Toen zij op de plaats kwamen die Schedel genoemd werd, kruisigden ze Hem daar, met de misdadigers, de één aan de rechter- en de ander aan de linkerzijde. En Jezus zei: Vader, vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen. En ze verdeelden Zijn kleren en wierpen het lot. En het volk stond toe te kijken. En met hen beschimpten ook hun leiders Hem. Zij zeiden: Anderen heeft Hij verlost, laat Hij nu Zichzelf verlossen als Hij de Christus is, de Uitverkorene van God.
En ook de soldaten kwamen Hem bespotten en brachten Hem zure wijn. En zij zeiden: Als U de Koning van de Joden bent, verlos dan Uzelf. En er was ook een opschrift boven Hem geschreven in Griekse, Romeinse en Hebreeuwse letters: DIT IS DE KONING VAN DE JODEN. En een van de misdadigers die daar hingen, lasterde Hem en zei: Als U de Christus bent, verlos dan Uzelf en ons. Maar de andere antwoordde en bestrafte hem: Vreest zelfs u God niet, nu u hetzelfde vonnis ondergaat? En wij toch rechtvaardig, want wij ontvangen straf overeenkomstig wat wij gedaan hebben, maar Deze heeft niets onbehoorlijks gedaan.
En hij zei tegen Jezus: Heere, denk aan mij, als U in Uw Koninkrijk gekomen bent. En Jezus zei tegen hem: Voorwaar, zeg Ik u, heden zult u met Mij in het paradijs zijn. En het was ongeveer het zesde uur en er kwam duisternis over heel de aarde tot het negende uur toe. En de zon werd verduisterd en het voorhangsel van de tempel scheurde middendoor. En Jezus riep met luide stem en zei: Vader, in Uw handen beveel Ik Mijn geest. En toen Hij dat gezegd had, gaf Hij de geest. Lukas 23:33-46
Jezus werd geen eervolle plaats gegund. Omdat ze Hem als de grootste misdadiger van de drie beschouwden, plaatsten ze Hem in het midden van de andere twee. Ze bespotten Hem met de grootste minachting die ze een misdadiger konden tonen; en daarmee eerden ze Hem onbewust. Jezus verdient altijd de eerste plaats, waar Hij ook is. In alles moet Hij op de eerste plaats komen. Hij is zowel de Koning der lijders als de Koning der heiligen. Hoe geschokt moeten ze zijn geweest om zulke woorden van vergeving te horen van Iemand die op het punt stond om gedood te worden voor een vermeende misdaad! De mannen die de spijkers in Zijn handen sloegen, de mannen die het kruis optilden, moeten vol verbazing hebben toegekeken hoe ze Jezus tot God als Zijn Vader hoorden spreken toen Hij voor hen bad: “Vader, vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen.” Had een Romeinse legionair ooit eerder zulke woorden gehoord? Nee! Ze waren zo duidelijk en volledig in strijd met de Romeinse mentaliteit. Deze mannen sloegen terug als ze geslagen werden; maar in het geval van Jezus deelden ze klappen uit waarvan ze zelf geen klap terug kregen. De wrede Romeinen moeten ontroerd zijn geweest door deze woorden: ‘Vader, vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen.’ De gokkende soldaten hadden nooit kunnen vermoeden dat zij de Schriften vervulden terwijl zij dobbelden om de klederen van de illustere Lijder aan het kruis; en toch was het zo.
In de tweeëntwintigste Psalm, die het lijden van onze Heiland zo volledig weergeeft, schrijft David: ‘Zij verdelen mijn kleding onder elkaar, en werpen het lot om Mijn gewaad’ (Psalm 22:19). Het volk keek naar het wrede schouwspel. Jij en ik zouden dat niet hebben gedaan; er is een soort sentiment dat ons heeft geleerd om de aanblik van wreedheid te verafschuwen, vooral ongeëvenaarde wreedheid tegen iemand van ons eigen ras. Maar deze mensen dachten dat ze geen kwaad deden als ze toekeken. Ook zij vervulden de Schriftteksten, want het achttiende vers van de tweeëntwintigste Psalm zegt: ‘Zij zien het aan, zij kijken naar mij.’ Ze lachten Hem uit en maakten Hem tot een mikpunt van grove spot. Ik kan me de minachting voorstellen die ze in hun spotternij uitten: ‘Als U de Koning van de Joden bent,’ was iets van henzelf; ‘Redt Uzelf,’ hadden ze overgenomen van hun Joodse leiders. Soms kan een spotter niet alle bitterheid uitdrukken die in zijn hart leeft, dan gebruikt hij geleende termen, zoals deze soldaten deden. Johannes vertelt ons dat Pilatus deze titel, ‘Koning der Joden’, had opgeschreven en dat de overpriesters tevergeefs probeerden om hem zover te krijgen dat hij het veranderde. Het was geschreven in de drie gebruikelijke talen van die tijd, zodat de Griek, de Romein en de Jood allemaal konden begrijpen wie Hij was die ter dood werd gebracht. Hij gaf Zijn leven. Hij stierf niet, zoals wij moeten sterven als onze tijd gekomen is, maar Hij gaf Zijn leven vrijwillig: ‘Hij heeft Zijn leven gegeven.’ Hij was een gewillig Offer voor schuldige mensen
Vertaald uit: 40 Daily Devotional Readings On The Crucifixion Of Christ. Charles H. Spurgeon.