1 Een onderwijzing, voor den opperzangmeester, onder de kinderen van Korach. 2 O God! wij hebben het met onze oren gehoord, onze vaders hebben het ons verteld: Gij hebt een werk gewrocht in hun dagen, in de dagen van ouds. 3 Gij hebt de heidenen met Uw hand uit de bezitting verdreven, maar henlieden geplant; Gij hebt de volken geplaagd, henlieden daarentegen doen voortschieten. 4 Want zij hebben het land niet geërfd door hun zwaard, en hun arm heeft hun geen heil gegeven; maar Uw rechterhand, en Uw arm, en het licht Uws aangezichts, omdat Gij een welbehagen in hen hadt. 5 Gij Zelf zijt mijn Koning, o God! gebied de verlossingen Jakobs. 6 Door U zullen wij onze wederpartijders met hoornen stoten; in Uw Naam zullen wij vertreden, die tegen ons opstaan. 7 Want ik vertrouw niet op mijn boog, en mijn zwaard zal mij niet verlossen. 8 Maar Gij verlost ons van onze wederpartijders, en Gij maakt onze haters beschaamd. 9 In God roemen wij den gansen dag, en Uw Naam zullen wij loven in eeuwigheid. Sela.
Onder de godvrezende Israëlieten werd de historie van het volk door mondelinge overlevering bewaard, met grote toewijding en nauwgezetheid. Deze wijze van bewaren en doorgeven van geschiedenis heeft haar nadelen, maar zij maakt stellig een levendigere indruk op het gemoed dan iedere andere: horen met de oren heeft een indringender uitwerking op ons dan lezen met de ogen. ‘Onze vaders hebben het ons verteld.’ Kinderen konden geen betere informanten hebben. Schoolmeesters zijn best, maar zowel de natuur als de genade leert dat godvrezende vaders de beste onderrichters van hun zonen zijn.
Het valt te vrezen dat veel kinderen van gelovigen tegenover God heel weinig zouden kunnen aanvoeren van hetgeen hun vader hen heeft verteld. Als vaders niet loskomen van hun geremdheid in het spreken over het geloof met hun kinderen, moeten ze er dan verbaasd over zijn dat het hart van hun kinderen niet loskomt van de zonde? Zoals bij alle vrije volken de mannen graag om het vuur bij elkaar gaan zitten en de dappere daden van hun voorvaderen vertellen, ‘in de roemruchte dagen van weleer’, zo bemoedigde het volk van God onder de oude bedeling hun families rondom de tafel, door de wondere daden van de Heere hun God te verhalen. Godsdienstige gesprekken hoeven niet saai te zijn, en zouden het zelfs niet kunnen zijn, als ze, zoals in dit geval, meer over gebeurtenissen dan over meningen gingen.
Merk op dat de hoofdzaak van de geschiedenis die van vader op zoon werd doorgegeven, het werk van God was. Dat is de kern van de geschiedenis, en daarom kan iemand die niet vertrouwd is met het werk van de Heere geen nauwkeurige geschiedschrijver zijn. Het is heerlijk om de voetstappen van de Heere op de zee van wisselende gebeurtenissen te zien, Hem op de wervelstorm van oorlog, pestziekte en hongersnood te zien rijden, en bovenal Zijn onveranderlijke zorg voor Zijn uitverkoren volk te zien.
Zij die erin onderwezen zijn om God in de geschiedenis te zien, hebben een goede les van hun vader meegekregen, en geen enkele zoon van gelovige ouders moet onwetend blijven van die heilige lamst. Een volk dat, zoals Israël, werd onderwezen in een zo wonderbaarlijke geschiedenis als de hunne, had altijd een argument ter beschikking als het God smeekte om hulp in tijden van nood, aangezien Hij Die nooit verandert, in elke daad van genade een belofte van komende genade geeft. De overleveringen van onze ervaring in het verleden zijn sterke pleitgronden voor hulp in het heden.
Wij hebben redenen te over om de hele dag in God te roemen terwijl wij Zijn machtige daden verhalen. Wat een gezegend roemen is dat! Het is de enige manier van roemen die aanvaardbaar is. Lofprijzing dient eeuwigdurend te zijn. Als er geen nieuwe daden van liefde waren, behoorde de Heere toch nog geprezen te worden om wat Hij voor Zijn volk heeft gedaan. Laat het lied hoog klinken als wij denken aan de eeuwige liefde die ons verkoos, ons voorbestemde om erfgenamen te zijn, en ons toen overlaadde met al de volheid van God.
Overweging:
Terwijl de liederen van andere volken zingen van het heldendom van hun voorvaderen, verheerlijken de liederen van Israël de werken van God.