Ik zal uw Koning zijn. Hosea 13:10 (1)
Dat was Gods verklaring aan Israel, waardoor voorzien werd in een grote behoefte en het volk bevrijd werd van een grote last. Er zou hen gespaard worden de kosten van, en het gevaar verbonden aan, een aardse monarch, daar zij regering en leiding zouden vinden in God zelf.
Hun ongeestelijke aard vond geen voldoening hierin, zij verlangden een koning, gelijk de natien, die rondom hen woonden. Door dit verlangen hebben zij de Heere tot toorn verwekt en zich zelf van een groot voorrecht beroofd.
I. Het verlangen van de natuur. “Geef mij een Koning.”
Naar de Engelse overzetting, zie ook de kanttekening op de Statenbijbel.
Wij gaan niet in op de politieke kwestie van het rechtmatige of onrechtmatige van een monarchie in het afgetrokkene. Dat zou niet dan een onaangename discussie opleveren en voor ons tegenwoordig doel niet passen. Wij zijn volkomen tevreden met de regeringsvorm van ons land.
Maar wij spreken zedelijk en geestelijk van persoonlijke behoeften.
In de hof van Eden was de mens volkomen gelukkig zolang God zijn Koning was, maar toen hij tegen de Koning van de Koningen begon te rebelleren, werd hij genoodzaakt een andere heer te erkennen.
“Geef mij een koning.” Dat is:
1. De kreet van de zwakheid. De mens heeft er behoefte aan om tot iemand op te zien.
2. De verzuchting van de benauwdheid. Als hij zich in moeilijkheden bevindt, dan verlangt hij naar de wijze en sterke om hem te raden en te ondersteunen.
3. De bede van iemand, die nadenkt.
Regeringloosheid van de ziel is schrikkelijk; elke hartstocht strijdt om het meesterschap.
Een leven zonder Koning, zonder doel, is ellende. Ledigheid is zwaar werk. Zij die geen doel in het leven hebben, zijn ongelukkig.
Koning Ik is een laag, verachtelijk despoot, hij is dwaas en zwak. De wereld is een wrede, ondankbare meesteres.
4. Het verlangen van de ervaring.
Waar dwaasheid aan het licht komt, verlangt men naar een Wetgever.
Waar gevaar bespeurd wordt, verlangt men naar een Beschermer.
Als wij gedrukt worden door verantwoordelijkheid, dan zien wij verlangend uit naar een Meerdere, die ons de weg aanwijst, waarop wij moeten gaan en er ons tot Leidsman op wil wezen.
II. Het koninklijk antwoord van de genade. “Ik zal uw Koning zijn.
1. Onuitsprekelijk nederbuigend.
Onze God komt om te heersen over een rijk dat–
Ten ondergang is gedoemd,
Verscheurd is door elkaar bestrijdende pretendenten,
Omringd is door machtige, onmeedogende vijanden,
Vol is van weerspannige leden.
Niets dan oneindige liefde kan Hem dringen om zo’n troon te bestijgen en een kroon te dragen, die Hem zo duur te staan komt. “Ziet uw Koning!”
2. Volkomen bevredigend; want–
Hij heeft de macht om elke inwendige rebel ten onder te brengen.
Hij heeft een karakter, dat Hem de regering waardig maakt. Het is een eer om zich aan zo’n Vorst te onderwerpen.
Hij heeft meer dan Salomo’s wijsheid om alle zaken te regelen.
Hij heeft goedertierendheid om te zegenen en Hij is even bereid als machtig om zijn regering tot een tijdperk van geluk, vrede en voorspoed te maken.
Hij heeft liefde, waardoor Hij een liefdevolle gehoorzaamheid kan eisen.
3. Oneindig vertroostend:
Beschermd te zijn door zijn almacht.
Beheerst te worden door zijn volstrekte volmaaktheid.
Geregeerd te worden door een Koning, die noch verslagen, noch gedood kan worden, die van de regering geen afstand kan doen en niet kan veranderen.
In God oneindig meer grootheid en goedheid te vinden, dan men ooit zou kunnen geloven te bestaan in de beste aardse vorsten.
4. Heerlijk bezielend om–
Voor zo’n Leider te leven en te sterven.
Voor zo’n Weldoener menselijke harten op te eisen.
Zo’n voorbeeld gehoorzaam na te volgen.
Voor eeuwig met zo’n Potentaat verbonden te zijn.
III. Het genot van de onderdaanstrouw. Ons antwoord op de belofte van de tekst is–
“Gij zelf zijt mijn Koning, o God,” (Ps. 44:5).
Indien wij onze Koning zonder voorbehoud aannemen:
1. Dan verwachten wij eerlang zijn heerlijkheid te zien en te delen, (Jes. 33:17).
2. Dan verwachten wij tegenwoordige uitreddingen, (Ps. 44:5).
3. Dan rusten wij in het heerlijk vertrouwen op de wijsheid, goedheid en onveranderlijkheid van alle zijn beschikkingen.
4. Dan zoeken wij zijn heerschappij uit te breiden, (Matt. 6:10).
5. Dan roemen wij met onuitsprekelijke vreugde in zijn naam. Zijn geschiedenis is onze overdenking, zijn belofte onze ondersteuning, zijn eer onze heerlijkheid en zijn Persoon onze aanbidding. Zijn troon is onze haven en onze hemel. Hij zelf is al onze lust, (2 Sam. 23:5).
(1) Naar de Engelse overzetting, zie ook de kanttekening op de Statenbijbel.