1 Een psalm van David, voor den opperzangmeester, om te doen gedenken. 2 Haast U, o God, om mij te verlossen, o HEERE, tot mijn hulp. 3 Laat hen beschaamd en schaamrood worden, die mijn ziel zoeken; laat hen achterwaarts gedreven en te schande worden, die lust hebben aan mijn kwaad. 4 Laat hen terugkeren tot loon hunner beschaming, die daar zeggen: Ha, ha! 5 Laat in U vrolijk en verblijd zijn allen, die U zoeken; laat de liefhebbers Uws heils geduriglijk zeggen: God zij groot gemaakt! 6 Doch ik ben ellendig en nooddruftig; o God, haast U tot mij; Gij zijt mijn Hulp en mijn Bevrijder; HEERE, vertoef niet!
Dit is een herhaling, met wijzigingen, van Psalm 40:14-18. Het is de tweede psalm die een herhaling van een andere is. Het is niet verboden, in momenten van grote nood, God te vragen bij Zijn redding van ons snel te handelen. Laten de woorden van deze psalm, die we tweemaal op papier hebben, ook in de geest dubbel bij ons zijn. Het is zeer gepast dat wij dag aan dag tot God roepen om verlossing en hulp; door onze broosheid en de vele gevaren die wij lopen is dat een altijd aanwezige noodzaak.
De vijanden van de psalmist wilden zijn geloof te schande maken, en hij bidt vurig dat zij teleurgesteld mogen worden, en zelf met verwarring zullen worden geslagen. Dat zal zeker gebeuren, op die geduchte dag, zo niet eerder, als de goddelozen zullen ontwaken in schande en eeuwige verachting. Als mensen zich inspannen om anderen van de rechte weg af te doen wijken, vergeldt God het door hen weg te houden van hun doel.
Zij meenden de godvrezenden te beschamen, maar het werd hun eigen schande, en het zal voor eeuwig hun schande zijn. Wat zijn mensen dol op bespotting, en als het slechts loze ‘haha’s’ zijn, eerder dierlijke kreten dan menselijke woorden, doet dat er niet toe, zolang het maar minachting uitdrukt en het slachtoffer maar grieft. Wees gerust, de vijanden van Christus en Zijn volk zullen loon naar werken krijgen; ze zullen met gelijke munt betaald worden; ze waren dol op spot, en ze zullen ermee worden overladen – ja, hun lot zal spreekwoordelijk worden, een begrip voor altijd.
Boosheid jegens vijanden moet ons niet onze vrienden doen vergeten, want het is beter één enkele inwoner van Sion te behoeden, dan duizend vijanden te doden. Alle ware aanbidders, zij het dat ze nog de nederige positie van zoekers hebben, zullen reden tot vreugde hebben. Ook al begint het zoeken in de duisternis, het zal licht met zich meebrengen. Diegenen die de goddelijke genade hebben gesmaald, en er daarom aan verknocht zijn geraakt, zijn wat verder gevorderd, en die zullen niet alleen vreugde voelen, maar ook met heilige vastberadenheid en volharding over hun vreugde spreken, en de mensen oproepen God te verheerlijken. De lofprijzing ‘God zij groot gemaakt’ is oneindig veel flinker en verheffender dan het hondengeblaf‘haha, haha’.
Psalm 40 zingt over Gods gedachten, en eindigt daar dan ook mee; maar de speciale strekking van Psalm 70 is: ‘Haast u’, en daarom eindigt hij ook zo. ‘Gij zijt mijn Hulp en mijn Bevrijder’, Die mij helpt in mijn benauwdheid, en mij daaruit bevrijdt. ‘Heere, vertoef niet!’ Hier staat de naam ‘Jehova’ in plaats van ‘mijn God’. Wij zijn gemachtigd alle verschillende namen van God te gebruiken, want ze hebben allemaal hun eigen schoonheid en majesteit, en we moeten elk daarvan respecteren door een heilig gebruik en door af te zien van ijdel gebruik.
Overweging:
Hij die de halleluja’s van een intelligent universum, en de speciale hosanna’s van alle mensenkinderen verdiende, moest het kwaadaardige gesmaal ‘haha, haha’ verwachten en verdragen uit de mond van dezelfde opstandelingen die Hij kwam zegenen en redden.