Toen zei Hij tot zijn dienstknechten: de bruiloft is wel bereid, doch de genoden waren het niet waardig. Daarom gaat op de uitgangen van de wegen en zovelen als gij er zult vinden, roept ze tot de bruiloft. En dezelve dienstknechten, uitgaande op de wegen, vergaderden allen, die zij vonden, beiden kwaden en goeden; en de bruiloft werd vervuld met aanzittende gasten. Mat. 22:8-10
Het grote plan Gods is een bruiloft te maken voor zijn Zoon.
Onze Heere Jezus heeft zijn Kerk zich ondertrouwd, en er moet een bruilofstmaal zijn. Is dit niet geheel betamelijk?
Een maaltijd zou niet gehouden kunnen worden, indien niemand kwam om er aan deel te nemen, en daarom is hetgeen voor het ogenblik nodig is, dat “de bruiloft vervuld wordt met aanzittende gasten.”
I. De eerste uitnodiging was vruchteloos.
Dat wordt gezien in de geschiedenis van de Joden.
Onder de volken, zijn zij tot wie de evangelienodiging in het bijzonder gericht is, in de regel onwillig om haar aan te nemen.
Tot op het huidige ogenblik wordt de uitnodiging door veel kinderen van Godvruchtige ouders en hoorders van het Woord om redenen, die henzelf bekend zijn, afgewezen.
De uitnodiging werd afgeslagen
1. Niet omdat zij enig lijden met zich meebracht, want het was een bruiloftsmaal, waaraan zij genodigd waren.
2. Niet omdat er onvoldoende toebereidselen waren gemaakt. -“De bruiloft is wel bereid.”
3. Niet omdat er geen uitnodigingen waren verzonden, er waren “genodigden”.
4. Maar omdat zij dit grote voorrecht niet waard waren.
Zij waren niet trouw aan hun Koning. Zij waren niet gehecht aan zijn koninklijke Zoon. Zij waren niet ingenomen met zijn edel huwelijk. Zij waren geheel vervuld van hun eigen belangen. Zij waren wreed tegen welmenende boodschappers.
5. Daarom werden zij met vuur en zwaard gestraft.
Maar deze verwoesting was geen bruiloftsfeest voor de Zoon van de koning. Die straf was ook geen genot voor de Koning.
De liefde moet heersen; de goedertierenheid moet heerlijk wezen; Christus moet zijn genade openbaren; want anders vloeit er voor Hem geen blijdschap voort uit zijn vereniging met het mensdom.
Daarom:
II. Werd de opdracht uitgebreid.
1. Teleurstelling moet een prikkel wezen tot meer werkzaamheid en grotere ondernemingen. -“Gaat.”
2. Teleurstelling wijst op verandering van werkkring, “op de uitgangen van de wegen.”
3. Er moet een proef worden gedaan met een ruime uitnodiging, -“zo veel als gij er zult vinden, roept.”
4. Er moet scherp worden rondgezien, -“zoveel als gij er zult vinden.”
5. Er moet naar openbaarheid worden gestreefd, -“uitgaande op de wegen.”
6. Kleine getallen, -enkelen en paren-moeten gedrongen worden om in te gaan.
Dit wordt gezegd het gevolg te zijn geweest van de toorn van de Koning.
De Heere is zo goed, dat zijn toorn op de versmaders iets goeds uitwerkt voor anderen.
III. De nieuwe zending werd volbracht.
De bijzonderheden ervan geven ons in deze tegenwoordige tijd veel te denken.
1. De vorige dienstknechten, die aan de dood waren ontkomen, gingen opnieuw.
2. Andere dienstknechten, die in het begin niet gegaan waren, traden nu vol ijver in deze heerlijke, doch noodzakelijke dienst.
3. Zij gingen allerlei richtingen op, —”op de wegen.”
4 Zij gingen terstond. Geen uur kon ongebruikt voorbijgaan.
5. Zij wezen allen, die zij ontmoeten, op één middelpunt.
6. Zij heetten allerlei soorten mensen welkom, —”allen, die zij vonden.”
7. Zij vonden hen gewillig om te komen. Hij, die de boodschappers, uitzond, neigde het hart van de gasten om te komen; niemand scheen geweigerd te hebben.
Deze zalige dienst wordt tot op dit uur nog voortgezet.
IV. Het grote doel werd bereikt.
1. De mildheid van de koning werd tentoongespreid voor de wereld.
2. Hetgeen Hij had bereid werd gebruikt. Denk aan genade en vergeving, waarvan geen gebruik wordt gemaakt!
3. Het geluk van de mensen wordt bevorderd: zij hebben ten volle van het feest genoten.
4. Hun dankbare lof werd uitgelokt. Al de gasten verblijden zich in hun Koning, terwijl zij deelnamen aan zijn feestmaal.
5. De bruiloft werd geëerd.
6. De smaad, die de Zoon van de koning werd aangedaan door hen, die geweigerd hadden te komen, was nu meer dan weggenomen.
7. De hoedanigheid van de gasten heeft de wijsheid, de genade en de nederbuigende goedheid van de Gastheer ten volle in het licht gesteld.
De gehele zaak strekte tot de grootste heerlijkheid van de Koning en van zijn Zoon.
Amen! Laat het ook onder ons zo zijn!
Bruiloftskaarten.
Om het zeer nietige en geringe ontbijt van de wereld verliezen de goddelozen het heerlijke Avondmaal des Lams (Openb. 19:9); waarbij deze vier zaken voorkomen, die een volmaakte feestmaaltijd vormen:—Overvloed van tijd; de eeuwigheid; een goede plaats; de hemel; goed gezelschap; de heiligen; grote opgewektheid en blijdschap; de heerlijkheid.
THOMAS ADAMS.
De duivel houdt niet van het prediken in de open lucht; en ik houd er ook niet van. Ik houd veel van een ruim gemakkelijk vertrek, een zacht kussen, een fraaie predikstoel. Maar waar is mijn ijver, zo ik dit alles niet onder mijn voeten vertreed, om nog één enkele ziel meer te kunnen redden?
JOHN WESLEY.
Van de wegen en heggen van de bewuste naaktheid en behoefte wordt de bruiloft van gasten voorzien. De armen wordt het evangelie verkondigd, en die arm zijn van geest luisteren met blijdschap, hetzij zij gekleed zijn in purper of in lompen.
WILLIAM ARNOT.
Wij zouden beter doen, zo wij nog verder het veld ingingen. Onze uitnodiging om tot Christus te komen, die zo weinig doordringt tot de oren van onze geregelde hoorders, zou welkom worden geheten door hen, tot wie wij haar nog nooit hebben gericht. Wij doen dwaas, als wij onze tijd doorbrengen in de ondiepten van onze kerken, terwijl de diepten daar buiten wemelen van wachtende vissen. Wij behoeven nieuwe hoorders. Hoe nieuwer het nieuws is voor een mens, hoe meer hij geneigd zal zijn om het als goed nieuws te beschouwen. Arbeid in concertzalen, straatprediking, het huis-aan-huis bezoek, dat alles is als een maagdelijke grond om te ontginnen, en niets is zo kostelijk als dat. Nodig de herhaaldelijk genodigde—o gewis! maar vergeet niet, dat zij, die nog nooit genodigd werden, zich ook nog niet door weigering hebben verhard. Bedelaars op de uitgangen van de wegen zijn nooit te voren op een bruiloft genodigd, toen zij dan ook door een uitnodiging werden verrast, maakten zij geen bedenkingen, maar spoedden zich met blijdschap heen naar het feestmaal.