Deze heengaande, boodschapte het degenen, die met hem geweest waren, welke treurden en weenden. Marc. 16:10
De evangelist Markus is grafisch: hij schildert een binnenvertrek als een Hollands kunstschilder.
Wij zien hier een uitgelezen gezelschap, -“die met hem geweest waren.”
Wij kennen velen van hen, en stellen er belang in om op te merken wat zij doen, en hoe zij hun verlies dragen.
Wij zien:
I. Een treurende vergadering. “Welke treurden en weenden.”
Welk een toneel! Wij aanschouwen een gewoon rouw bedrijven, sterk uitgedrukt door tranen en weeklagen.
Zij treurden:
1. Omdat zij geloofden in Jezus en Hem liefhadden; en daarom zeer bedroefd waren om alles wat er gebeurd was.
2. Omdat zij hun groot verlies voelden in Hem te verliezen.
3. Omdat zij zijn lijden en dood hadden gezien.
4. Omdat zij zich herinnerden, hoe slecht zij zich tegenover Hem hadden gedragen.
5. Omdat zij in hun hoop ten opzichte van hem waren teleurgesteld.
6. Omdat zij zich in de grootste verlegenheid bevonden met betrekking tot hetgeen er thans geschieden moest, nu hun Leider was heengegaan.
Nadenkende over Jezus’ dood, is er een rechtmatige oorzaak tot treuren.
Laat ons met verstand om Hem treuren, daar het onze zonden zijn, die zijn ellende en dood hebben veroorzaakt.
II. Een vertroostende boodschapster. Maria Magdalena kwam, en zei hun, dat Jezus was opgestaan en aan haar was verschenen.
Betreffende deze bediening merken wij op, dat
1. Zij een van hun was. De getuigen van de opstanding van onze Here waren personen, die door zijn discipelen, ja door de gehele wereld, veilig vertrouwd konden worden. Het waren geen vreemdelingen, maar mensen, die wel bekend waren bij hen, die hen hoorden.
2. Zij kwam met de beste tijding. Zij verkondigde, dat Jezus waarlijk was opgestaan. De opstanding van onze Here. –
Neemt de oorzaak weg van onze smart. Verzekert ons de hulp van een levende Verlosser. (Joh. 14:19). Geeft ons zekerheid van onze persoonlijke opstanding. (1 Kor. 15:23). Brengt ons persoonlijke rechtvaardigmaking. (Rom. 4:25).
3. Zij werd niet geloofd.
Ongeloof wordt maar al te licht chronisch: Zij hadden de Heere niet geloofd, toen Hij hun zijn eigen opstanding voorzeide en zo geloven zij ook thans de ooggetuige niet, die het hun berichtte.
Ongeloof is wreed en onrechtvaardig: Zij maakten Maria Magdalena tot een leugenaarster, toch werd zij door allen geacht.
III. Een geruststellende gedachte.
1. Wij zijn niet de enige, die om de afwezige Heere hebben getreurd.
2. Wij zijn niet de enige boodschappers, wier boodschap niet werd geloofd.
3. Wij zijn boven alle twijfel zeker van de opstanding van Christus. Geen ander historisch feit is door zo overvloedig en onbetwistbaar een getuigenis gestaafd. De apostelen hebben er zo volkomen in geloofd, dat zij er als getuigen voor stierven. Zij waren slechts zeer langzaam tot die overtuiging gekomen, hetgeen hen dus noopte om te geloven, moest ook op de voorzichtigsten onder ons dezelfde uitwerking hebben.
4. Wij hebben dus de grootste oorzaak om ons betreffende onze Heere te verheugen. Laat ons niet met al te grote treurigheid aan het lijden van onze Here denken. Laat ons omtrent niets al te treurig zijn, daar wij weten, dat wij een levende Zaligmaker tot onze Vriend hebben.
Memoranda.
In de beroemde beeldengalerij te Bologna is een treffende schilderij van Domenichino, voorstellende een engel, die naast het ledige kruis staat, waarvan het lichaam van Christus zo even is verwijderd. In zijn hand houdt hij de doornenkroon, die juist van des verheven Lijders hoofd is gevallen; en de uitdrukking van zijn gelaat terwijl hij met de vinger de scherpte voelt van de doornen, is vol van betekenis. Het is een uitdrukking van verwondering en verrassing. Voor de reine, onbevlekte, onsterfelijke natuur van de engelen is al dat lijden een diepe geheimenis. De dood van Christus was ook evenzeer een geheimenis voor zijn discipelen.
HUGH MACMILLAN.
Een droefheid is er niet minder groot om, omdat zij op een vergissing berust. Jakob treurde zeer bitterlijk om Jozef, ofschoon zijn lieveling niet verscheurd, maar wel op weg was om heer te worden over geheel Egypteland. En toch is het jammer, dat, terwijl er noodzakelijkerwijs zo veel gegronde droefheid is in de wereld, er ook nog onnodige smart wordt geleden, en wel door hen, die de meest mogelijke reden tot blijdschap hebben. Het geval, waarvan onze tekst melding maakt is typisch. Er zijn duizenden, die heden treuren en wenen, die zich behoorden te verblijden. O! er is zo ontzaglijk veel onnodige smart. In deze zaak werkt het ongeloof voor de vader van de leugenen, en het werkt uit leugen ellende onder diegenen, die niet in waarheid kinderen van de smart zijn, maar erfgenamen van blijdschap en licht. Verhef u, o geloof en verdrijf deze duisternis met uw licht! En indien ook gij door een nederige Maria uw lamp toebereid moet hebben, zo versmaad hare vriendelijke hulpe niet.