Bijbels Dagboek, C.H. Spurgeon
“Voor Iedere Morgen”
En Hij klom de berg op en riep bij Zich wie Hij wilde; en zij kwamen naar Hem toe. Markus 3 vers 13
Hier zien we Gods soevereiniteit. Misschien ben je ontevreden omdat jij niet geroepen bent voor een hoge post. Maar wees er blij mee dat Jezus roept wie Hij wil. Als Hij jou een dorpelwachter in Zijn huis laat zijn, prijs Hem daar dan om, omdat Hij het je toestaat om tenminste iets in Zijn dienst te mogen doen! Gods knechten hebben een roeping die van boven komt. Jezus staat op de berg; Hij is in heiligheid, ernst, liefde en macht verheven boven de wereld. De mensen die Hij tot Zich roept, beklimmen de berg om naar Hem toe te komen. Zij proberen om op Hem te gaan lijken door in onophoudelijke gemeenschap met Hem te leven. Misschien komen zij niet in aanmerking voor wereldse roem en bekendheid, maar zij beklimmen de berg van God, net zoals Mozes dit deed. Zij staan in diepe gemeenschap met de onzichtbare God, anders zullen zij het Evangelie van de vrede nooit kunnen verkondigen. Jezus ging alleen, om gemeenschap met Zijn Vader te kunnen ervaren, en als wij voor onze naasten tot zegen willen zijn, moeten wij ook verenigd worden met God. Het is geen wonder dat de discipelen zich versterkt wisten toen zij de berg afkwamen, waar Jezus was. Laten wij vanmorgen proberen om de berg te beklimmen waarop wij gemeenschap met God kunnen ervaren en toegerust zullen worden voor de levenstaak waarvoor wij geroepen zijn. Laten we vandaag geen enkel menselijk gezicht zien, voor we het gezicht van de Heere Jezus gezien hebben. De tijd die wij in Zijn geweldige nabijheid doorbrengen, levert heel veel rente op. Als wij daarna uitgaan, de wereld in, zullen we in staat zijn om duivels uit te werpen en wonderen te doen, omdat we aangegord zijn met Goddelijke kracht, die alleen Christus geven kan. We mogen ons niet in het strijdgewoel begeven voor we hier hemelse wapens voor ontvangen hebben. Wij moeten Jezus zien, dat is het belangrijkste. We wachten voor de genadetroon, tot Hij Zich aan ons openbaart, zoals Hij het niet aan de wereld doet. Wij wachten, tot wij werkelijk kunnen zeggen: ‘We waren bij Hem op de berg.’