Of veracht gij de rijkdom van zijn goedertierenheid en verdragzaamheid en lankmoedigheid, niet wetende, dat de goedertierenheid van God u tot bekering leidt? Rom. 2:4
Het is een voorbeeld van Gods verwaardiging dat de Heere met de mensen redeneert en deze en dergelijke vragen tot hen richt. (Jes. 1:5 55:2) (Jer. 3:4); (Ezech. 33:11).
God handelt niet slechts vriendelijk jegens de zondaren; maar als zij zijn vriendelijkheid misbruiken, dan arbeidt hij aan hen om hen terecht te brengen. (Jes. 1:18) (Hos. 11:8).
Het is treurig, dat mensen, die Gods oordelen over anderen gezien hebben en zelf ontkomen zijn, aan deze bijzondere goedertierenheid over hen een reden ontlenen om zonde tot zonde te voegen. (Jer. 3:8).
Laat ons uit de ernstige vraag van de Heere wijsheid leren.
I. Laat ons de goedheid en verdraagzaamheid van de Heere eren.
De eerbiedige bewustheid ervan zal ons weerhouden van haar te verachten.
1. Zij wordt ons betoond in drieërlei vorm. Goedertierenheid, die onze zonde in het verleden heeft gedragen. (Ps. 78:38). Lankmoedigheid, die in de toekomst, zowel als in het verleden en in het heden, bereid is om de schuldigen te verdragen. (Luk. 13:7-9).
2. Zij wordt ons zeer overvloedig betoond: “rijkdom van zijn goedertierenheid.” Rijkdom van goedertierenheid geschonken in het tijdelijke en in het geestelijke. (Ps. 68:20). Rijkdom van goedertierenheid gezien in genadige uitreddingen, in kwaad, dat ons zou hebben kunnen overkomen, maar werd afgewend; zoals ziekte, armoede, waanzin, dood en hel. (Ps. 86:13). Rijkdom van goedertierenheid beloofd en voorzien in allerlei nood.
3. Zij wordt in al haar voortreffelijkheid geopenbaard door vier omstandigheden: De Persoon, die haar betoont. Het is “de goedertierenheid van God,” die alwetend is om de zonde te zien, rechtvaardig is om haar te haten, machtig is om haar te straffen en toch lankmoedig is over de zondaar. (Ps. 145:8). Het wezen, dat haar ontvangt. Zij wordt geschonken aan de mens, een schuldig, onbeduidend, laag, tergend, ondankbaar wezen. Het gedrag of de handeling, waarop het een antwoord is. Het is het antwoord van de liefde aan de zonde. God verdraagt dikwijls, ofschoon de zonde moedwillig, velerlei, verzwaard en onophoudelijk herhaald is. (Mal. 3:6). De gaven, die zij brengt. Leven, dagelijks brood, gezondheid, het evangelie, de Heilige Geest, de wedergeboorte, de hoop op de hemel, enz. (Ps. 68:20).
4. In zekere mate is zij ook u betoond. “Veracht gij”?
II. Laat ons nagaan, hoe zij veracht kan worden.
1. Door haar niet op te merken; haar ondankbaar voorbijziend.
2. Door er aanspraak op te maken als op iets, dat ons toekomt en van God te spreken, alsof Hij verplicht is ons te verdragen.
3. Door zijn bedoeling tegen te staan en te weigeren ons te bekeren. (Spr. 1:24,25).
4. Door haar te verkeren in een reden voor hardheid van de harten, aanmatiging, ongeloof en andere zonden. (Sef. 1:12) (Pred. 8:11).
5. Door haar aan te voeren als een verontschuldiging voor uitstel. (2 Petr. 3:3, 4).
III. Laat ons voelen waar zij ons toe brengt.
De verdraagzaamheid van God moest ons leiden tot bekering. Want het is aldus, dat wij behoorden te redeneren:
1. Hij is niet hard of onliefderijk, anders zou Hij ons niet hebben gespaard.
2. Zijn grote lankmoedigheid verdient door ons erkend te worden. Wij zijn gehouden haar in edelmoedige zin te beantwoorden.
3. Te volharden in de overtreding zou wreedheid zijn jegens Hem en onterend voor onszelf. Niets kan laaghartiger zijn dan verdraagzaamheid tot een rede te maken van terging.
4. Uit zijn verdraagzaamheid blijkt duidelijk, dat Hij ons met vreugde zal aannemen, indien wij ons tot Hem begeven. Hij spaart ons om ons te behouden.
5. Hij heeft met een ieder persoonlijk gehandeld en daardoor kan Hij zeggen: “God leidt u tot bekering.” Hij roept ons persoonlijk tot zich. Laat een ieder zich persoonlijk de sparende goedertierenheden van God herinneren.
6. De middelen zijn zo zacht, laten wij er ons blijmoedig aan onderwerpen. Zij, die weigeren om te worden gedreven, behoren graag te worden geleid.
O zondaar, iedere gave van de goedheid trekt u tot Jezus!
Verdraagzaamheid zou u graag door haar tranen tot Jezus willen brengen.
Lankmoedigheid wacht en lokt u tot Jezus.
Wilt gij u niet afkeren van de zonde en terugkeren tot uw God of “veracht gij de rijkdom van zijn goedertierenheid?”