1 Een psalm van David, voor den opperzangmeester. 2 De HEERE verhore u in den dag der benauwdheid; de Naam van den God Jakobs zette u in een hoog vertrek. 3 Hij zende uw hulp uit het heiligdom, en ondersteune u uit Sion. 4 Hij gedenke al uwer spijsofferen, en make uw brandoffer tot as. Sela. 5 Hij geve u naar uw hart, en vervulle al uw raad.
We hebben hier een volkslied voor ons dat gezongen kon worden bij het uitbreken van een oorlog, als de koning zijn zwaard bij zich stak voor het gevecht. Als David niet zo geplaagd was door oorlogen, waren we misschien nooit gezegend met psalmen als deze. De eerste vijf verzen zijn een gebed voor het succes van de koning. Het kost weinig moeite in te zien dat deze gezongen bede profetisch over onze Heere Jezus spreekt, en de roep van de oude kerk namens haar Heere is, terwijl ze een visioen van Hem heeft waarin Hij het zwaar te verduren heeft omwille van haar. Het strijdbare volk van God, met de grote Veldheer van de verlossing aan het hoofd, kan nog steeds dringend smeken dat het welbehagen des Heeren door Zijn hand mag gedijen.
Een koninklijke naam, of een geleerde naam, of een eerbiedwaardige naam mogen veel betekenen, maar het zal een zaak van hemelse deskundigheid zijn om te ontdekken wat er allemaal in de goddelijke naam ligt besloten. De luisterrijke naam van God verdedigde en bewaarde de Heere Jezus in de hele strijd van Zijn leven en dood, en verhief Hem boven al Zijn vijanden. Zijn strijd is in Zijn eigen persoon volbracht, maar in Zijn mystiek lichaam, de Kerk, wordt Hij nog door gevaren belaagd en alleen de eeuwige arm van onze God van het verbond kan de soldaten van het kruis verdedigen, en hen ‘in een hoog vertrek’, buiten het bereik van hun vijanden, plaatsen.
De dag van de benauwdheid is nog niet over, de smekende Verlosser zwijgt niet, en de naam van de God van Israël is nog altijd de bescherming van de gelovigen. Uit ’s hemels heiligdom daalde de engel af om onze Heere te sterken, en aan de kostbare herinnering van Gods werk in Zijn heiligdom ontleende de Heere nieuwe kracht toen Hij aan het kruis hing. Er is geen hulp als die welke van God komt, en geen verlossing als die welke uit Zijn heiligdom komt. Voor ons is het heiligdom de persoon van onze heilige Heere, die als tempel werd aangeduid; Hij is het ware heiligdom dat God heeft gesticht, en niet de mens. Laten wij steeds in tijd van nood vluchten naar het kruis voor bescherming, en er zal ons hulp gezonden worden. Mensen van de wereld verachten het soort hulp dat een heiligdom biedt, maar ons hart heeft geleerd het hoger te waarderen dan alle materiële hulp.
Christus’ verlangen en raad waren beide gericht op de verlossing van Zijn volk; de Kerk van destijds verlangde van Hem dat Hij voortvarend naar Zijn doel streefde, en de Kerk in deze dagen verlangt van ganser harte dat Hij Zijn doel geheel bereikt. In Christus Jezus geheiligde harten kunnen dit vers aangrijpen als een belofte; hun wens zal vervuld worden, en hun plannen om hun Meester te verheerlijken zullen slagen. Wij mogen onze eigen wil hebben als onze wil Gods wil is. Dat laatste was altijd het geval bij onze Heere, en toch zei Hij: ‘Niet gelijk Ik wil, maar gelijk Gij wilt’.
Overweging:
Wat is onderwerping in ons geval nodig; als het al voor Hem noodzakelijk was, hoeveel te meer dan voor ons!