Laat ons de onwankelbare belijdenis der hoop vast houden; (want Die het beloofd heeft, is getrouw); En laat ons op elkander acht nemen, tot opscherping der liefde en der goede werken; En laat ons onze onderlinge bijeenkomst niet nalaten, gelijk sommigen de gewoonte hebben, maar elkander vermanen; en dat zoveel te meer, als gij ziet, dat de dag nadert. Hebreeën 10:23-25
Toen de apostelen elkaar ontmoetten op de eerste dag, nadat Jezus was opgestaan, was Thomas de enige discipel die van de elf afwezig was; op de tweede dag was Thomas er, en hij was de enige discipel van de elf die twijfelde. Hoezeer het feit van zijn twijfel aanleiding was en geholpen werd door het feit van zijn vroegere afwezigheid kan ik niet zeggen, maar toch ziet het er zeer waarschijnlijk naar uit dat als hij bij de eerste geweest was, hij dezelfde ervaring zou hebben gehad als de andere tien en zou hebben kunnen zeggen zoals zij deden: “Wij hebben de Heere gezien”. Laten we het samenkomen niet nalaten zoals dat bij sommigen het geval is, want we kunnen niet zeggen welk verlies we daardoor kunnen lijden. Onze Heere mag Zich dan wel in afzondering openbaren, zoals Hij dat bij Maria Magdalena heeft gedaan, toch laat Hij zich meestal aan twee of drie personen zien, en Hij verheugt Zich er vooral over om in de samenkomsten van zijn dienaren te komen. De Heere lijkt Zich het meest te openbaren wanneer Hij, staande in het midden van Zijn volk, zegt: “Vrede zij met u”. Laten we niet nalaten onze medegelovigen te ontmoeten. Van mijn kant zullen de bijeenkomsten van Gods volk mij dierbaar zijn. Waar Jezus zijn veelvuldige bezoeken brengt, daar wil ik worden gevonden.