In de eerste plaats geeft de wereld karig. Zelfs ’s werelds beste vrienden hebben redenen gehad om te klagen over haar gemene behandeling. Wanneer u de levensbeschrijving leest van machtige mannen die de wereld vereert, zult u er spoedig van overtuigd zijn dat de wereld een zeer ondankbare vriend is. Als u uw hele leven zou wijden aan de dienst van de wereld, denk dan niet dat de wereld u ooit een duit zou terugbetalen. Robert Burns is een voorbeeld van ’s werelds schone dankbaarheid.
Daar was ’s werelds dichter; hij bezong het schuimen van de bierkroes; hij bezong de liefde van vrouwen en de vreugden van de wellust; de wereld bewondert hem, maar wat dééd ze voor hem? Hij mocht zich zijn leven lang nagenoeg in armoede voortslepen. Wanneer de tijd gekomen is om Robert Burns te eren (wat maar al te laat was voor een begraven man), hoe werd hij toen geëerd? Zijn familie was arm; kijk naar de lijst van contributies en zie hoe geweldig de giften waren die ze kregen! Hij werd geëerd met plengoffers van whisky, die men zelf opdronk; dat was alles wat hem gegeven werd. De verknochtheid van de Schotse dronkelappen aan hun dichter is een verknochtheid aan hun dronkenschap en niet aan hem. Ongetwijfeld zijn er veel eerlijke mensen die evenzeer de zondaar bewenen als zijn genie bewonderen, maar de massa mag hem om zijn fouten niet minder.
Als het echter ingesteld en verordend zou worden dat iedere dronkaard die Burns vereerde een week zonder whisky moest doen, dan zouden er geen tien zijn die het zouden doen, geen vijf zelfs. Hun eerbetoon aan hem was een eerbetoon aan henzelf; het was een gelegenheid tot dronkenschap in tenminste duizenden gevallen. Toen ik enige tijd geleden bij zijn monument stond zag ik er rond omheen een trieste en vuile vertoning van verwelkte bloemen en ik dacht: Ach, dit is zijn eer! O Burns! wat hebt u uw leven verkwist om een verlepte krans te ontvangen als ’s werelds betaling voor een leven van groot talent en een stroom van prachtige liederen!” Ja, als de wereld het best betaalt, betaalt ze niets en wanneer ze het slechtst betaalt, betaalt ze haar vleiers met verachting; zij beloont hun diensten met verwaarlozing en armoede.
Ik zou menig staatsman kunnen noemen die zijn leven besteed heeft in dienst aan de wereld en in het begin zei de wereld: ”Ga door, ga door” en werd hij overal toegejuicht; hij probeerde het de mensen naar de zin te maken, maar hij maakte een foutje, misschien een fout die helemaal geen fout zal blijken te zijn wanneer de geschiedenisboeken met zuiverder ogen gelezen worden. ”Weg met hem!” zegt de wereld, ”we willen niets meer met hem te maken hebben.”
Al wat hij tevoren gedaan heeft telt niet meer; één fout, één gebrek in zijn politieke carrière en het is ”Weg met hem! We willen niets meer met hem te doen hebben.” O, de wereld betaalt waarlijk karig! Wat doet zij voor hen die ze het meest liefheeft? Wanneer zij al het mogelijke gedaan heeft is ’s werelds laatste toevlucht het geven van een titel (en wat stelt dat voor?). En dan geeft zij hem een hoge zuil en zet hem daarop, om alle weersgesteldheden te verdragen en meedogenloos aan iedere storm te zijn blootgesteld; en daar staat hij om door dwazen te worden aangestaard, één van ’s werelds groten betaald in steen; het is waar dat de wereld hem dat van harte betaald heeft, want het hart van de wereld is van steen gemaakt.
De wereld betaalt karig, maar heeft u ooit een christen gehoord die zich zo over zijn Meester beklaagde? ”Nee,” zal hij zeggen, ’’wanneer ik Christus dien, voel ik dat mijn werk mijn loon is; die arbeid voor Christus is zijn eigen beloning. Hij geeft mij op aarde blijdschap en na dit leven de volkomen zaligheid. ”Och, Christus is een goed betaler! ’’Want de bezoldiging der zonde is de dood, maar de genadegift Gods is het eeuwige leven.” Wie Christus dient krijgt misschien maar weinig van het goud en zilver dat de wereld kostbaar acht, maar hij krijgt goud en zilver dat nooit zal smelten in het laatste louterende vuur en dat in eeuwigheid zal blinken tussen de andere onvergankelijke kostbaarheden. De wereld betaalt gierig en karig, maar Christus niet.
Als u de wereld dient en geschenken van haar wenst te krijgen, onthoud dat de wereld niet van harte zal betalen. Met ’de wereld’ bedoel ik evenzeer de godsdienstige wereld als ieder ander deel ervan; ik bedoel de hele wereld, godsdienstig, politiek, goed, slecht en onverschillig, alles. Als u de wereld dient zal zij u niet van harte betalen. Laat iemand zich uitsloven voor de belangen van zijn medemensen; wat krijgt hij ervoor? Sommigen zullen hem prijzen, sommigen zullen hem beschimpen. De mensen die er in deze wereld zonder beschimping afkomen zijn de mensen die helemaal niets doen. Wie zeer moedig en bruikbaar is moet veel afkeuring en verfoeiing verwachten. Die mensen die gedragen worden op de golven van algemeen applaus zijn niet de mensen van de ware deugd; echte mensenvrienden moeten tegen de stroom oproeien.
De gehele lijst van ’s werelds weldoeners is een heel leger van martelaren. Aldoor kenmerkt zich het pad van de goeden door bloed en vuur. De wereld betaalt degenen die haar echt dienen niet, behalve dan met ondankbaarheid. Zelfs wanneer de wereld wèl betaalt doet ze het niet van harte. Heeft u ooit iemand gekend over wie de wereld het helemaal eens was? Ik niet. ”O,” zegt iemand, ”die-en-die is een van de beste mannen van zijn tijd!” Ga een straat verder en u zult dit horen: ”Hij is de grootste schurk die er is.” De één zal zeggen: ”Ik heb nooit van een groter genie dan hij gehoord.” “Ach,” zegt een ander, ’’geklets!” ”Dat is nog eens een krant,” zegt er één, ”wat verdedigt zede rechten van de mens bekwaam!” ”Ach,” zegt een ander, ”ze haalt juist alles neer wat wettelijk en behoorlijk is!”
De wereld is nog nooit tot een besluit gekomen over iemand. Er is geen mens waarover de wereld eenstemmig is. Maar wanneer Christus iets geeft doet Hij het met Zijn hele hart. Hij zegt niet tegen Zijn volk: ’’Hier, Ik geef u dit, maar Ik ben toch nog half geneigd het te houden.” Nee, Christus geeft Zijn volk Zijn gehele hart. In Jezus is geen dubbelhartigheid. Als we door vrije genade in staat zijn gesteld Hem te dienen en lief te hebben, mogen we er heel zeker van zijn dat in de rijke beloning die zijn genade ons zal geven Zijn hele hart bij elke zegening zal meekomen. Wanneer Christus de arme nooddruftige ziel zegent is het niet zo dat Hij met de éne hand geeft en met de andere slaat; maar Hij schenkt hem zegeningen met beide handen, met beide handen vol; en Hij vraagt de zondaar om eenvoudig te ontvangen wat Hij wil geven.
Wanneer de wereld iets geeft, geeft ze meestal aan degenen die het niet willen hebben. Ik herinner me dat ik toen ik een kleine jongen was een hond had waar ik erg op gesteld was en dat iemand in de straat me vroeg hem de hond te geven; ik vond dat dat nogal brutaal was en zei ook zoiets. Een heer aan wie ik het vertelde zei: ’’Veronderstel nu dat de graaf die-en-die je vroeg om hem de hond te geven, zou je het dan doen?” Ik zei: ”Ik denk van wel.” Hij zei: ”Dan ben je net als iedereen in de wereld, dan zou je geven aan degenen die niet willen hebben.” Wie zou er bezwaar tegen hebben om iets aan de koningin te geven? Niemand van ons; en toch is er misschien niemand ter wereld die onze geschenken zo weinig nodig heeft. Wij zijn altijd bereid te geven aan hen die niets vragen, want we menen dat ons een eer bewezen wordt wanneer ons geschenk aangenomen wordt. Kijk nu naar Jezus. Als Hij aan Zijn vrienden geeft krijgt Hij geen eer van hen: Hij geeft aan arme nooddruftige stumpers vanuit Zijn hart.
Grote en geleerde mannen zijn naar Christus gegaan en vroegen Hem hen goed te doen, maar tegelijkertijd verklaarden ze zelf een gerechtigheid te bezitten en niet veel van Hem nodig te hebben; en Hij heeft ze weggestuurd en ze niets gegeven. Hij zei: ”Ik ben niet gekomen om te roepen rechtvaardigen, maar zondaars tot bekering.”’ Maar wanneer er arme verloren zondaren tot Christus kwamen heeft Hij nooit één van hen weggestuurd, nooit. Hij gaf hen alles wat ze maar wensten en oneindig meer dan ze ooit dachten te kunnen verwachten. Zou Jezus wanneer wij om de zegeningen van Zijn genade zouden vragen niet kunnen zeggen: ”U bent wel brutaal om zoiets te vragen’’? Maar in plaats daarvan wil Hij graag gevraagd worden en geeft Hij rijk en overvloedig. “Niet gelijkerwijs de wereld geeft”, want Hij geeft aan hen die het het meest nodig hebben.
We kunnen de geschenken der wereld ook nog anders bezien. De wereld geeft aan haar vrienden. Ieder mens helpt zijn eigen vrienden. Als we niet onze eigen familie en vrienden helpen zijn we erger dan heidenen en tollenaren. Maar in het algemeen beperkt de wereld haar goede wensen en zegen tot haar eigen klasse, familie en kennissen. Zij denkt er niet aan om haar vijanden te zegenen. Hebt u ooit gehoord dat de wereld een vijand zegende? Nooit. Zij doet wel aan haar vrienden, maar is zelfs tegenover hen nog karig. Maar Christus doet zelfs Zijn vijanden wel. Hij mag waarlijk zeggen: ’’Niet gelijkerwijs de wereld geeft.” De wereld zegt: ”Ik moet eerst zien of u het verdient, ik moet eerst zien of het een goede zaak is.” Ze informeert en informeert en informeert nog eens; maar Christus ziet alleen dat het een slechte zaak is en dan geeft Hij. Hij wil niet een goede zaak maar een slechte. Hij kent onze noden en wanneer Hij die nood ontdekt heeft kan geen van onze zonden Zijn milde hand tegenhouden.
O als Jezus zich de harde woorden die wij over Hem geuit hebben zou herinneren zou Hij ons zeker nooit zegenen, ware het niet dat Zijn wegen hoger zijn dan de onze. Vergeet niet, mens, dat het niet lang geleden is dat u Hem vervloekte, dat u lachte om Zijn volk. Zijn dienaren verachtte en wel kon spuwen op Zijn Bijbel. Jezus heeft dat alles achter Zijn rug weggegooid en heeft u ondanks dat lief. Zou de wereld dat gedaan hebben? Laat iemand opstaan en tegen zijn vrienden tekeergaan, zullen ze hem vergeven? En nadat ze hem vergeven hebben, zullen ze hem dan zegenen? Zullen zij sterven voor hun vijanden? O nee! zoiets is nooit in een mensenhart opgekomen. Maar Christus zegent opstandelingen, verraders en vijanden naar Zijn kruis toe. Hij doet hen Zijn liefde kennen en Zijn eeuwige weldaden smaken.
De wereld geeft en hoopt niet méér te hoeven geven. De meesten van ons zijn gedwongen zuinig te zijn. Als wij iets weggeven aan een arme man hopen we in het algemeen dat hij niet terug zal komen. Als we hem wat geld geven is het heel vaak omdat we van hem af willen zijn. Als we een aalmoes geven is het in de hoop dat we straks niet weer zijn gezicht zien, want we houden er niet van om steeds dezelfde mensen bedelend aan onze deur te krijgen als de wereld zo vol bedelaars is. Hebt u ooit gehoord van iemand die een bedelaar iets gaf om hem te bemoedigen steeds weer bij u te komen bedelen? Ik moet u bekennen dat ik nooit zoiets gedaan heb en dat het ook niet waarschijnlijk is dat ik er ooit mee zou beginnen. Maar dat is nu juist wat Christus wél doet. Als Hij ons een klein beetje genade geeft is het Zijn bedoeling ons naar meer te laten vragen; en als Hij ons meer genade geeft wordt het gegeven met de bedoeling dat we weer zullen komen en weer zullen vragen.
Hij geeft ons zilveren zegeningen om ons ertoe te bewegen naar gouden weldaden te vragen; en als we gouden gunsten verkregen hebben zijn die zegeningen gegeven met het doel ons ertoe te brengen vuriger te bidden en onze mond wijder open te doen, opdat we meer mogen ontvangen. Wat een vreemde gever is Christus! Wat een vreemde vriend dat Hij ons geeft met de bedoeling dat wij meer zullen bedelen! Hoe meer u van Christus vraagt, hoe meer u nog kunt vragen; hoe meer u heeft, hoe meer u zult willen hebben; hoe meer u Hem kent, hoe meer u ernaar zult verlangen Hem te kennen; hoe meer genade u ontvangt, hoe meer u naar genade zult snakken; en wanneer u vol van genade bent zult u niet eerder tevreden zijn dan dat u vol verheerlijking bent. Christus’ manier van geven is: ”Uit Zijne volheid hebben wij allen ontvangen, ook genade voor genade,” genade die ons doet snakken naar meer genade; genade die ons doet verlangen naar nog iets hogers, iets vollers en rijkers. ”Niet gelijkerwijs de wereld geeft, geef Ik u.”