijn zak trekt. Waar is de ruimte voor de Heilige Geest om te werken? Hebben zulke predikers de deur niet voor Hem vergrendeld? Welke gedachten kan Hij nog ingeven? Welke gevoelens kan Hij nog oproepen? Op dat moment is het papier de gids. Waarom zouden ze de Heilige Geest bespotten door Hem te vragen om Zijn bijstand, een bijstand die ze niet willen volgen? En als ik elk woord uit mijn hoofd geleerd heb, elke zin heb voorbereid en dan op de preekstoel kom en aan de Heilige om een zegen vraag om mij te helpen bij het spreken, wat vraag ik Hem dan anders dan iets waarvan ik helemaal niet wil dat Hij het doet? Ik kan het immers net zo goed zonder Hem als met Hem en zou de draad helemaal kwijtraken als Hij mij werkelijk bijstond.
Als een prediker na gepaste studie van het Woord – als u, lieve vriend de onderwijzer – uzelf wilt overgeven aan het onderwijs van de Heilige Geest, als u op de Geest van God vertrouwt, dan zal Hij u in staat stellen om krachtig, puntig, passend en persoonlijk te spreken, ook al treedt er afleiding op, ook al kan veel in de gemeente of op de zondagsschool u de draad van uw verhandeling doen verliezen. Het is beter om door de Heilige Geest onderwezen te zijn, dan om welsprekendheid te leren volgens de regels van de spreekvaardigheid of aan de voeten van de meesters in de retoriek. Het is nodig dat de Heilige Geest in dit opzicht geëerd wordt in de kerk. Ik ben er heel zeker van dat als Hij meer geëerd werd, we meer mensen zouden aantreffen die met kracht spreken, omdat we er meer zouden vinden die vanuit de Heilige Geest spreken. Laat deze eerste opmerking u bijblijven voor wat zij waard is. Ik ben ervan overtuigd dat er veel meer in zit dat sommigen willen toegeven. Merk verder op hoe uitdrukkelijk de kracht van de Heilige Geest uit het gedrag en optreden van de martelaar blijkt. Wat treedt hij echt koninklijk triomferend op! Hij staat niet met neergeslagen ogen tussen de woedende menigte, met nederige onderworpenheid en norse berusting, alsof hij zich vertrapt en overweldigd voelt. Evenmin spiedt hij rond om te zien of er in de omsingeling van wrede vervolgers een opening is. Hij wil de straf op het afleggen van zijn getuigenis niet ontlopen. Standvastig blikt hij op naar de hemel.
Zij mogen met hun tanden knarsen, maar die vastberaden blik kunnen zij niet breken. Hun lawaai en onstuimigheid mogen woeden als de razende golven van de zee, maar vanuit de kalme diepte van zijn innerlijke vrede kijkt hij met zijn ziel op naar de eeuwige troon en is hij verrukt van onuitsprekelijke vreugde. Hij veracht het getier van het volk, niet omdat hij het minacht, maar omdat heel zijn ziel in beslag genomen wordt door de zalige aanbidding van zijn God. Hij kijkt op naar de hemel en wat hij door de geopende poorten waarneemt, maakt dat hij zich niet bekommert om de bloeddorstige vijanden beneden. Wonderlijk beeld! Zie deze mens met stralend gezicht standvastig opkijken, alsof hij de weg bespeurt waarover zijn ziel spoedig zal vliegen, alsof hij de engelenmenigte ziet opstijgen en neerdalen om hem te dienen, alsof hij eeuwige en blijvende gemeenschap heeft met de grote Vader van de geesten (Hebr. 12:9), en niet door de toorn of woede van mensen verontrust of afgeleid worden hoeveel eenvoudige mannen en vrouwen handelden alsof zij van het edelste bloed waren. In elk tijdperk is de lijn van de martelaren een lijn van waar adeldom geweest. Toen de koning van Frankrijk Bernard Palissy vertelde dat hij gedwongen was hem aan de inquisitie over te leveren als hij zijn zienswijze niet veranderen zou, zei de dappere pottenbakker tegen de koning: ‘U zegt ‘Ik ben gedwongen’, en toch bent u koning. Maar hoewel ik slechts een arme pottenbakker ben, kan ik niet gedwongen worden om iets anders te doen dan dat wat ik goed acht.’ De pottenbakker was duidelijk koninklijker dan de koning.
Er zijn talloze gevallen zoals dit die onder u spreekwoordelijk zouden moeten zijn, gevallen waarin eenvoudige mannen, zwakke vrouwen en kleine kinderen een heldendom getoond hebben dat door de ridderstand niet kon worden geëvenaard. De Geest van God heeft de wijzen in hun sluwheid gevangen (1 Kor. 3:19) en de geleerden uit de mond van zuigelingen (Ps. 8:2) antwoord gegeven. De antwoorden van de ongeleer- den onder de martelaren waren vaak zo toepasselijk, zo ad rem en sloegen zo vaak de spijker op zijn kop dat u bijna zou veronderstellen dat ze door een groep godgeleerden waren uitgedacht. Ze kwamen echter uit een betere bron, want de Heilige Geest had ze gegeven. Het optreden van deze bloedgetuigen voor onze Heere was hun ambt waardig en terecht verkregen ze de titel ‘het adellijke leger van de martelaren’.
Wel mijn broeders, als u en ik zonder hoogmoed onder de mensen willen wandelen, maar wel met een optreden waardig aan onze roeping en aanneming als prinsen van het koninklijke, hemelse bloed, moeten we daarin getraind worden door de Heilige Geest. Er zijn mensen die laf zijn, van wie de belijdenis van hun godsdienst zo bedeesd is dat u amper weet of ze haar nu afgelegd hebben of niet. Er zijn mensen die met de pet in de hand aan de wereld toestemming vragen om te leven. Zij weten niets van de Heilige Geest.
Maar als de Heilige Geest in een mens woont, kent die mens het goede en houdt hij eraan vast. Dan is hij geen dienaar van mensen. Hoewel hij in alle andere zaken de meest nederige is, erkent hij in gewetenszaken geen andere meester dan zijn Meester in de hemel. Geen enkel kind van God hoeft bang te zijn wanneer hij voor de groten der aarde verschijnt, want hij is groter dan zij. Hij is Gods ware aristocraat. God heeft in hem een geest van oprechtheid en onbuigzaamheid gegeven die de wereld niet kan ombuigen, ook al loeien zijn stormen met al hun macht. Ik bid God dat we de mannelijkheid van het christendom mogen leren, want er is aan het geloof veel schade toegebracht door degenen die het geloof beleden en daarbij anders handelden, die voor de machtigen kropen en onderdanig bogen.
Die blik naar boven lijkt ons te zeggen: ‘De ogen omhoog, christenen! De ogen omhoog, laat uw hart opwaarts naar de hemel gaan, laten de verlangens opstijgen, laat de hele ziel richting de hemel vliegen.’ Met onze blik op de hemel kunnen we door menigten van mensen wandelen, zoals een leeuw wandelt door een kudde schapen. Onze medemensen zullen onwillig onze kracht moeten toegeven.
Op nog een andere manier wordt in het geval van Stefanus de kracht van de Geest heel uitdrukkelijk gezien, namelijk door de kalme en blijmoedige geest die hij tentoonspreidde. Ik zie geen vrees, geen teken van beduchtheid. Hij veegt geen angstzweet van zijn voorhoofd, hij valt niet flauw, nog minder richt hij een smeekbede tot hen om aan hun wrede handen te kunnen ontsnappen. Nooit eerder, zelfs niet op de helderste zomerdag, wandelde hij zo verheugd en rustig van geest de poort van Jeruzalem uit als op de dag dat ze hem naar buiten sleepten om hem te doden, stil, berustend, kalm en gelukkig. Het is iets groots voor een christen om innerlijk kalm te blijven als buiten het tumult regeert. Als onze gedachten afgeleid worden, zijn we niet in staat om te beoordelen wat wijs is. Een verontruste en afgeleide geest spoedt zich meestal in dwaze haast voort om aan de moeilijkheden te ontsnappen en valt zo in de een of andere vorm van zonde. Om kalm te blijven te midden van het verwarrende geschreeuw, vol vertrouwen op de overwinning, om stil te zijn en te weten dat God God is, om met de kinderen van Israël stil te staan bij de Rode Zee en de verlossing van God te zien, dat is moeilijk. Dat is zo moeilijk dat alleen de goddelijke duif, de Trooster, ons de kracht van boven kan komen brengen om zo te zijn. Als echter eenmaal de kunst van het stil zijn volledig is geleerd, wat ligt er dan een kracht en zegen in!
Hoeveel van ons kunnen in het gezicht van de dood de steenkoude blik van de dood beantwoorden? Als er op dit moment verordend werd dat u uw leven moest afleggen, kon u dan glimlachen? Nou, alleen de gedachte verontrust u al, als het een feit was, zou het u bovenmate beangstigen! Zo is het bij Stefanus niet. Zijn ziel ligt voor anker in een kalme haven. Ja, het is in deze ernstige momenten, wanneer we getest worden, als we niet slechts praten over de dood en trots op onze liefde voor Christus pochen, maar wanneer de dood werkelijk komt en onze liefde ernstig op de proef wordt gesteld, dat de almacht van de Heilige Geest gezien wordt als Hij Zijn dienaren die lieflijke vrede geeft die niemand kan kennen dan de mens die hem geniet.
Ik heb nog niet al de heerlijke werken van de Heilige Geest in deze eerste christelijke martelaar uitgelegd. Na de nauwgezetheid van zijn verdediging, zijn koninklijke gedrag en zijn blijmoedige geest, wordt de Geest van God nog duidelijker in hem gezien door zijn heilige en vergevingsgezinde gemoedstoestand. In zijn gebed bij zijn sterven spreekt hij zijn Heere na: ‘Reken hun deze zonde niet toe!’ (vers 60). Toen hij voor zichzelf bad, stond hij rechtovereind, en ik weet niet of hij hardop sprak. Maar in het gebed voor de menigte rondom hem verkreeg zijn geest een grotere aandrang en ernst.
Als eerste wordt ons verteld dat hij neerknielde, alsof zij moesten zien hoe hij bad. Toen bad hij met luide stem, zodat zij het net zo goed zouden kunnen horen als zien. Hij spendeerde zijn laatste adem aan een luide kreet naar de hemel, dat de moord op hem niet aan zijn vervolgers ten laste zou worden gelegd. Hoe lieflijk is de Geest van de Zoon van God Die nog steeds op aarde verblijft! ‘Vader, vergeef hun, want ze weten niet wat ze doen’ (Luk 23:34), is het voorbeeld en de voorloper van tienduizenden gebeden met een overeenkomstig hemels karakter geweest. Het is het merkteken van een christen om geduldig te sterven met vergeving op zijn lippen. Duizenden van hen die vandaag de dag de robijnen kroon dragen en die ‘de meest vooraanstaande van de zonen van het licht, te midden van de lichtenden dubbel zo licht’ zijn, zijn van de aarde heengegaan met exact deze woorden op hun lippen. Zeker, dit is echt het werk van de Heilige Geest! Wij kunnen degenen die ons een klein beetje beledigen nauwelijks vergeven. We vinden het volstrekt niet gemakkelijk om in vrede met alle mensen te leven, maar om in vrede met hen te sterven, om in vrede met onze moordenaars te sterven, wat zal ik daarover zeggen? Zeker, dit kan de wereld niet begrijpen, het is een hemelse, een goddelijke deugd, die in het menselijk hart door God Zelf ingeplant moet worden.
Merk verder op dat de kracht van de Geest blijkt doordat Stefanus op dit kritieke ogenblik, terwijl de stenen om zijn oren vliegen en zijn lichaam daardoor gekneusd en gehavend wordt, in staat gesteld wordt een van de meest krachtige gebeden te bidden die ooit naar de hemel opstegen. Het gebed dat we net genoemd hebben, dooft niet uit in de lucht buiten Jeruzalems poort. Het ging door de paarlen poort, bereikte het hart van God en werd beantwoord.
Zie die geestdriftige, onstuimige jonge man daar eens, ongeveer dertig jaar oud. De kleren van de getuigen zijn aan zijn voeten gelegd. Hij verlangt ernaar om een vooraanstaande plaats te hebben bij het stenigen van die gehate Nazarener. Hij is een van de meest vurige van deze doldriftige dwepers. Hij behoort tot de synagoge van Cilicië. Toen hij in het twistgesprek verslagen was, was hij blij dat er hardere wapens voorhanden waren. Hij vindt het geweldig dat hij die ketter ziet sterven. Zijn ogen verlustigen zich aan het schouwspel, want hij vindt dat Mozes, de wet, de rabbijnen en de tradities op deze dag gewroken worden. Let goed op die jonge man, want Stefanus’ gebed is voor hem bedoeld, hoewel hij dat niet weet. Het zou kunnen dat hij de klagende smeekbede hoort en deze veracht. Het is ook mogelijk dat hij, nadat hij deze gehoord had, wegging, ermee spotte en opmerkingen maakte over het huichelachtige karakter van die discipelen van Jezus, die de laatste woorden van hun Leider na lispelden alsof het hun eigen woorden waren.
Toch denk ik dat die gezegende smeekbede hem in zijn hart niet los liet. Hij moet gevoeld hebben dat er een veel betere geest in stak dan in hemzelf. Of dat gebed hem vanaf dat moment bijgebleven is of niet, later moet hij Stefanus gezien hebben als iemand die niets minder dan zijn geestelijke vader was, door wiens sterfgebed hij voor God geboren werd. Als hij over zijn bekering sprak, moet Paulus zeker bij zichzelf bedacht hebben dat het gebed van Stefanus het middel was waardoor Saulus de vervolger veranderd werd in Paulus de apostel van de gekruisigde Zoon van God.
Nu, mijn vrienden, u en ik hebben niet altijd de overhand in ons gebed, zelfs niet bij zonneschijn. Wat moet dat een grote Geest zijn, Die Stefanus hielp om de poorten van de hemel te ontsluiten op dit eenzame ogenblik vlak voor zijn overlijden, om krachtig te pleiten bij God en om de Zaligmaker bij de zoom te grijpen en Hem ertoe te brengen om die schuldige, razende vervolger te redden op het moment dat de stenen op hem vielen en zijn vlees gehavend en gekneusd werd. Gezegende Geest, hoewel de uiterlijke mens vergaat, vernieuwt U de innerlijke mens van dag tot dag! (2 Kor. 4:16).
Zie, geliefden, hoe de Heilige Geest de christen onafhankelijk van uiterlijke omstandigheden kan maken! Zie wat een helder licht in ons schijnen kan als buiten alles donker is! Zie hoe vast, hoe blijmoedig, hoe kalm en vredig we kunnen zijn als de wereld heen en weer schudt en de pijlers onder de aarde worden weggeslagen! Zie hoe zelfs de dood met heel zijn verschrikkelijke uitwerking niet de macht heeft om de muziek in het hart van een christen te stoppen. Die wordt eerder lieflijker, helderder, hemelser, totdat het moment aanbreekt dat de dood de laatste vriendelijke daad verrichten kan, dat hij de aardse melodieën laat versmelten met het hemelse koor, de tijdelijke vreugde verwisselt voor eeuwige zaligheid! Laten we dus vertrouwen hebben in de gezegende Geest.
Lieve vriend, ziet u zorgen opdoemen? Gaat het slecht met uw zaak? Ziet u duidelijk aankomen dat u de ellende van de armoede zult moeten dragen? Vrees niet, want de goddelijke Geest kan u in uw behoeftigheid een grotere rijkdom geven dan de rijken in hun overvloed hebben. U weet niet welke vreugden voor u liggen opgeslagen in dat arbeidershuisje als de genade het tot een huis van tevredenheid maakt. Voelt u dat uw lichamelijke krachten tekort beginnen te schieten? Verwacht u dat u lange nachten en dagen vol pijn moet doorstaan waarin u wegkwijnt? Wees niet bedroefd! Dat bed kan een troon voor u worden. U weet niet hoezeer elke pijnscheut die door uw lichaam gaat, als het vuur van een edelsmid is (Mal. 3:2) om uw droesem te verteren, of hoezeer het is als een lichtstraal vol heerlijkheid om de geheime plekken van uw ziel te laten oplichten.
Tanen uw ogen en verwacht u blind te worden? Jezus zal uw Licht zijn. Laten uw oren u in de steek? Hoort u maar weinig? Jezus’ Naam zal de beste muziek zijn voor uw ziel en Zijn Persoon uw dierbare vreugde. Socrates zei altijd: ‘Filosofen kunnen gelukkig zijn zonder muziek.’ Wij christenen kunnen blijmoediger zijn dan filosofen als alle uiterlijke oorzaken van vreugde van ons weggenomen zijn. In U, mijn God, zal mijn hart zegevieren, wat er ook voor kwaad van buiten op mij afkomen mag! Door Uw kracht, gezegende Geest, zal mijn hart buitengewoon verheugd zijn, zelfs al zouden alle dingen mij hier beneden ontbreken.
Moge dit eerste punt u van dienst zijn in de praktijk van alledag. Geloof in de Heilige Geest, leun stevig op Hem, en Hij zal niet toestaan dat u beschaamd zult worden.
2. Nu wijzen we de bron aan van de rijkste troost, in de hoop dat we leren daarnaar op te zien.
Het was van meet af aan de bedoeling van de Heilige Geest om Stefa- nus gelukkig te maken. Hoe kon dat bereikt worden? Door hem de levende Zaligmaker, Die heerst aan de rechterhand van God, te openbaren. We weten niet of Stefanus de Heere Jezus letterlijk met zijn ogen zag staan aan de rechterhand van God. Het kan zijn dat hier bedoeld wordt dat zijn geloof zo ongewoon sterk geworden was dat hij zich bijzonder helder en levendig bewust was van Christus’ heerschappij in de hemel, zodat terecht gezegd wordt dat hij de Heere Jezus daadwerkelijk zag staan aan de rechterhand van God. Als het echt een bovennatuurlijk gezicht was, hebben u en ik geen reden om een herhaling daarvan te verwachten, maar als het een geloofsgezicht was, zoals ik denk, dan is er geen reden waarom ook wij dat niet zouden kunnen genieten, zelfs nu al. Als we hetzelfde kostbare geloof als Stefanus bezitten, is er geen reden waarom ons geloof niet zou zien wat Stefanus’ geloof zag, want het is een groots feit dat Christus daar is. Vandaag kunnen we met de ogen van onze ziel Jezus zien en we kunnen dezelfde vreugde en blijdschap uit een blik op Christus ontvangen als Stefanus.
Wat zag Stefanus dan? Allereerst zag hij dat Jezus levend was. Dat is geen kleine zaak.
‘Hij leeft, de grote Verlosser leeft,
wat een vreugde, die zalige zekerheid geeft!’
Levend, ook na de kruisiging! Stefanus wist dat Christus aan het kruis gestorven was. In dat feit lag het vertrouwen van zijn ziel. Maar hij zag dat Jezus nog steeds leefde, hoewel Hij eens dood en begraven was. Hierin lag grote troost voor Stefanus. Hij diende geen dode Christus. Hij verdedigde niet de eer van een profeet die heengegaan was, hij sprak voor de zaak van een Vriend Die nog steeds bestond om zijn smeekbeden aan te horen en om zijn getuigenis aan te nemen. Stefanus redeneerde in zichzelf: ‘Als Christus na de kruisiging nog leeft, waarom zou Stefanus dan na de steniging niet door Christus leven? Als de spijkers van het kruis niet volstonden om de Zaligmaker dood te laten blijven, dan zullen ook de stenen van de Joden de overhand niet krijgen om Stefanus van de opstanding te beroven. Jezus stond op uit Zijn graf, en zo zal ook Stefanus opstaan.’ Dit is een heel grote zekerheid. Het is vandaag een rijke bron van troost voor u en mij, als we ons bewust zijn van onze zwakte en van ons naderende einde. Omdat Jezus leeft, zullen ook wij leven.
Bovendien zag Stefanus niet alleen de levende Jezus, hij wist dat Jezus hem zag en met hem meeleed. Is dat niet de betekenis van de houding die de Heere aanneemt? Ons wordt verteld dat onze Heere aan de rechterhand van God zit, wachtend tot Zijn vijanden tot een voetbank voor Zijn voeten gemaakt worden (Hebr. 10:13). Toch staat er in de tekst dat Hij niet zittend, maar staand gezien wordt. Waarom staand? Een van de oude vaders zei dat het was alsof de Heere Jezus als het ware opstond in afgrijzen over de daad die begaan werd. Het was alsof Hij klaarstond om tussenbeide te komen, om Zijn dienaar te helpen sterven of om hem uit hun handen te verlossen. Hij staat op, daadwerkelijk meelijdend met Zijn lijdende getuige.
Nou, geliefden, dat is precies wat wij in de hemel zien. De Man van smarten leeft en lijdt nog steeds met Zijn volk mee. Hoewel Hij opgestegen is naar de troon van de heerlijkheid, vergeet Hij onze schande en ons verdriet niet. Denk niet, kind van de aarde, dat de Zoon des mensen vergeten is wat verzoeking betekent en nu vreemd is aan menselijke zwakte en gebrek. ‘In al uw benauwdheid is Hij benauwd’ (Jes. 63:9). Hij lijdt diep mee met elk van Zijn beproefde broeders en voelt naar Zijn eigen mate opnieuw wat elk lid draagt. Denk niet dat Hij een gedachteloze, ongevoelige toeschouwer bij uw beproevingen is, kind van God! Christus is opgestaan van Zijn troon om u te hulp te komen. Als u in uiterste nood bent, staat Hij op dit ogenblik klaar om u te helpen. Hij zal u troost zenden wanneer u die nodig heeft en Hij zal erop toezien dat uw kracht toereikend zal zijn voor de dag.
Wat een uitzicht was dit voor de stervende Stefanus! Jezus leeft en Hij leeft met dezelfde liefde in Zijn hart die Hij op aarde liet zien, met hetzelfde tere meevoelen dat Hij de twaalven toonde toen Hij onder de mensenkinderen verbleef.
Het meest stralende in het gezicht was dit: Stefanus zag Jezus staan aan de rechterhand van God. Dat was het punt van het twistgesprek. De Joden zeiden dat de Nazarener een bedrieger was. ‘Nee’, zei Stefanus, ‘daar is Hij. Hij staat aan de rechterhand van God.’ Wat Stefanus betreft werd het punt beslist door wat hij zag. Dit was de hoofdzaak, het enige waar Stefanus om gaf. Hij snakte ernaar dat zijn Heere verhoogd werd en hij zag Hem verhoogd. De volken woeden, de vorsten spannen samen (Ps. 2:1,2), maar daar is de Koning op de heilige berg van God. Zonder enige twijfel is Hij een Koning Die regeert. Dit was alles waar Stefanus’ hart naar verlangde
Als Stefanus al angst voelde, dan was dat niet voor hemzelf, maar voor de kerk. Hij dacht: ‘Deze wolven verscheuren eerst mij. Wat zal er van de rest van de schapen worden? Hoe zullen er enigen aan hun tanden ontkomen?’ Hij keek op en daar stond de Zaligmaker, Die neerkeek op de wolven en tegen Zijn duur gekochte schapen zei: ‘Wees niet bevreesd, kleine kudde, want het heeft uw Vader behaagd u het Koninkrijk te geven’ (Luk. 12:32).
Dit lijkt me het meest bijzondere van het gezicht te zijn: Christus Die leeft, Christus Die liefheeft en Christus Die regeert, de triomferende Zaligmaker aan de rechterhand van God.
Mijn broeders en zusters, deze leer is het enige dat mij in tijden van buitengewoon diepe neerslachtigheid van geest bemoedigde. Wat ik u eerder vertelde, vertel ik u weer. Ik weet wat het is om zo terneergeslagen te zijn dat geen enkele belofte uit Gods Woord me een straaltje licht gaf. Evenmin gaf enig leerstuk me een glimpje troost en toch, zo vaak als ik de tekst tegenkwam: ‘Daarom heeft God Hem ook bovenmate verhoogd en heeft Hem een Naam geschonken boven alle naam’ (Fil. 2:9), voelde ik altijd dat er een stroom van vreugde in mijn ziel ontsprong. Ik zei: ‘Ach, het is niet belangrijk wat er van mij terechtkomt, of mijn naam als kwaad verworpen wordt, of ikzelf in duisternis wordt achtergelaten, of de pijn vermenigvuldigd wordt, of de zorgen zullen toenemen tot ze niet meer te tellen zijn, het geeft niet. Ik zal er niet tegen strijden, zolang mijn Heere Jezus verhoogd wordt.’ Ik geloof dat elk waar christenhart dat de Zaligmaker liefheeft, dat ook voelt. Net zoals een stervende soldaat in het uur van zijn dood wordt opgemonterd door de gedachte: ‘De generaal is veilig, de overwinning is voor ons, mijn bloed is goed besteed, mijn leven is niet voor niets verloren, het is om de overwinning te behalen.’ Laat Christus heersen, ik zal niet met God marchanderen over mijzelf. Laat Jezus Koning zijn over de hele wereld, ik geef nergens anders om. Laat Hem de kroon dragen, laat het welbehagen van de Heere door Zijn hand voorspoedig zijn (Jes 53:10). Laat Zijn uitverkorenen zalig gemaakt worden, laten de koninkrijken van de wereld van onze Heere en van Zijn Christus worden (Openb. 11:15), wat maakt het dan uit als zelfs tienduizend van ons smachtend door het dal van de schaduw van de dood trekken! Ons leven en onze dood zouden goed besteed zijn als er zo’n grote beloning mee verdiend wordt, als we zien dat Jezus verheerlijkt wordt.
Ik zou deze telescoop aan het oog van elke bedroefde christen willen zetten, omdat het zo’n lieflijke invloed op mijn eigen hart heeft gehad. Zeker kan dit ook anderen troosten. Lieve vriend, u bent deze morgen benauwd, u bent terneergeslagen, het gaat u niet zo voorspoedig in hemelse zaken als u wensen zou. Nu, Christus is niet benauwd, Hij is niet terneergeslagen. Welbeschouwd gaat het goed met de grote strijd. Gods grote bedoelingen worden gediend, Christus is verheerlijkt.
Hier zijn twee of drie parels voor u. Kijk ernaar op en prijs ze. Bedenk allereerst dat uw verhoogde Zaligmaker verhoogd is om voor u te pleiten. De kracht die Hij heeft, gebruikt Hij in gebed voor u. Elke verdienste van Christus gebruikt Hij om voor u op te komen. De beloning die Hij voor Zijn dood ontvangen heeft, zal Hij u niet onthouden. Kostbaar is Hij in de ogen van de Vader, maar Hij gebruikt die invloed ter wille van u. Jozef zei tegen de schenker: ‘Denk aan mij, wanneer het u goed zal gaan’ (Gen. 40:14), maar de schenker vergat hem. Het gaat vandaag goed met Jezus en vertrouw er maar op, het gaat ook goed met u, want uw Liefste kan u niet vergeten. Omdat de Vader altijd naar Hem luistert, zal Hij de Vader voor u bidden en wat u ook maar nodig heeft, het zal u gegeven worden.
Bedenk ook dat Christus deze macht niet alleen heeft om voor u te pleiten, maar ook om een plaats voor u gereed te maken (Joh. 14:2). Christenen, Christus is een Koning met een grenzeloze rijkdom. Toch acht Hij het niet te min om de rijkdom van Zijn koninklijke schatkamer te gebruiken om uw woning zeer rijk aan te kleden, zodat de woning Hem waardig is Die haar u geven zal.
Bovendien is Jezus uw Plaatsbekleder in heerlijkheid. In Gods oog bent u op dit ogenblik als het ware in de hemel. Uw Plaatsbekleder is daar. Mijn Hoofd is in de hemel, waarom zou ik angstig zijn? Hoe kan God de hemel aan het Hoofd en de hel aan de voeten geven? Zo zeker als Christus daar is, zal ieder die in werkelijkheid met Hem verenigd is, daar ook zijn. Bewijs slechts dat Christus in de hemel is en u kunt bewijzen dat elke gelovige daar ook moet zijn. Christus’ lichaam kan niet gescheiden worden. U kunt het geestelijk lichaam van Jezus niet in stukken knippen en een been ervan in de hel werpen, terwijl het Hoofd opstijgt naar de heerlijkheid. Omdat Hij leeft, zullen wij ook leven. Het is Zijn wil dat waar Hij is, Zijn volk ook zou zijn (Joh. 17:24).
Jezus is in de hemel vol van kracht. Hij is daar om te pleiten, om onze Plaatsbekleder te zijn en om een woning gereed te maken. Die verreikende kracht werpt zijn stralen omlaag naar de aarde. De sleutels van de voorzienigheid hangen aan de gordel van Christus. Geloof het, christen, hier gebeurt niets zonder de toestemming of verordening van uw Zaligmaker, Die u liefheeft en Die Zichzelf voor u gaf. Woedt de vijand? Jezus zal hem beteugelen. ‘Want de woede van mensen zal U tot lof zijn, wat aan woede overblijft, zult U beteugelen’ (Ps. 76:11). Uw Heere Jezus Christus heeft alle macht in hemel en op aarde (Matth. 28:18). Heel deze macht zal Hij gebruiken om iedereen, zelfs de zwakste van Zijn kinderen, aan Zijn hart te brengen. Geprezen zij de prachtige liefde van God, Die ons een almachtige Herder gegeven heeft om dag en nacht de wacht over ons te houden! Zijn Hoofd is gekroond, omdat Hij al Zijn vijanden verslagen heeft. Zeker mogen we aan de over- winningskroon zien dat geen vijand ooit in staat zal zijn om ons te overwinnen. Ik wilde dat ik u kon laten zien hoe lieflijk de gedachte aan de verheerlijkte Jezus is waarvan mijn eigen hart genoten heeft. Maar soms verrukt het me ook om te bedenken dat mijn eigen voeten net zo zeker op de nek van de draak geplaatst zullen worden als het zeker is dat zonde, dood en hel onder de voeten van de Zoon des mensen geplaatst zijn. Als ik in Christus ben, zal ik, zo zeker als Jezus Overwinnaar is, meer dan overwinnaar zijn door Hem Die mij heeft liefgehad (Kom. 8:37).
Welke aanblik kon lieflijker zijn voor Stefanus dan deze! Toen de vijanden op hun allerergst waren, was Christus nog steeds onoverwonnen! Daaruit kon Stefanus afleiden dat ook hij onoverwinnelijk zou zijn. De stenen die op hem vielen en hem verbrijzelden, zouden hem niet vernietigen. De stem van zijn bloed zou van de aarde roepen en de geestelijke Stefanus zou de overwinnaar worden over de legers van het kwaad. De waarheid zou uit het stof opspringen en bloeien als een lieflijke bloem. God zou verheerlijkt zijn als Zijn dienaar gedood was.
Zo heb ik u het heerlijke gezicht aangewezen dat ons troost kan geven. Deere, open onze ogen om het te zien!
3. Ten slotte is de troost zelf de moeite van het overdenken waard.
We zien dat de verschijning van Jezus in de hemel de stenen niet tegenhield. Toen de Zoon des mensen met Sadrach, Mesach en Abednego in de brandende vuuroven verscheen (Daniël 3:25), verbrandde het vuur de drie heilige kinderen niet. Bij deze gelegenheid verbrandt het vuur Stefanus echter wel, hoewel de Zoon des mensen erbij is. Stefanus’ leven wordt niet gespaard. Hij sterft, net zoals gebeurd zou zijn als Jezus er niet bij was geweest. Dat is hoe het in deze bedeling gaat. De Heere Jezus komt niet tot ons om te voorkomen dat wij moeten lijden of om ons verdriet weg te nemen. Echter, Hij houdt ons daarin staande. Wij smeken de Heere drie keer om dit of dat van ons weg te nemen. Maar het wordt niet weggenomen, dat is niet de gewone weg van God. Wij krijgen het antwoord: ‘Mijn kracht is voor u genoeg, want Mijn kracht wordt in zwakheid volbracht’ (vgl. 2 Kor. 12:9).
Zo was het bij Stefanus. De stenen vielen. Ze sloegen tegen zijn hoofd. Ze lieten zijn welsprekende tong zwijgen, ze vermorzelden zijn zuchtende borst, ze verwondden zijn zachtmoedige hart. Daar lag zijn gebroken lichaam, het voorwerp van de liefde en klaagzang van de heiligen die in Jeruzalem waren. De liefde van Christus zorgde er niet voor dat zijn lichaam overeind bleef. En wie zou dat kunnen verwachten? We hebben horen vragen: ‘Als Christus voor Zijn volk stierf, waarom moeten zij dan nog sterven?’ Zulke vragenstellers vergeten dat het volk van God moet sterven, omdat Jezus stierf. De dood van het lichaam is geen kwade zaak, maar een zegen. Het betaamt ons om in de voetstappen van de Zaligmaker te treden, zodat ook wij wel sterven naar het lichaam, maar levend gemaakt worden in de Geest. Wij beschouwen de dood van Stefanus niet als een ramp. De dood van het lichaam was niet meer dan een noodzakelijke navolging van de gekruisigde Zaligmaker. Immers, hij stierf niet naar de geest. Die genoot de onsterfelijkheid, en dat kon de zware massa rotsblokken die boven hem opgericht werd, niet aantasten. Stefanus’ heerlijke troost was erin gelegen dat hij innerlijk ondersteund werd, hoewel hij uiterlijk onbeschermd was. Het was erin gelegen dat hij bewaard werd naar zijn innerlijke mens, hoewel de uiterlijke mens gewond en geslagen werd. Dit is de troost die u en ik verwachten mogen. Wij moeten tussen de pijlen doorgaan en zij moeten in ons vlees blijven steken, maar zij zullen het bloed van onze ziel niet vergiftigen. Wij moeten in een grote hagelstorm staan, maar geen hagelsteen zal in staat zijn om zo in ons hart in te slaan dat het gewond raakt. We moeten door de vuuroven heen trekken en de geur van het vuur moet op ons overgaan, maar we zullen uit de vlammende hitte komen, onaangeraakt door het loeiende vuur. Het is ons deel om te lijden en toch te overwinnen, te sterven en toch te leven, begraven te worden en toch weer op te staan.
Hoe lieflijk wordt Stefanus’ triomf in die laatste woorden geschilderd: ‘Hij ontsliep.’ Dit is zowel het leven als de dood van een christen. Toen de wereld op zijn hevigst tegen de gelovige ten strijde trok, gaf God op wonderlijke manier slaap aan zijn beminde (vgl. Ps. 127:2). Wonderlijk is het hoe de heilige in volmaakte gemoedsrust heeft gerust in het zicht van zijn vijanden en hoe zijn beker overvloeide in tijden van droogte. Kalm heeft hij zijn hoofd aan het hart van God gelegd en liet hij het aan God over om zijn moeilijkheden te dragen. Zo zal de dood van een christen zijn. Laat zijn dood dan net zo pijnlijk zijn als die van Stefanus, hij zal ook net zo vredig zijn. Hij zal zijn ogen op aarde sluiten en ze opendoen in de hemel. Zijn lichaam zal slechts slapen in die koninklijke grafkamer waarin Christus Zelf eens sliep, om wakker geroepen te worden door de hemelse trompettist, die eens aan de ontelbare slapende heiligen de boodschap van opstanding brengen zal.
Schep moed, broeders en zusters, omdat de Heilige Geest in ons woont en omdat Christus daarboven voor ons overwint. Laten onze beproevingen overvloedig zijn, dan zullen onze vertroostingen door Jezus Christus ook overvloedig zijn. Wij zullen meer dan overwinnaars zijn door Hem Die ons heeft liefgehad (Kom. 8:37). Ik zou willen dat u allen in deze kostbare zaken deelde. Als u daarin deelt, geeft het niet hoe slecht ik erover sprak. Toch bekoort het uw ziel. Maar als u dit niet begrijpt, bid ik dat u dat zult gaan doen. Moge de Geest van de Heere uw ogen openen om de kracht van de Geest en de heerlijkheid van Christus te zien en mogen u en ik Hem spoedig van aangezicht tot aangezicht zien in het paradijs.
Amen.