17 Tsade. De HEERE is rechtvaardig in al Zijn wegen, en goedertieren in al Zijn werken. 18 Koph. De HEERE is nabij allen, die Hem aanroepen, allen, die Hem aanroepen in der waarheid. 19 Resch. Hij doet het welbehagen dergenen, die Hem vrezen, en Hij hoort hun geroep, en verlost hen. 20 Schin. De HEERE bewaart al degenen, die Hem liefhebben; maar Hij verdelgt alle goddelozen. 21 Thau. Mijn mond zal den prijs des HEEREN uitspreken, en alle vlees zal Zijn heiligen Naam loven in der eeuwigheid en altoos.
In deze verzen zien wij onze God in het rijk van Zijn vrije genade, een en al goedheid voor Zijn gelovige volk. Zijn wegen en werken zijn het beide waard geprezen te worden. Jehova kan niet onrechtvaardig of onzuiver zijn. Zijn daden zijn, hoe dan ook, in elk geval rechtvaardig en heilig. Dat is de belijdenis van de godvrezenden die Zijn wegen volgen, en van de deugdzamen die Zijn werken onderzoeken. Alles wat God is of doet, moet goed zijn. In de verlossing van Zijn volk is Hij even rechtvaardig en heilig als in al Zijn overige wegen en werken: Hij heeft geen genade bewezen ten koste van recht, maar Hij heeft juist Zijn rechtvaardigheid verheerlijkt door de dood van Zijn Zoon. Hij laat mensen die bidden en die Zijn Naam belijden niet alleen in hun strijd tegen de wereld, maar is altijd aan hun zijde. Deze gunst is niet voor maar enkelen van degenen die Hem aanroepen, maar voor alle gelovigen. Allen die zichzelf onder het schild van Zijn heerlijke Naam plaatsen door zichzelf ernaar te noemen, en door de Naam aan te roepen in het smeekgebed, ervaren dat Hij een zeer nabije hulp in benauwdheid is.
Goddeloosheid is een aanstoot voor alle heilige wezens, en daarom moeten zij die vastbesloten zijn erin te volharden, verdelgd worden. Zoals goede gezondheidswetten alle veroorzakers van besmettelijke ziekten uitbannen, zo bestemt het zedelijk bestuur van God elk kwaad ding voor vernietiging; het kan niet worden geduid in de aanwezigheid van een volmaakt heilige God. Wat een wrakken worden goddeloze mensen dikwijls in dit leven! Wat een monumenten van toorn zullen zij in de toekomstige wereld zijn! Zoals Ninevé en Babylon en andere verwoeste plaatsen, zullen ze alleen bestaan om aan te tonen hoe grondig God Zijn dreigementen waarmaakt.
Alle mensen van elk ras, elke omstandigheid, elke generatie moeten zich verenigen om God te verheerlijken. Niemand hoeft te denken dat hij zal worden afgewezen als hij komt met zijn persoonlijke vorm van lofprijzing; allen worden toegelaten, uitgenodigd en opgewekt om de Heere groot te maken. Zijn heiligheid moet speciaal worden aanbeden: dat is de kroon, en in zekere zin de som, van al Zijn eigenschappen. Alleen heilige harten zullen de heilige Naam, het heilige Wezen, van de Heere prijzen. O, was alle vlees maar geheiligd, dan zou de heiligheid van God de vreugde van allen zijn! Als het lied eenmaal begonnen is, zal er geen einde meer aan komen. Als er twee eeuwigheden, of twintig eeuwigheden waren, zouden ze allemaal moeten worden doorgebracht met de lofprijzing van de eeuwig levende, altijd zegenende, altijd geloofde Jehova.
Geloofd zij de Heere in eeuwigheid dat Hij Zijn Naam aan ons heeft geopenbaard, en gezegend zij die Naam omdat Hij hem heeft geopenbaard; ja, geloofd zij Hij boven alles wat wij kunnen weten, of denken, of zeggen. Ons hart is uitgelaten als het Hem prijst. Onze mond, onze gedachten, onze lippen en ons leven zullen van onze Heere zijn in heel dit sterfelijke bestaan, en wanneer de tijd niet meer zal zijn.
Overweging:
Neem nota van deze terugkerende gedachte, dat de bewaring van de goeden de verdelging van de bozen betekent.