1 Voor den opperzangmeester, een psalm van David, den knecht des HEEREN, die de woorden dezes lieds tot den HEERE gesproken heeft, ten dage, als hem de HEERE gered had uit de hand van al zijn vijanden, en uit de hand van Saul. 2 Hij zeide dan: Ik zal U hartelijk liefhebben, HEERE, mijn Sterkte! 3 De HEERE is mijn Steenrots, en mijn Burg, en mijn Uithelper; mijn God, mijn Rots, op Welken ik betrouw; mijn Schild, en de Hoorn mijns heils, mijn Hoog 4 Ik riep den HEERE aan, die te prijzen is, en werd verlost van mijn vijanden.
Hier is sprake van een vast besluit om zeer nauw en innig met de Allerhoogste verbonden te blijven. Onze drie-enige God verdient de warmste liefde van ons hele hart. Vader, Zoon en Geest hebben ieder recht op onze liefde. Het ernstige voornemen om nooit met liefhebben op te houden ontspruit als vanzelf aan de gloed van genegenheid van het moment. Het is verkeerd rappe besluiten te nemen, maar wanneer ze genomen worden in de kracht van God, is het zeer wijs en gepast.
Zich ophoudend in de kloven en de bergforten van Judea, ontkwam David aan de boosaardigheid van Saul. Hij vergelijkt zijn God met zo’n plaats om te schuilen en veilig te zijn. Gelovigen worden vaak in hun God geborgen voor de twist der tongen en de razernij van de overstelpende moeiten. De kloven van de Rots der Eeuwen zijn veilige oorden. Als het volk van de Heere bijna gegrepen wordt, wordt het uit de hand van de machtige gered door Hem Die nog machtiger is. Onze God is de sterkte van ons leven, onze deugden, onze werken, onze verwachtingen, onze conflicten, onze overwinningen.
Geloof moet geoefend worden, of de kostelijkheid van God wordt niet echt gekend. God moet het voorwerp van het geloof zijn, anders is geloof louter een veronderstelling. De Heere voorziet Zijn krijgslieden van zowel offensieve als defensieve wapens. Er is voldoende voorraad, zodat niemand ongewapend ten strijde hoeft te trekken. Hier staan veel woorden, maar niet te veel; we zouden ze profijtelijk een voor een kunnen onderzoeken, als we de tijd hadden, maar samenvattend kunnen we met Calvijn concluderen, dat David hier de gelovige van top tot teen uitrust
In het vierde vers besluit de blijde dichter de Heere aan te roepen in een vreugdevol lied, ervan overtuigd dat God hem in alle toekomstige conflicten net zo zal behandelen als in het verleden. Het is goed tot God te bidden als tot Degene die het verdient geprezen te worden, want dan smeken wij op een blijde en vertrouwende manier. Als ik weet dat ik de Heere kan loven, en inderdaad loof, voor alle door Hem bewezen goedheid, ben ik zo vrijpostig Hem om grote dingen te vragen. Al zingende gered worden, dat is nog eens gered worden! Velen worden treurend en twijfelend gered; maar David had een geloof waardoor hij zingend kon strijden, en de slag kon winnen met een lied nog op zijn lippen.
Wat is het geweldig om opnieuw genade te ontvangen met een hart dat zich al bewust is van ontvangen genade, en om nieuwe beproevingen tegemoet te zien met een vertrouwen dat is gebaseerd op eerdere ervaringen van goddelijke liefde!
Overweging:
Al wie tot God gaat zoals het behoort, zal niet tevergeefs roepen. I Iet juiste soort gebed is het machtigste instrument op aarde.