Of wij nu spreken over de dadelijke of over de lijdelijke gerechtigheid van Christus, beiden hebben een liefelijke geur. Er was een zoete geur in Zijn leven, waardoor Hij de wet van God eerde, en elk voorschrift deed schitteren als een kostbaar juweel in de zuivere omgeving van Zijn eigen persoon. Zo was ook Zijn lijdelijke gehoorzaamheid, toen Hij Zichzelf zonder te morren onderwierp aan honger en dorst, koude en naaktheid, en ten slotte aan het wrede kruis werd vastgemaakt opdat Hij de toorn van God zou ondergaan in onze naam. Deze twee dingen zijn zoet voor het aangezicht van de Allerhoogste; en omwille van Zijn doen en Zijn sterven, Zijn plaatsvervangend lijden en Zijn plaatsvervangende gehoorzaamheid, aanvaardt de Heere onze God ons.