Zo opende Jozef alles, waarin iets was. Gen. 41:56
De geschiedenis van Jozef is voor ons van zeer veel gewicht; maar zij is vooral hierom nuttig, omdat zij op verwonderlijke wijze een type is van het leven van onze Heere Jezus. Merk op de goedheid van de voorzienigheid in het verwekken van Jozef om het huis Israels, ja, om de gehele wereld voor de hongerdood te bewaren. En merk dan daarna op de grootheid van de vrije genade, waarin Jezus gegeven werd, om Zijn volk zalig te maken, en Gods heil te zijn tot aan de einden van de aarde. Jozef had van te voren de grote voorraadschuren gevuld, en onze tekst toont ons, hoe hij de aanwezige voorraad gebruikt; “Jozef opende alles, waarin iets was.” Hoe veel meer werd er niet gedaan door Jezus! O dat wij deel mogen hebben aan Zijn genade en goedertierenheid!
I. Jozef opende de voorraadschuren op bevel van de koning.
1. De koning kan men alleen naderen door Jozef: “Gaat tot Jozef.” (Gen. 41:55) Zo is het ook met Jezus. “Niemand komt tot de Vader, dan door mij” (Joh. 14:6)
2. De koning verordineerde, dat Jozef gehoorzaamd moest worden: “Doet wat hij u zegt.”: (Gen. 41:55) Opdat zij allen de Zoon eren, gelijk zij de Vader eren,” (Joh 3:23)
3. In het gehele land kon niemand dan Jozef een voorraadschuur openen. “De Vader heeft de Zoon lief, en heeft alle dingen in Zijn hand gegeven,” (Joh 3:35)
II. Jozef was een geschikt persoon om aldus volmacht te verkrijgen om de voorraadschuren te openen.
1. Hij heeft de voorraadschuren doen bouwen, en was met recht aangewezen om ons er het bestuur over te hebben. Zie (Gen. 41:33–36) “Zouden wij wel een man vinden als deze?” (vers 38).
2. Hij bracht de voorraad voor de dag, en zo bleek hij evenzeer een praktisch als een vindingrijk man te zijn. “Jozef bracht zeer veel koren bijeen, als het zand van de zee.” (Gen. 41:49)
3. Hij deed het op grote schaal. Hij bracht koren bijeen “totdat men op hield te tellen, want daarvan was geen getal.” (Gen. 41:49)
4. Hij was verstandig in zijn wijze van uitdelen. De parallel kan gemakkelijk worden getrokken, want onze Heere Jezus is Die Heer des huizes, als Een uit duizend, Die in de hongersnood van onze ziel heeft voorzien. “Want het is des Vaders welbehagen geweest, dat in Hem al de volheid wonen zonde; en uit zijn volheid hebben wij allen ontvangen, ook genade voor genade.” (Kol. 1:19 – Joh 1:16)
III. Jozef heeft de voorraadschuren werkelijk geopend.
1. Met dit doel heeft hij ze gevuld. De genade is bestemd om te worden gebruikt.
2 Het zou geen gewin voor hem zijn geweest om ze gesloten te houden.
3. Hij opende ze ter bekwamer tijd: “Geheel Egypteland hongerde”; “De honger was op de gehele oppervlakte van de aarde.” (Gen. 41:55, 56) (1)
4. Zolang de hongersnood duurde, hield hij ze open. Zolang er zich nog een hongerende aanmeldde, werden zij gesloten. Het koren was aanwezig gedurende al de jaren van de hongersnood. De voorraadschuren waren geschikt om het koren te bergen. Er waren bestemde, vaste uren om het uit te delen. En er waren goede maatregelen genomen om het volk, dat zich aanmeldde, onder opzicht te houden, zodat alles met orde geschiedde. Dit alles wordt zeer ver overtroffen door Jezus, het Antitype, in Wie alle volheid woont, Die ons altijd nabij is, tot Wie wij dagelijks kunnen komen, en in Wie ieder die zoekende is, in Hem de nodige voorraad gereed vindt.
IV. Jozef opende de voorraadschuren voor iedereen, die tot hem kwam.
1. Er was hier in het bijzonder aan Israel gedacht, “God heeft mij voor uw aangezicht heen gezonden, om u een overblijfsel te stellen op de aarde”; maar Jozef was tevens “tot Farao’s vader gesteld,” en tot een behouder van vele volkeren.
2. Het was een voorrecht om nabij de graanschuren te wonen; maar het zou iets ontzettends zijn geweest; indien iemand binnen het gezicht derzelf van honger ware gestorven. Hoedt u van “slechts hoorders” te zijn. Lees: (2 Kon. 7:19)
3. Vele mensen zijn van verre gekomen om gerecht te kopen: “Alle landen kwamen in Egypte tot Jozef, om te kopen.” (Gen. 41:57)
4. Wij lezen niet, dat iemand leeg weggezonden werd. Toch heeft Jozef slechts verkocht, terwijl Jezus geeft zonder geld en zonder prijs. Wilt u niet tot Hem komen om het hemelse brood van Hem te krijgen?
V. Jozef kwam in het bezit van geheel Egypteland voor de koning.
De Egyptenaren gaven hun geld, hun land en hun persoon blijmoedig over aan Farao, zo zij slechts het leven konden behouden. Evenzo geven wij ook ons zelf, onze bezittingen, onze bekwaamheden, onze tijd, ons alles aan de Heere. Jozefs staatkunde schijnt hard, maar het plan van Jezus is de liefde zelf. Onze volledige onderwerping en toewijding zijn het grote resultaat van de oneindige liefde.
Vensters om licht bijeen te laten.
Dit is de enige hoop voor Egypte en voor alle landen: Jozef is verhoogd; Jozef is met gezag bekleed. AL wat er aan voorraad aanwezig is, berust bij hem. Hij heeft de sleutels in handen. “Alle landen kwamen in Egypte tot Jozef om te kopen” (Gen. 41:57). Een van honger omkomende wereld hangt af van het grote feit, dat Jozef regeert.”
DR. CANDLISH.
DR. CONYERS was al gedurende verscheidene jaren een prediker geweest, eer hij nog zelf de kracht van het Evangelie had ervaren. Toen hij eens in zijn Griekse Testament las, kwam hij aan in (Ef. 3:8). “Mij, de allerminste van al de heiligen, is deze genade gegeven, om onder de Heidenen door het Evangelie te verkondigen de onnaspeurlijke rijkdom van Christus.” “Rijkdom van Christus,” zei hij bij zich zelf, –”onnaspeurlijke rijkdom van Christus!” Wat heb ik daarvan gepredikt? Wat weet ik er van? Onder de zegen van Gods Geest, ontwaakte hij aldus tot een nieuw leven en een nieuwe bediening. Leven er niet thans ook nog sommigen, die dergelijke vragen tot hun geweten kunnen richten?
WILLIAM BRIDGE zegt:
“Er is in Jezus Christus genoeg om ons allen te helpen. Indien twee, of zes, of twintig mensen dorst hebben, en zij drinken allen uit een fles, dan zal, terwijl de een drinkt, de ander hem benijden, omdat hij denkt, dat er niet genoeg voor hem zal overblijven; maar indien honderd dorstende mensen naar de rivier gaan, dan zal terwijl de een drinkt, de ander hem niet benijden, omdat er genoeg is om van alle dorst te lessen.”
Al de geestelijke zegeningen, waarmee de gemeente verrijkt is, zijn in en door Christus. De apostel noemt een van de keurigsten: (Ef. 1:3). Onze uitverkiezing is door Hem. (Gen. 41:4) Onze aanneming is door Hem. (Gen. 41:5) Onze verlossing en onze vergeving van zonden zijn beiden door Hem. Al de genaderijke handelingen, die er voorvallen tussen God en Zijn volk, zijn door Christus. Door Christus heeft God ons lief. Door Christus verhoort Hij ons gebed. Door Christus vergeeft Hij ons onze zonden. Door Christus rechtvaardigt Hij ons; door Christus heiligt Hij ons; door Christus ondersteunt Hij ons; door Christus volmaakt Hij ons. Al Zijn betrekkingen tot ons zijn in en door Christus; alles wat wij hebben is van Christus; alles wat wij verwachten te hebben hangt af van Hem. Hij is de gouden spil, waarom al ons heil heendraait.
RALPH ROBINSON
Indien iemand uit het Egyptische volk geweigerd had om tot Jozef te gaan, dan zou deze hiermee niet slechts voor Jozef minachting hebben betoond, maar ook voor de koning; en dan zou hem de onderstand onthouden zijn geworden, die Jozef alleen vermocht te schenken. Zijn niet de versmaders van onze grote Verlosser op dezelfde wijze versmaders van Zijn Vader, die Hem op de heilige berg zich tot zijn Koning heeft gezalfd?
… Indien Jozef zijn voorraadschuren had geopend voordat de Egyptenaren de druk des hongers hadden gevoeld, dan zouden zij de vruchten van zijn voorzienige zorg weldra hebben verkwist
…. Ofschoon honger een zeer onaangename gewaarwording is, is hij toch dikwijls nuttiger dan overvloed van brood. Zolang zij geld hadden, waren zij volkomen bereid om de prijs te betalen, die voor hun voedsel werd gevraagd. Wat is de reden waarom zo velen onwillig zijn om te komen, en wijn en melk te ontvangen zonder geld en zonder prijs? Zij hebben er geen lust in; zij hebben er geen honger voor. Zij zijn zich niet bewust er behoefte aan te hebben.
GEORGE LAWSON.
(1) Naar de Engelse overzetting.