Zij hebben door het geloof… beloften verkregen. (Hebreeën 11:33)
Lees verder Mattheüs 7:7—11.
Er zijn drie manieren om het beloofde te ontvangen. Voor veel beloften hoef je alleen je hand uit te steken om ze te grijpen. Je mag met gelovig vertrouwen die belofte in een keer nemen. “Bid, en u zal gegeven worden” (Mattheüs 7:7). Er zijn veel beloften zo makkelijk te bereiken dat, als je in Christus bent, je ze vervuld ziet door ze eenvoudig te geloven. Geloof dat ze waar zijn en je zult ontvangen wat ze je beloven. Sommige beloften van God zijn als cheques, je laat ze aan de balie zien en krijgt het geld. Je moet de belofte nemen, afgestempeld, ondertekend en verzegeld door Gods eigen hand, geloven dat het Gods belofte is en je zult de barmhartigheid ontvangen. Dit geldt voor een groot aantal beloften. Voor sommige andere beloften moet ik een tweede opdracht geven. Je moet ze niet alleen eenvoudig geloven maar er ook dringend om bidden. “Klop, en er zal voor u opengedaan worden” (Mattheüs 7:7). Deze beloften verkrijg je niet door ze eenvoudig te geloven. Van sommige duivels werd gezegd: “Maar dit soort gaat niet uit dan door bidden en vasten” (Mattheüs 17:21). Van sommige beloften wordt gezegd dat ze niet vervuld worden door een dringend gebed. Je moet kloppen en als de poort niet opengaat moet je weer kloppen, en dat herhalen tot God je genadig zal zijn. Je bent zeker van de zegen als je weet hoe je met de Engel moet worstelen en verklaart dat je Hem niet zal laten gaan tenzij Hij je zegent. Een derde soort beloften wordt niet eens vervuld door bidden of geloof. Je verkrijgt ze door er ernstig naar te zoeken, “Zoek, en u zult vinden” (Mattheüs 7:7). Als God iets bij de belofte voegt wat je moet doen, doe dat dan ijverig en je zult de zegen ontvangen.
Ter overdenking
Gods beloften aan ons zijn allemaal “Ja” in Christus (2 Korinthe 1:20). Hij is niet terughoudend om de beloften die Hij gedaan heeft te vervullen. Ondanks dat Zijn beloften “groot en kostbaar” zijn (2 Petrus 1:4), krijg je ze niet zomaar op een bordje. Ze worden gereserveerd voor hen die er waarde genoeg aan hechten om God ervoor te benaderen. Wij zijn schuldig als we het niet vragen of het verkeerd vragen (Jacobus 1:5–8; 4:2–3).
Preek 435, 16 februari 1862