Ik ben met Christus gekruist; en ik leef, doch niet meer ik, maar Christus leeft in mij. Galaten 2:20
Paulus zegt: ‘en ik leef’, maar dan corrigeert hij zichzelf, ‘doch niet meer ik, maar Christus leeft in mij.’ U hebt de ‘dode’ kant van de gelovige gezien: hij is doof, stom, blind en zonder gevoel voor de zondige wereld, en toch voegt hij toe: ‘en ik leef.’ Hij legt uit wat zijn leven is. Zijn leven wordt daardoor in hem voortgebracht, dat de kracht van Christus in hem is, en hij in Christus. Jezus is de Bron van het leven van de christen. Het sap in de wijnstok is zelfs in de kleinste ranken. Het doet er niet toe hoe nietig de nerf is. Een anatoom zal u vertellen dat het leven van de hersenen zich uitstrekt tot het uiterste ervan. Zo is het in elke christen. Ook al valt een christen misschien helemaal niet op en heeft hij maar weinig genade – toch, als hij echt een gelovige is, leeft Jezus in hem. Het leven, dat zijn geloof, zijn hoop en zijn liefde instandhoudt, komt van Jezus Christus, en van Hem alleen. We zouden ophouden levende gelovigen te zijn, als we niet elke dag genade ontvingen van ons Verbondshoofd. Omdat de kracht van ons leven komt van de Zoon van God, is Hij de Heerser en de bewegende Kracht in ons. Hoe kan iemand een christen zijn, die door een ander wordt geregeerd dan Christus? Als u Christus ‘Meester en Heere’ noemt, moet u Zijn dienaar zijn. Een concurrerende macht kunt u niet gehoorzamen, want geen mens kan twee heren dienen.