En hij zei tot mij: Deze zijn de waarachtige woorden van God. Openb. 19:9
Deze woorden zien op hetgeen onmiddellijk voorafgaat. Het oordeel van de hoererende kerk. (Openb. 19:2). De heerlijke en algemene regering van Christus. (Openb. 19:6). Het gewisse loon en de heerlijkheid van Christus met zijn verlosten in het glorierijk tijdperk aan het einde. (Openb. 19:7, 8). Het bestaan, de schoonheid, de reinheid, de eenvoudigheid en de heerlijkheid van de kerk. De eenheid van Christus en de kerk in liefde, blijdschap, heerlijkheid. De zaligheid van allen, die met deze eenheid van doen hebben.
De onderwerpen, hier genoemd, zijn de korte samenvatting van hetgeen de Heere met betrekking tot de toekomstige geschiedenis van de mensen gezegd heeft.
Wij zullen deze woorden gebruiken als uitdrukkende
I. Een juiste waardering van de heilige schrift.
1. Deze woorden, die wij in het Oude en Nieuwe Testament vinden, zijn waar vrij van dwaling, gewis, blijvend, onfeilbaar.
2. Het zijn goddelijke woorden. Onfeilbaar ingegeven, zodat zij inderdaad en in van de waarheid zijn de woorden van God.”
3. Deze woorden zijn dus waar en goddelijk, in tegenstelling met De woorden van mensen. Deze kunnen waar en niet waar zijn. Voorgewende woorden van God. Valse profeten en mensen met een verward verstand zeggen, dat zij spreken in de naam van God, maar zij liegen
4. Deze woorden zijn allen waarlijk goddelijk. “Deze zijn de waarachtige woorden van God.” Zij zijn noch te streng om waar te kunnen zijn, noch te vreselijk om door de God van de liefde te zijn gesproken, gelijk sommigen durven beweren. Zij zijn ook niet te kostelijk om waar te kunnen zijn, gelijk beangste zielen vrezen. Zij zijn niet te oud om waar te kunnen zijn, gelijk zij, die naar nieuwigheden haken, voorgeven. Zij zijn niet te eenvoudig om waarachtig goddelijk te zijn, gelijk de wereldwijzen te kennen geven.
5. Om die reden zijn deze woorden een zegen voor ons. Wat anders zou ons kunnen leiden en besturen, zo wij geen betrouwbare openbaring Gods hadden? Hoe kunnen wij de openbaring Gods verstaan, indien zij niet geheel en al waar is? Hoe zouden wij waarheid van dwaling kunnen onderscheiden met betrekking tot zaken, die zo ver boven het bereik zijn van onze bevatting?
II. Het gevolg van deze waardering.
Indien gij gelooft, dat “deze de waarachtige woorden van God zijn”,
1. Dan zult gij er met aandacht naar luisteren en naar deze onfeilbare maatstaf hetgeen gij van predikers hoort beoordelen.
2. Dan zult gij deze woorden gerust aannemen. Dat zal vertrouwen van het verstand teweegbrengen. Dat zal rust uitwerken voor het hart.
3. Dan zult gij u met eerbied aan deze woorden onderwerpen, aan de geboden er van gehoorzamen, hun leringen geloven, hun profetieën op prijsstellen.
4. Dan zult gij onder moeilijkheden de vervulling verwachten van de goddelijke beloften.
5. Dan zult gij standvastig de geopenbaarde waarheid aankleven.
6. Dan zult gij haar vrijmoedig bekend maken.
III. Wat ons het recht geeft tot deze waardering.
In deze dagen kunnen wij beschuldigd worden van Bijbelverafgoding en van andere nieuwe misdaden, maar toch zullen wij vasthouden aan ons geloof in de goddelijke ingeving van de Schrift, want:
1. De Schriften zijn, wat zij zeggen te zijn-het Woord van God.
2. Er is een bijzondere majesteit en kracht in en dat zien wij, als de waarheid Gods wordt gepredikt.
3. Er is een verwonderlijke alwetendheid in de Schrift, die wij bemerken, als zij ons het binnenste van onze ziel ontsluiert.
4. Zij hebben zich aan ons bewezen waar te zijn. Zij hebben ons gewaarschuwd voor de bittere vruchten van de zonde, en wij hebben ze gesmaakt. Zij hebben ons gesproken van de boosheid van ons hart en wij hebben het gezien. Zij hebben ons gesproken van de vredeaanbrengende kracht van het bloed en wij hebben het ervaren door het geloof in Jezus. Zij hebben ons gesproken van de reinigende kracht van de goddelijke genade: wij zijn er reeds voorbeelden van en begeren het nog meer te zijn. Zij verzekerden ons van de kracht van het gebed, en het is waar. Zij verzekerden ons van de ondersteunende kracht van het geloof in God en door het geloof zijn wij ook werkelijk ondersteund onder beproevingen. Zij verzekerden ons van Gods getrouwheid jegens zijn volk, gelijk zij getoond wordt in de voorzienigheid en wij hebben haar ervaren. Tot nu toe hebben alle dingen meegewerkt ons ten goede.
5. Het getuigenis van de Heilige Geest in ons hart bevestigt ons geloof in de Heilige Schrift. Wij geloven en worden door het geloof zalig gemaakt van onze zonde. Die woorden moeten waarlijk goddelijk zijn, die zulke gezegende gevolgen in ons hebben teweeggebracht.
Wat volgt hieruit? Wij geloven de gehele Schrift.
Wij nemen thans aan als de ware woorden van God-De bekendmaking, dat onze Heere komt. De leer, dat op zijn roepstem de doden zullen opstaan. Het feit dat er een oordeel zal plaats hebben van de levenden en de doden. De waarheid, dat de heiligen het eeuwige leven zullen beërven en dat De zondaren zullen heengaan in de eeuwige pijn.
Waard om geciteerd te worden.
Van de meeste dingen kan gezegd worden: “IJdelheid van de ijdelheden, het is al ijdelheid;” maar van de Bijbel kan met recht gezegd worden; “Waarheid van de waarheden, het is al waarheid.”
ARROWSMITH.
Het Ware is het enige asbest dat tegen alle vuur bestand is en er gezuiverd uit te voorschijn komt.
THOMAS CARLYLE.
Een jongeling had zich overgegeven aan een losbandig leven. Hij kwam des nachts zeer laat te huis en wilde volstrekt geen acht slaan op de vermaningen van zijn godvruchtigen vader. Eindelijk kwam het tot een uitbarsting. De vader zei tot zijn zoon, dat hij of zijn huis moest verlaten, of zich onderwerpen aan de regelen van zijn huis. De jongeling volgde zijn gewone wijze van doen, ging op kamers wonen, en vond het aangenaam bevrijd te zijn van het bedwang, dat hij in het ouderlijk huis gevoelde. Na een wijle maakte hij kennis met jongelieden, die ongelovige denkbeelden waren toegedaan, en weldra begon ook hij met de godsdienst te spotten en minachting te koesteren voor alles wat zijn ouders hem hadden geleerd. Maar de gebeden van zijn’ vader en zijn moeder volgden hem, en werden op zeer bijzondere wijze overvloedig verhoord. Eens op een nacht lag de jonge man wakker op zijn legerstede en begon na te denken. “Ik zeg aan de mensen,” zei hij bij zichzelf, “dat er in de Bijbel gene waarheid is; maar er moet toch ergens waarheid wezen, en indien zij daar niet gevonden wordt, waar is zij dan te vinden? Ik ben benieuwd wat de Bijbel zegt omtrent waarheid.” Aldus werd hij er toe geleid de Schriften te onderzoeken, en alle Bijbelplaatsen te lezen, waarin van waarheid wordt gesproken. De Bijbel getuigde van zichzelf. Dat getuigenis greep hem zo aan, dat hij de overtuiging kreeg, dat hij het eigen Woord was van de levenden God. Hij zag de goddeloosheid in van zijn voorbijgegaan leven en werd er toe gebracht, om Jezus te zien als de Weg, de Waarheid en het Leven. Geheel zijn toekomstig leven werd toen het tegenbeeld van zijn vorige loopbaan.
G. EVERARD.