De wet van de Heere is volmaakt, bekerende de ziel; de getuigenis van de Heere is gewis, de slechte wijsheid gevende. Ps. 19:8
Bomen worden gekend aan hun vrucht en boeken aan hun uitwerking op de geest. Het is niet de sierlijkheid van de stijl, maar de voortreffelijkheid van de invloed zelf, waarnaar een boek moet worden geschat. Met “de wet van de Heere” bedoelt David de gehele openbaring van God, voor zoveel zij in zijn tijd gegeven was; maar zijn opmerking is even waar van alles wat het God sedert die tijd behaagd heeft te spreken door zijn Geest. Deze heilige wet kan beoordeeld worden naar de uitwerking, die zij heeft op ons zelf. Zij raakt het innerlijk bestaan van de mensen, zijn ziel, met het kostelijkst gevolg, dat denkbaar is. Vandaar dat de psalmist er van spreekt met de grootste lof en haar roemt als beide volmaakt en gewis te zijn. Door van de uitwerking zelf wordt haar volkomenheid en gewisheid bewezen.
I. Het werk van Gods woord in de bekering.
Niet zonder of buiten de Heilige Geest, maar gelijk het door de Geest tot verschillende doeleinden wordt gebruikt, die allen nodig zijn voor de zaligheid.
1. Om de mensen te overtuigen van zonde: zij zien wat volmaaktheid is, dat God haar eist en dat zij er verre van zijn.
2. Om de mens af te houden van een verkeerde manier van de zaligheid te zoeken, hen er toe te brengen om te wanhopen aan zichzelf en hen te bepalen bij Gods manier om hen zalig te maken.
3. Om te openbaren de weg van de zaligheid uit genade, door het geloof in Christus.
4. Om de ziel in staat te stellen om Christus te omhelzen als haar Alles in alles. Door de beloften voor te stellen en de uitnodigingen, welke voor het verstand worden ontsluierd en welke aan het hart worden verzegeld, enz.
5. Om het al dichter en dichter tot God te brengen. Liefde, begeerte naar heiligheid, vroomheid, het onderzoeken van het eigen hart, liefde tot de mensen, ootmoed, enz. dit alles wordt door het Woord van God in het hart opgewekt, ondersteund en tot volkomenheid gebracht.
6. Om de ziel weer te brengen, als zij afgedwaald is; door haar zachtmoedige vermaningen tederheid, hoop, liefde en blijdschap opnieuw bij haar op te wekken.
7. Om de natuur te volmaken. De hoogste vlucht van heilige genietingen zijn niet boven het bereik van het Woord. Niets is zuiverder of meer verheven dan de Heilige Schrift. Het Woord doodt ook alle zonde, bevordert iedere deugd, bereidt het hart tot iederen plicht.
II. De voortreffelijkheid van het werk, dat geschiedt door het woord.
De werkingen van de genade door het Woord zijn geheel en volstrekt goed en niet boos en zij geschieden met oneindige fijnheid van tact ten opzichte van tijd en van mate. Het Woord van de Heere werkt verwonderlijk, volmaakt en zeker.
1. Het neemt wanhoop weg, zonder daarom berouw te doven.
2. Het geeft vergiffenis, maar schept geen verwaandheid.
3. Het geeft rust, doch wekt de ziel tevens op om voort te gaan op de goede weg.
4. Het ademt veiligheid, doch brengt ook waakzaamheid teweeg.
5. Het geeft kracht en heiligheid, maar veroorzaakt geen ijdel roemen.
6. Het brengt harmonie in plichten, gewaarwordingen, hoop en genietingen.
7. Het brengt de mens er toe om te leven voor God, in de tegenwoordigheid van God en met God en maakt hem toch niet minder geschikt voor de plichten van het dagelijkse leven.
III. De voortreffelijkheid van het woord, die hieruit voortvloeit.
1. Als wij, hetzij voor een enkel geval of op grote schaal bekering wensen, behoeven wij aan het Woord niets toe te doen.
2. Wij hoeven geen enkele leerstelling terug te houden uit vrees om anders de vlam van een ware opwekking te zullen uitblussen.
3. Wij hoeven geen buitengewone gaven te hebben om het te kunnen prediken. Het Woord zal zijn eigen werk doen.
4. Om bekeerd te worden hoeven wij het Woord slechts te volgen. Het zou nutteloos zijn om een nieuwe leerstelling te volgen in de hoop van er sterker door te worden getroffen. Het oude is beter en er kan niets worden uitgedacht, dat beter is dan het evangelie. Het past bij de behoeften van de mensen, zoals een sleutel past in een slot.
5. Om waarlijk wijs te worden hoeven wij er slechts aan vast te houden: wijs als de ouden, wijs naar dat de noodzakelijkheid het gebiedt, wijs als de eeuw, wijs als de eeuwigheid het vereist, wijs met de wijsheid van Christus.
Klem u vast aan de Schrift.
Onderzoek de gehele openbaring van God.
Gebruik het als uw voornaamste instrument bij alle heilige arbeid.
Voorbeelden.
Ik heb veel boeken, die ik niet kan gaan zitten lezen. Zij zijn zeker goed en gezond, maar zij zijn als kopergeld, er gaat heel veel in een klein bedrag. Er zijn zilveren boeken en er zijn enkele gouden boeken, maar ik heb een boek, dat meer waard is dan die allen, dat boek heet de Bijbel.
JOHN NEWTON.
Een arme Italiaanse vrouw, een fruitverkoopster, had het Woord van God in haar hart ontvangen, en werd overtuigd van haar eigen waarheid. Zij zat met haar nederige fruitstal bij een brug en van ieder ogenblik, die haar geringe handel haar vrij liet, maakte zij gebruik om het heilig Boek te bestuderen. “Wat leest gij daar, goede vrouw?” zei een heer, die enige vruchten van haar kocht. “Het is het Woord van God,” antwoordde de fruitverkoopster. “Het Woord van God! Wie zei u dat!” “Hij heeft het mij zelf gezegd.” “Hebt gij dan ooit met Hem gesproken?” De arme vrouw werd een beetje van haar stuk gebracht, in het bijzonder omdat die heer op een antwoord aandrong en op het bewijs van de waarheid van hetgeen zij geloofde. Niet gewoon aan redetwisten en geen argumenten kunnen bedenken, zag zij plotseling op en riep: “Kunt gij mij bewijzen, Mijnheer, dat de zon daar aan de hemel staat?” “Bewijzen!” antwoordde hij, “Wel, het beste bewijs is, dat zij mij verwarmt en dat ik haar licht zie.” “Zo gaat het mij ook,” antwoordde zij vol vreugde, “het bewijs, dat dit Boek het Woord van God is, is dat het mij verwarmt en mijn ziel verlicht.”
BERTRAM’S HOMILETIC ENCYCLOPAEDIA.