Een preek uitgesproken door C.H. Spurgeon, in de Metropolitan Tabernacle, Newington.
Want hij is wellicht daarom enige tijd van u gescheiden geweest, opdat u hem voor eeuwig zou terughebben. Filemon 1:15
De natuur is egoïstisch, maar genade is liefdevol. Hij die zich erop beroemt dat hij om niemand geeft, en niemand om hem, is het tegenovergestelde van een christen, want Jezus Christus maakt het hart groter als Hij het reinigt. Niemand is zo teder en sympathiek als onze Meester, en als wij werkelijk Zijn discipelen zijn, zal dezelfde gezindheid in ons zijn die ook in Christus Jezus was. De apostel Paulus was bij uitstek ruimhartig en sympathiek. Hij had in Rome zeker genoeg om handen om zijn eigen problemen te trotseren en het Evangelie te verkondigen. Als hij, net als de priester in de gelijkenis van de barmhartige Samaritaan, aan de andere kant voorbijgegaan was, zou hij wellicht te verontschuldigen zijn, want hij was bezig met de dringende zaken van die Meester die eens tegen Zijn zeventig boodschappers zei: ‘Groet niemand op den weg.’ We hadden ons misschien niet verwonderd als hij had gezegd: ‘Ik kan geen tijd vinden om naar de behoeften van een weggelopen slaaf om te zien.’ Maar zo dacht Paulus er niet over. Hij had gepreekt, en Onesimus had zich bekeerd, en voortaan beschouwde hij hem als zijn eigen zoon. Ik weet niet waarom Onesimus naar Paulus toe kwam. Misschien ging hij naar hem toe zoals heel veel afvalligen naar mij zijn gekomen – namelijk omdat hun vaders mij kenden; en dus, omdat Onesimus’ meester Paulus had gekend, wendde de knecht zich tot de vriend van zijn meester, misschien om hem in zijn nood wat hulp te vragen.
Hoe dan ook, Paulus greep de gelegenheid aan en predikte hem Jezus, en de weggelopen slaaf werd een gelovige in de Heere Jezus Christus. Paulus keek naar hem, bewonderde het karakter van zijn bekeerling, en was blij door hem gediend te worden. Toen hij dacht dat het goed was dat hij naar zijn meester, Philemon, terugkeerde, nam hij veel moeite om een excuusbrief voor hem te schrijven, een brief die getuigt van lang nadenken, omdat elk woord goed gekozen is: ook al heeft de Heilige Geest het ingegeven, dat belet niet dat een mens nadenkt en zorg besteedt aan wat hij schrijft. Elk woord is met een doel gekozen. Als hij voor zichzelf had gepleit, had hij niet ernstiger of verstandiger kunnen pleiten. Paulus was, zoals u weet, niet gewend om brieven met zijn eigen hand te schrijven, maar dicteerde aan een amanuensis. Er wordt verondersteld dat hij een oogaandoening had, en daarom gebruikte hij als hij schreef grote hoofdletters, zoals hij in één van zijn brieven zegt: ‘Ziet, hoe groten brief ik u geschreven heb met mijn hand.’ Het was geen grote brief, maar hij zinspeelde waarschijnlijk op de grote letters die hij moest gebruiken als hij zelf schreef. Deze brief aan Philemon, althans een deel ervan, was niet gedicteerd, maar met zijn eigen hand geschreven. Zie het negentiende vers. ‘Ik, Paulus, heb het geschreven met deze mijn hand, ik zal het betalen.’ Het is de enige handgeschreven nota die ik me herinner in de Schrift, maar daar is het – een schuldbekentenis voor welk bedrag Onesimus ook gestolen mag hebben.Laat ons een ruimhartige geest kweken en meeleven met Gods volk, vooral met nieuwe bekeerlingen als we hen in moeilijkheden vinden door vroeger wangedrag.
Als er iets rechtgezet moet worden, laten we hen dan niet direct veroordelen en zeggen: ‘Je hebt van je meester gestolen, hè? Je beweert dat je bekeerd bent, maar dat geloven we niet.’ Zulke achterdochtige en strenge behandeling is misschien verdiend, maar het is niet wat de liefde van Christus zou voorstellen. Probeer de gevallenen weer op het rechte pad te brengen en geef hen, zoals we zeggen, ‘een nieuwe kans in het leven.’ Als God hen vergeven heeft, kunnen wij dat zeker ook, en als Jezus Christus hen heeft aangenomen, kunnen ze niet te slecht zijn voor ons om aan te nemen. Laten we voor hen doen wat Jezus zou hebben gedaan als Hij hier was geweest, zo zullen we waarlijk Zijn discipelen zijn.Zo introduceer ik u de tekst, en ik merk daarover op, ten eerste dat het een bijzonder voorbeeld bevat van goddelijke genade. Ten tweede brengt het ons een geval van zonde die ten goede werd gekeerd. En ten derde kan het gezien worden als een voorbeeld van een relatie die verbeterd werd door genade, want nu zal hij die voor een tijd een dienaar was, voor altijd bij Filemon blijven, en niet meer als dienaar maar als een geliefde broeder.
1. Maar laten we eerst naar Onesimus kijken als een VOORBEELD VAN GODDELIJKE GENADE. We zien Gods genade in zijn uitverkiezing. Hij was een slaaf. In die dagen waren slaven zeer onwetend, ongeschoold en vernederd. Door wrede behandeling waren zij voor het grootste deel gezonken tot het laagste barbarisme, en hun meesters deden geen poging om hen daaruit op te heffen. Het is mogelijk dat Filemons pogingen om Onesimus goed te doen de man tegenstonden, en hij daarom uit zijn huis vluchtte. De gebeden, waarschuwingen en christelijke regels van zijn meester kunnen hem onwelgevallig zijn geweest, en daarom liep hij weg. Hij deed zijn meester onrecht aan, wat hij nauwelijks had kunnen doen als hij niet tot op zekere hoogte als een vertrouwde dienaar was behandeld. Mogelijk waren de ongewone vriendelijkheid van Filemon en het in hem gestelde vertrouwen te veel voor zijn ongetrainde natuur. We weten niet wat hij stal, maar blijkbaar had hij iets meegenomen, want de apostel zegt: ‘En als hij u in iets onrecht aangedaan heeft of u iets schuldig is, breng dat mij in rekening.’ Hij vluchtte daarom uit Kolosse, en denkend dat hij minder kans liep ontdekt te worden door de dienaren van het recht, zocht hij de stad Rome op, die toen zo groot was als de stad Londen nu is, en misschien nog groter. Daar in die achterbuurten, zoals het Joodse kwartier in Rome nu is, zou Onesimus zich verbergen; of tussen die bendes dieven die de keizerlijke stad teisterden, zou hij niet meer bekend of gehoord zijn, zo dacht hij; en hij kon het vrije en gemakkelijke leven van een dief leiden. Toch, let wel, keek de Heere vanuit de hemel met een oog van liefde, en richtte dat oog op Onesimus.
Waren er geen vrije mensen, dat God een slaaf moest kiezen? Waren er geen trouwe dienaren, dat Hij iemand moest kiezen die het geld van zijn meester had verduisterd? Waren er geen ontwikkelde en beschaafde mensen, dat Hij voor een barbaar moest zorgen? Was er niemand onder de zedelijken en voortreffelijken, dat oneindige liefde zich tot dit verdorven wezen zou wenden, dat nu vermengd was met het laagste uitschot van de maatschappij? En wat het uitschot van de samenleving was in het oude Rome, daar wil ik liever niet over nadenken, want de hogere klassen waren in hun algemene gewoonten zo verdorven als we ons maar kunnen voorstellen; wat het allerlaagste uitschot geweest moet zijn, kan niemand van ons zeggen. Onesimus maakte deel uit van het bezinksel van een poel vol zonde. Lees, als u kunt, het eerste hoofdstuk van de brief van Paulus aan de Romeinen, en u zult zien in wat voor verschrikkelijke toestand de heidense wereld toen verkeerde, en Onesimus behoorde tot het ergste van het ergste; en toch richtte de eeuwige liefde, die koningen en prinsen passeerde, en Farizeeën en Sadduceeën, filosofen en wijzen liet struikelen in de duisternis van hun keuze, haar oog op dit arme verblinde schepsel, opdat hij een vat van eer zou worden, geschikt voor het gebruik van de Meester.
‘Ik zal Mij ontfermen over wie Ik Mij ontferm en zal barmhartig zijn voor wie Ik barmhartig ben,’ rolt als een donderslag zowel van het kruis van Golgotha als van de berg Sinaï. De Heere is soeverein en doet wat Hem behaagt. Laten we die wonderbaarlijke uitverkiezende liefde bewonderen die iemand als Onesimus heeft uitgekozen! Barmhartigheid wordt vervolgens ook gezien in de bekering van deze weggelopen slaaf. Kijk naar hem! Hoe onwaarschijnlijk lijkt het dat hij een bekeerling zou worden. Hij is een Aziatische slaaf van ongeveer dezelfde klasse als een doorsnee boef of heidense Chinees. Hij was echter erger dan de gewone Lascar, die tenminste vrij is en waarschijnlijk een eerlijk man, als hij verder niets is. Deze man was oneerlijk geweest, en hij had bovendien lef, want na het stelen van de bezittingen van zijn meester was hij moedig genoeg om een lange reis van Colossae naar Rome te maken. Maar de eeuwige liefde wil deze man bekeren, en bekeerd zal hij worden. Hij had Paulus dan wel in Kolosse en Athene horen prediken, maar toch was hij niet onder de indruk.
In Rome preekte Paulus niet in de Sint Pieter: dat was geen voornaam gebouw. Paulus preekte niet in een plaats als de Tabernakel, waar Onesimus een comfortabele zitplaats kon hebben – geen sprake van – waarschijnlijk was het daar beneden aan de achterkant van de Palatijnse heuvel, waar de pretoriaanse garde hun onderkomen had, en waar een gevangenis was die het Pretorium heette. In een lege kamer in de kazernegevangenis zat Paulus met een soldaat aan zijn hand geketend, te prediken voor een ieder die werd toegelaten om hem te horen, en het was daar dat de genade van God het hart van deze wilde jongeman bereikte; en o, wat een verandering bracht dat onmiddellijk in hem teweeg! U ziet hem nu berouw hebben over zijn zonde, bedroefd over de gedachte dat hij een goede man onrecht heeft aangedaan, gekweld door het zien van de verdorvenheid van zijn hart en de dwaling van zijn leven. Hij weent; Paulus predikt hem de gekruisigde Christus, er is een blik van blijdschap in zijn ogen: en van dat zware hart wordt een last weggenomen. Nieuwe gedachten verlichten die duistere geest; het gezicht zelf wordt veranderd, en de gehele mens wordt vernieuwd, want de genade van God kan de leeuw in een lam veranderen, de raaf in een duif.
Ik twijfel er niet aan dat sommigen van ons net zulke prachtige voorbeelden van Goddelijke verkiezing en daadwerkelijke roeping zijn als Onesimus was. Laten we daarom de goedertierenheid van de Heere optekenen, en laten we tegen onszelf zeggen: ‘Christus zal er de eer van hebben. De Heere heeft het gedaan; en aan de Heere zij eer, tot in alle eeuwigheid.’
De genade van God was duidelijk in het karakter dat het in Onesimus vormde na zijn bekering, want hij blijkt behulpzaam, nuttig en waardevol te zijn geweest. Zo zegt Paulus. Paulus was bereid hem als metgezel te hebben, en niet iedere bekeerde man zouden we zonder meer als metgezel kiezen. Er zijn vreemde mensen die we ongetwijfeld in de hemel zullen ontmoeten, want het zijn pelgrims op de goede weg, maar we blijven liever aan de andere kant van de weg, want ze zijn dwars, en er is iets aan hen waarvan men net zo min kan genieten als het gehemelte van walgelijke medicijnen. Ze zijn een soort geestelijke egels; ze zijn levend en nuttig, en illustreren ongetwijfeld de wijsheid en het geduld van God, maar ze zijn geen goed gezelschap: men zou ze niet graag in zijn boezem dragen. Maar Onesimus was duidelijk vriendelijk, teder en liefhebbend. Paulus noemde hem meteen broeder en had hem graag gehouden. Was het niet een duidelijk bewijs van verandering van hart in Onesimus dat hij terug wilde, op het moment dat hij hem terugstuurde? Hij was ver weg in Rome, hij had van de ene stad naar de andere kunnen gaan en volkomen vrij kunnen blijven, maar omdat hij het gevoel had dat hij op de een of andere manier gebonden was aan zijn meester – vooral omdat hij hem onrecht had aangedaan – neemt hij het advies van Paulus aan om terug te keren naar zijn oude positie. Hij gaat terug en neemt een excuusbrief of een introductiebrief mee naar zijn meester; want hij voelt dat het zijn plicht is om het onrecht dat hij gedaan heeft goed te maken. Ik zie altijd graag de intentie om fouten uit het verleden recht te zetten bij mensen die beweren bekeerd te zijn.
Als ze onrechtmatig geld hebben aangenomen, moeten ze dat terugbetalen; het zou goed zijn als ze het zevenvoudige teruggeven. Als we op de een of andere manier een ander beroofd of onrecht aangedaan hebben, dan denk ik dat de eerste instincten van barmhartigheid in het hart zullen voorstellen om op elke manier die in ons vermogen ligt, compensatie te bieden. Denk niet dat het van tafel geveegd kan worden door te zeggen: ‘God heeft mij vergeven, en daarom kan ik het laten rusten.’ Nee, beste vriend, maar juist omdat God u vergeven heeft, probeert u al het onrecht ongedaan te maken en de oprechtheid van uw berouw te bewijzen door zo te handelen. Zo zal Onesimus terugkeren naar Filemon en zijn ambtstermijn bij hem uitzitten, of op een andere manier aan Filemon’s wensen voldoen, want hoewel hij misschien liever Paulus had gediend, was hij in de eerste plaats verplicht aan de man die hij onrecht had aangedaan. Dat toonde een zachtmoedige, nederige, eerlijke, oprechte geest; en laat Onesimus er om geprezen worden: nee, laat de genade van God er om verheerlijkt worden. Kijk naar het verschil tussen de man die stal en de man die nu terugkeert om nuttig te zijn voor zijn meester. Wat een wonderen heeft de genade van God gedaan! Broeders, laat me toevoegen – Wat een wonderen kan de genade van God doen!
Er worden in de wereld veel plannen gebruikt om de goddelozen te hervormen en de gevallenen terug te winnen, en wij wensen elk van deze, voor zover zij goed gefundeerd zijn, veel succes toe; voor wat lieflijk en zuiver is, en bekend, wensen wij Gods zegen toe. Maar let op dit woord – de ware reformatie van de dronkaard ligt in het geven van een nieuw hart; de ware terugwinning van de hoer ligt in een vernieuwde natuur. Reinheid zal nooit tot gevallen vrouwen komen door die afschuwelijke wetten voor besmettelijke ziekten, die naar mijn mening, net als Kaïn, een vloek op hun voorhoofd dragen. De vrouwelijkheid zal onder dergelijke wetten alleen maar verder wegzinken. De hoer moet gewassen worden in het bloed van de Verlosser, of ze zal nooit rein zijn. De laagste lagen van de samenleving zullen nooit in het licht van deugd, nuchterheid en zuiverheid worden gebracht, behalve door Jezus Christus en zijn evangelie; en daaraan moeten we vasthouden. Laat anderen doen wat ze willen, maar God verhoede dat ik zou roemen anders dan in het kruis van onze Heer Jezus Christus. Ik zie sommigen van mijn broeders met hun houten zagen aan de takken van de boom van ondeugd vijlen; maar wat het evangelie betreft, het legt de bijl aan de wortels van het hele woud van kwaad, en als het eerlijk in het hart wordt ontvangen, velt het in één keer alle upas-bomen, en in plaats daarvan schieten de dennenboom, de pijnboom en de buksboom op om het huis van de glorie van onze Meester te verfraaien. Laten wij, wanneer we zien wat de Geest van God voor mensen kan doen, de genade van God verkondigen en haar met al onze macht verheerlijken.
2. En nu, ten tweede, hebben we in onze tekst en zijn samenhang een zeer interessant VOORBEELD VAN ZONDE DIE OVERWONNEN WORDT.
Onesimus had geen recht om zijn meester te beroven en weg te lopen, maar het behaagde God om die misdaad te gebruiken voor zijn bekering. Het bracht hem naar Rome, en bracht hem zo waar Paulus predikte, en zo bracht het hem tot Christus en tot zijn gezonde verstand. Nu, als we hierover spreken, moeten we voorzichtig zijn. Wanneer Paulus zegt: ‘wellicht is hij daarom enige tijd van u gescheiden geweest, opdat u hem voor eeuwig zou terughebben‘, verontschuldigt hij zijn vertrek niet. Hij zegt niet dat Onesimus gelijk had – geen moment. Zonde is zonde, en wat zonde ook mag worden gebruikt om te doen, toch is zonde nog steeds zonde. De kruisiging van onze Heiland heeft de grootste denkbare zegeningen voor de mensheid gebracht, maar desalniettemin was het met goddeloze handen dat ze Jezus namen en Hem kruisigden. De verkoop van Jozef naar Egypte was het middel in de hand van God om Jakob en zijn zonen te bewaren in de tijd van hongersnood; maar zijn broers hadden daar niets mee te maken, en ze waren er niet minder schuldig aan dat ze hun broer als slaaf hadden verkocht. Laat altijd worden bedacht dat de fout of de deugd van een daad niet afhankelijk is van het resultaat van die daad. Als bijvoorbeeld een man die op een spoorweg is gezet om de wissel om te zetten, vergeet het te doen, noem je het een zeer grote misdaad als de trein schade oploopt en een dozijn mensen worden gedood. Ja, maar de misdaad is hetzelfde als er niemand wordt gedood. Het is niet het resultaat van de onzorgvuldigheid, maar de onzorgvuldigheid zelf die straf verdient. Als het de plicht van de man was om de wissel op die en die manier om te zetten, en zijn niet-doen zelfs door een vreemd ongeluk zou leiden tot het redden van levens, zou de man evenzeer schuldig zijn. Er zou hem geen eer toekomen, want als zijn plicht in een bepaalde lijn ligt, ligt zijn fout ook in een bepaalde lijn, namelijk het verwaarlozen van die plicht. Dus als God zonde ten goede keert, zoals hij soms doet, is het niettemin zonde. Het is net zozeer zonde als altijd, alleen er is zoveel meer glorie aan de wonderbaarlijke wijsheid en genade van God die uit kwaad goed voortbrengt, en zo doet wat alleen almachtige wijsheid kan verrichten. Onesimus wordt dus niet verontschuldigd voor het verduisteren van de goederen van zijn meester, noch voor het verlaten van hem zonder recht; hij is nog steeds een overtreder, maar Gods genade wordt verheerlijkt.
Vergeet ook niet dat toen Onesimus zijn meester verliet, hij een daad stelde waarvan de gevolgen naar alle waarschijnlijkheid rampzalig voor hem zouden zijn geweest. Hij leefde als een vertrouwde afhankelijke onder het dak van een vriendelijke meester die een kerk in zijn huis had. Als ik de brief goed lees, had hij een godvruchtige meesteres en een godvruchtige meester, en had hij voortdurend de gelegenheid om het Evangelie te horen; maar deze roekeloze jongeman kon dat waarschijnlijk niet verdragen en zou tevredener hebben geleefd met een heidense meester, die hem de ene dag zou hebben geslagen en de volgende dag dronken zou hebben gevoerd. De christelijke meester kon hij niet verdragen, dus ging hij weg. Hij gooide de mogelijkheid om gered te worden weg, en hij ging naar Rome, waarbij hij naar het laagste deel van de stad moet zijn gegaan en, zoals ik u al verteld heb, omging met het ruigste gezelschap. Als het nu was gebeurd dat hij zich had aangesloten bij de opstanden van de slaven die in die dagen veel voorkwamen, zoals hij naar alle waarschijnlijkheid zou hebben gedaan als genade dat niet had voorkomen, dan zou hij net als anderen ter dood zijn gebracht. In Rome zou men korte metten met hem hebben gemaakt: iemand half verdenken en zijn hoofd afhakken was de regel tegen slaven en vagebonden. Onesimus was precies de man die waarschijnlijk met spoed ter dood en eeuwig verderf zou zijn gebracht. Hij had zijn hoofd als het ware tussen de kaken van de leeuw gestoken vanwege wat hij gedaan had. Als een jongeman plotseling zijn huis verlaat en naar Londen gaat, weten we wat dat betekent. Als zijn vrienden niet weten waar hij is, en hij niet wil dat ze het weten, dan weten wij wel enigszins waar hij is en wat hij doet. Wat Onesimus gedaan heeft, weet ik niet, maar hij heeft zeker zijn best gedaan om zichzelf te ruïneren. Zijn koers moet daarom, voor zover het hem aangaat, beoordeeld worden naar wat het hem waarschijnlijk zou brengen; en al bracht het hem er niet toe, dan was dat nog geen verdienste van hem, maar komt alle eer toe aan de allerhoogste macht van God.
Zie, geliefde broeders, hoe God alles ten goede keerde. Zo had de Heere het voorbestemd. Niemand zal in staat zijn het hart van Onesimus te raken dan Paulus. Onesimus woont in Colosse; Paulus kan daar niet komen, hij zit in de gevangenis. Het is dus noodzakelijk dat Onesimus naar Paulus wordt gebracht. Stel dat de vriendelijkheid van Philemons hart hem had aangezet om tegen Onesimus te zeggen: ‘Ik wil dat je naar Rome gaat, Paulus opspoort en naar hem luistert.’ Deze ondeugende dienaar zou hebben gezegd: ‘Ik ga mijn leven niet riskeren om een preek te horen. Wanneer ik ga met het geld dat u naar Paulus stuurt, of met de brief, dan zal ik die bezorgen, maar ik wil niets van zijn prediking horen.’ Als mensen naar een prediker worden gebracht met de bedoeling dat ze zich bekeren, dan is dat waarschijnlijk het allerlaatste wat er gebeurt, want ze gaan erheen met het vaste voornemen zich niet te laten beïnvloeden, en dus dringt de prediking niet tot hen door: en zo zou het waarschijnlijk ook met Onesimus zijn gegaan.
Nee, op die manier zou hij niet gewonnen worden, hij moest op een andere manier naar Rome worden gebracht. Hoe zou dat gedaan worden? Wel, de duivel zal het doen, niet wetende dat hij daardoor een gewillige dienaar zal verliezen. De duivel verleidt Onesimus om te stelen. Onesimus doet het, en als hij heeft gestolen, is hij bang ontdekt te worden, en dus maakt hij zo snel mogelijk sporen naar Rome, en komt terecht in de achterbuurten, en daar voelt hij wat de verloren zoon voelde – een hongerige buik, en dat is voor sommige mensen een van de beste predikers ter wereld: op die manier wordt hun geweten bereikt. Omdat hij zo’n honger heeft en niet weet wat hij moet doen, en niemand hem iets geeft, vraagt hij zich af of er iemand in Rome is die medelijden met hem zou hebben. Hij kent helemaal niemand in Rome, en zal waarschijnlijk verhongeren. Misschien was er op een ochtend een christelijke vrouw – het zou me niet verbazen – die naar Paulus ging luisteren, en ze zag deze arme man ineengedoken op de trappen van een tempel en zij stapte op hem af en sprak over zijn ziel. ‘Mijn ziel,’ zei hij, ‘daar geef ik niets om, maar mijn lichaam zou u dankbaar zijn voor iets te eten. Ik verhonger.’ Ze antwoordde: ‘Kom dan met me mee,’ waarop ze hem een stuk brood gaf en zei: “Dit doe ik omwille van Jezus Christus.”.
‘Jezus Christus!’ zei hij, ‘ik heb van Hem gehoord. Ik heb in Colosse over Hem gehoord.’ “Van wie heb je over Hem gehoord?” vroeg de vrouw. ‘Nou, een kleine man met zwakke ogen, een grote prediker genaamd Paulus, die vroeger bij mijn meester thuis kwam.’ “Wel, ik ga naar hem luisteren” zei de vrouw, “ga je met me mee om ook naar hem te luisteren?” ‘Tja, ik denk dat ik hem nog wel een keer wil horen. Hij had altijd een vriendelijk woord voor de armen.’ Dus gaat hij naar binnen en baant zich een weg tussen de soldaten, en de Meester van Paulus zorgt ervoor dat Paulus de juiste woorden spreekt. Het kan zo geweest zijn, maar het kan ook anders gegaan zijn – dat hij, omdat hij helemaal niemand anders kende, dacht: ‘Daar is Paulus, die ken ik. Hij is hier een gevangene, en ik ga kijken in welke gevangenis hij zit.’ Vervolgens gaat hij naar het Praetorium en vindt hem daar, vertelt hem over zijn vreselijke armoede, waarna Paulus met hem in gesprek gaat. Dan biecht hij het kwaad op dat hij gedaan heeft, en nadat Paulus hem een tijdje onderwezen heeft, zegt hij: “Nu moet je teruggaan en het goedmaken met je meester.” Het kan op één van deze twee manieren gegaan zijn; in ieder geval wil de Heere Onesimus in Rome hebben om Paulus te horen. De zonde van Onesimus, hoewel geheel vrijwillig van zijn kant waardoor God er geen invloed op had, wordt desondanks ten goede gekeerd door een mysterieuze voorzienigheid om hem daar te brengen waar het Evangelie een zegen voor zijn ziel zal zijn.
Nu wil ik met een aantal van u, christelijke mensen, over deze zaak spreken. Hebt u een zoon die het huis heeft verlaten? Is hij een eigenzinnige, onhandelbare jongeman die weggegaan is omdat hij de beperkingen van een christelijk gezin niet kon verdragen? Het is triest dat het zo is – heel triest, maar wanhoop niet en denk er niet aan om wanhopig over hem te zijn. U weet niet waar hij is, maar God weet het; u kunt hem niet volgen, maar de Geest van God wel. Hij maakt een reis naar Shanghai. Ah, er kan een Paulus in Sjanghai zijn die het middel tot zijn verlossing moet worden, en aangezien die Paulus niet in Engeland is, moet uw zoon daarheen gaan. Gaat hij naar Australië? Daar kan een woord gesproken worden dat door Gods zegen het enige woord is dat hem ooit zal bereiken. Ik kan het niet spreken; niemand in Londen kan het spreken; maar die persoon daar wel; en daarom laat God hem weggaan in al zijn eigenzinnigheid en dwaasheid, zodat hij onder de genademiddelen gebracht kan worden die effectief zullen blijken voor zijn redding.
Menig zeemansjongen was wild, roekeloos, boosaardig, onchristelijk en kwam in een buitenlands ziekenhuis terecht. Ach, als zijn moeder wist dat hij gele koorts had, wat zou ze dan verdrietig zijn, want ze zou concluderen dat haar lieve zoon in Havana of ergens anders zal sterven, om nooit meer naar huis terug te keren. Maar juist in dat ziekenhuis wil God hem ontmoeten. Een zeeman heeft mij zoiets geschreven. Hij vertelt: ‘Mijn moeder vroeg me om elke dag een hoofdstuk te lezen, maar dat heb ik nooit gedaan. Ik belandde in het ziekenhuis in Havana, en toen ik daar lag, lag er een man naast me die stervende was, en op een nacht stierf hij; maar voordat hij stierf zei hij tegen me: Matroos, kun je even hier komen? Ik wil met je praten. Ik heb hier iets dat me heel dierbaar is. Ik was een wilde kerel, maar het lezen van dit pakket preken heeft me tot de Heiland gebracht, en door genade zal ik met goede hoop sterven. Nu, als ik dood en heengegaan ben, wilt u dan deze preken nemen en ze lezen, en moge God ze voor u zegenen. En wilt u een brief schrijven aan de man die deze preken heeft gepreekt en gedrukt, en hem vertellen dat God ze heeft gezegend tot mijn bekering, en dat ik hoop dat Hij ze ook voor u zal zegenen?’
Soms is het ergste wat een jongeman kan overkomen het beste wat hem kan overkomen. Toen hij alles had uitgegeven, ontstond er een ernstige hongersnood in dat land, en hij begon gebrek te lijden, waarop hij zei: ‘Ik zal opstaan en naar mijn vader gaan.’ Misschien is de ziekte die op ondeugd volgt – misschien de armoede die als een gewapend man komt na verkwisting en losbandigheid – slechts liefde in een andere vorm, gezonden om de zondaar te dwingen tot zichzelf te komen en zijn wegen te overwegen en een altijd barmhartige God te zoeken.
Jullie christelijke mensen zien vaak de kleine straatkinderen – de arme zwerfkinderen op straat – en jullie hebben veel medelijden met hen, en terecht. Er is hier een lieve zuster, juffrouw Annie MacPherson, die alleen voor hen leeft. God zegene haar en haar werk! Wanneer men hen ziet, kan men niet blij zijn met hoe ze eraan toe zijn, maar ik heb vaak gedacht dat de armoede en honger van zo’n arm klein kind voor de meeste harten een luidere stem heeft dan hun ondeugd en onwetendheid; maar God wist dat wij niet in staat waren om de roep van de zonde van het kind te horen, en daarom voegde Hij de honger van het kind bij die roep zodat die onze harten zou doorboren.
Mensen zouden in zonde kunnen leven en toch gelukkig zijn als ze welgesteld en rijk waren. En als de zonde ouders niet arm en ellendig maakte, en hun kinderen ongelukkig, dan hadden we dat niet gezien, en zouden we onszelf niet opwekken om er iets aan te doen. Bij sommige ziekten is het een zegen als de aandoening van de patiënt zichtbaar is. Het is afschuwelijk om het te zien, maar het is nog altijd beter dan dat het binnenin verborgen is; en vaak zijn de uiterlijke zonde en de uiterlijke ellende een soort uitwerpen van de ziekte, zodat het oog van degenen die weten waar ze het genezende medicijn kunnen vinden, daardoor naar de ziekte getrokken wordt, en zo wordt de verborgen kwaal van de ziel aangepakt.
Onesimus had thuis kunnen blijven, en hij had misschien nooit een dief hoeven worden, maar hij had verloren kunnen gaan door eigengerechtigheid. Maar nu is zijn zonde zichtbaar. De boef heeft de verdorvenheid van zijn hart laten zien, en nu komt hij onder Paulus’ oog en Paulus’ gebed, en bekeert hij zich. Wanhoop alstublieft nooit aan man of vrouw of kind omdat u hun zonde aan de oppervlakte van hun karakter ziet. Integendeel, zeg tegen uzelf: ‘Dit is hier neergelegd waar ik het kan zien, zodat ik ervoor kan bidden. Het is onder mijn oog gebracht zodat ik me nu kan bezighouden met het brengen van deze arme ziel naar Jezus Christus, de machtige Redder, die de meest verlorenen kan redden.’
Bekijk het in het licht van oprechte, actieve barmhartigheid, en spoor uzelf aan om het te overwinnen. Het is onze plicht om te blijven hopen en bidden. ‘Want hij is wellicht daarom enige tijd van u gescheiden geweest, opdat u hem voor eeuwig zou terughebben.’ Misschien is de jongen zo eigenzinnig geweest dat zijn zonde tot een dieptepunt komt en hij een nieuw hart krijgt. Misschien is het kwaad van uw dochter aan het licht gekomen, zodat de Heere haar nu van zonde zal overtuigen en haar aan de voeten van de Heiland zal brengen. Hoe erg de zaak ook is, hoop op God en bid verder.
3. Ten derde. Onze tekst kan gezien worden als EEN VOORBEELD VAN EEN BETERE VERHOUDING. ‘Want hij is wellicht daarom enige tijd van u gescheiden geweest, opdat u hem voor eeuwig zou terughebben; niet meer als een slaaf, maar als meer dan een slaaf, namelijk een geliefde broeder. Was hij dat in het bijzonder voor mij, hoeveel te meer zal hij het voor u zijn?’ U weet dat we er lang over doen om grote waarheden te leren. Misschien had Filemon nog niet helemaal ontdekt dat het verkeerd voor hem was om een slaaf te hebben. Sommige mensen die in hun tijd heel goed waren, wisten dit niet. John Newton wist niet dat hij verkeerd was in de slavenhandel, en George Whitfield, toen hij slaven achterliet in het weeshuis in Savannah dat hem nagelaten was, dacht er geen moment aan dat hij iets anders deed dan wanneer hij handel dreef met paarden of goud en zilver.
De publieke opinie was niet verlicht, hoewel het Evangelie altijd de essentie van slavernij heeft bestreden. De essentie van het Evangelie is dat we anderen moeten behandelen zoals we zelf behandeld willen worden, en niemand zou de slaaf van een ander willen zijn, en daarom heeft hij geen recht om een ander als slaaf te hebben. Misschien heeft deze brief van Paulus, toen Onesimus wegliep en terugkwam, Filemons ogen een beetje geopend met betrekking tot zijn eigen houding. Ongetwijfeld was hij een uitstekende meester, en vertrouwde hij zijn knecht, en behandelde hij hem helemaal niet als een slaaf, maar misschien beschouwde hij hem niet als een broeder; en nu Onesimus teruggekeerd is, zal hij een betere knecht zijn, maar Filemon zal een betere meester zijn, en niet langer een slavenhouder. Hij zal zijn vroegere dienstknecht als een broeder in Christus beschouwen. Dit is wat de genade van God doet als ze in een gezin komt. Het verandert de verhoudingen niet; het geeft het kind niet het recht om brutaal te zijn en te vergeten dat hij gehoorzaam moet zijn aan zijn ouders. Het geeft de vader niet het recht om zonder wijsheid en liefde over zijn kinderen te heersen, want het vertelt hem dat hij zijn kinderen niet tot toorn moet verwekken, zodat ze niet ontmoedigd worden. Het geeft de knecht niet het recht om een meester te zijn, noch neemt het de positie van de meester weg, of staat het hem toe om zijn autoriteit te overdrijven, maar het verzacht en verzoent alles.
Rowland Hill zei altijd dat hij geen halve cent zou geven voor iemands vroomheid als zijn hond en kat het niet beter hadden nadat hij bekeerd was. Die opmerking had veel gewicht. Alles in huis gaat beter wanneer genade de raderen smeert.De meesteres is misschien wat scherp, snel, bits; wel, ze krijgt wat suiker in haar gestel wanneer ze Gods genade ontvangt. De dienstmeid kan geneigd zijn te treuzelen, laat opstaan, slordig zijn, graag bij de deur staan kletsen; maar als ze waarlijk bekeerd is, houdt dat soort gedrag op. Ze wordt consciëntieus en doet haar plicht zoals het hoort. De meester, tja – hij is de meester, en dat weet u. Maar wanneer hij een waarlijk christelijk man is, heeft hij een zachtmoedigheid, een vriendelijkheid, een bedachtzaamheid over zich. De echtgenoot is het hoofd van de vrouw, maar wanneer hij door genade vernieuwd is, is hij helemaal niet het soort hoofd zoals sommige echtgenoten zijn. De vrouw houdt ook haar plaats en probeert met alle zachtmoedigheid en wijsheid het huis zo gelukkig mogelijk te maken. Ik geloof niet in uw godsdienst, beste vriend, als die alleen bij de Tabernakel en de gebedssamenkomst hoort, en niet bij uw thuis. De beste godsdienst ter wereld is die welke glimlacht aan tafel, werkt aan de naaimachine en vriendelijk is in de huiskamer. Geef mij de godsdienst die schoenen poetst en dat goed doet; eten kookt en het zo kookt dat het eetbaar is; meters katoen afmeet en ze niet een halve inch te kort maakt; honderd meter van een artikel verkoopt en geen negentig als honderd labelt, zoals veel handelaren doen.Dat is het ware christendom dat het hele leven beïnvloedt. Als we waarlijk christenen zijn, zullen we veranderd worden in al onze relaties met onze medemensen, en daarom zullen we degenen die we onze minderen noemen met een heel ander oog bezien. Het is verkeerd van christelijke mensen als ze zo gespitst zijn op kleine fouten die ze bij dienaren zien, vooral als het christelijke dienaren zijn.
Dat is niet de manier om hen te corrigeren. Ze zien iets kleins verkeerd gaan, en oh, ze vallen de arme meisjes aan alsof ze iemand vermoord hebben. Als uw en mijn Meester u zo zouden behandelen, vraag ik me af hoe u dat zou vinden? Hoe snel sommigen hun dienstmeisjes ontslaan voor kleine fouten. Geen excuus, geen tweede kans: ze moeten weg. Menig jongeman is voor de kleinste kleinigheid ontslagen door een christelijke werkgever, terwijl hij had moeten weten dat hij aan allerlei risico’s zou worden blootgesteld; en menig dienstmeisje is weggestuurd alsof ze een hond was, zonder er ook maar over na te denken of er een andere positie te vinden was, en zonder dat er iets werd gedaan om te voorkomen dat ze zou afdwalen.
Laten we toch aan anderen denken, vooral aan hen die Christus net zozeer liefheeft als Hij ons liefheeft. Filemon had kunnen zeggen: ‘Nee, nee, ik neem je niet terug, meneer Onesimus, ik niet. Een ezel stoot zich geen tweemaal aan dezelfde steen. Ik rijd nooit op een paard met kapotte knieën. Je hebt mijn geld gestolen; ik ga je niet terugnemen.’ Ik heb dat soort gesprekken gehoord, u niet? Hebt u zich ooit zo gevoeld? Als dat zo is, ga dan naar huis en bid tot God om zo’n gevoel uit u weg te nemen, want het is slecht spul om in uw ziel te hebben. U kunt het niet meenemen naar de hemel. Wanneer de Heere Jezus Christus u zo vrijelijk heeft vergeven, gaat u dan uw dienaar bij de keel grijpen en zeggen: ‘Betaal mij wat gij schuldig zijt?’ God verhoede dat we in zo’n stemming blijven. Wees medelijdend, gemakkelijk te vermurwen, bereid om te vergeven. Het is veel beter dat u onrecht lijdt dan onrecht doet: veel beter dat u een fout over het hoofd ziet die u had kunnen opmerken, dan een fout opmerkt die u over het hoofd had moeten zien.
“Laat liefde door al je handelingen vloeien,
Laat al uw woorden vriendelijk zijn.”
Staat in de kleine lofzang die we vroeger als kinderen leerden. We zouden het nu moeten oefenen, en:
“Leef als de Zoon van de gezegende maagd,
Dat zachtmoedige en nederige Kind.”
God geve dat wij dat door Zijn oneindige genade mogen doen.
Ik wil dit nog zeggen, en dan ben ik klaar. Als de mysterieuze voorzienigheid van God te zien was in Onesimus’ komst naar Rome, vraag ik me af of er enige voorzienigheid van God is in het feit dat sommigen van u hier vanavond zijn! Het is mogelijk. Zulke dingen gebeuren. Mensen komen hier die nooit van plan waren te komen. Het laatste wat ze zouden hebben geloofd als iemand het had gezegd, is dat ze hier zouden zijn, toch zijn ze hier. Met allerlei bochten en wendingen zijn ze gegaan, maar ze zijn hier op de een of andere manier terechtgekomen. Hebt u een trein gemist en bent u hier binnengestapt om te wachten? Vertrekt uw schip niet zo snel als u had verwacht en bent u daarom vanavond hier? Zeg eens, is dat zo? Ik bid u dan, overweeg dan deze vraag in uw eigen hart: “Betekent dit niet dat God mij wil zegenen? Heeft Hij mij niet met een doel hierheen gebracht, zodat ik vanavond mijn hart aan Jezus mag overgeven zoals Onesimus deed?” Beste vriend, als je in de Heere Jezus Christus gelooft, ontvang je onmiddellijk vergeving voor alle zonden en zul je gered worden. De Heere heeft u in Zijn oneindige wijsheid hier gebracht om dat te horen, en ik hoop dat Hij u ook hier heeft gebracht opdat u het aanneemt, en zo geheel veranderd uw weg zou gaan.
Ongeveer drie jaar geleden sprak ik met een oudere dominee die in zijn vestzak begon te zoeken, maar het duurde lang voordat hij vond wat hij wilde hebben. Uiteindelijk haalde hij er een brief uit die bijna uit elkaar viel, en hij zei: “God de Almachtige zegene u! God zegene u!” En ik zei: ‘Vriend, wat is er?’ Hij zei: “Ik had een zoon. Ik dacht dat hij mij op mijn oude dag zou helpen, maar hij bracht schande over zichzelf en heeft me verlaten. Ik kan niet zeggen waar hij precies heen ging, maar wel dat hij naar Amerika ging. Hij kocht een ticket om van de London Docks naar Amerika te varen, maar hij vertrok niet op de dag die hij had verwacht.” Deze oudere dominee vroeg me om de brief te lezen, en ik las hem, en hij luidde ongeveer als volgt: “Vader, ik ben hier in Amerika. Ik heb een baan gevonden en God heeft mij welvarend gemaakt. Ik schrijf u om vergiffenis te vragen voor de duizend fouten die ik u heb aangedaan en het verdriet dat ik u heb bezorgd, want, God zij geprezen, ik heb de Heiland gevonden. Ik ben lid geworden van de kerk van God hier en hoop mijn leven in dienst van God te stellen. Het gebeurde als volgt: Ik zeilde niet naar Amerika op de dag die ik verwachtte. Ik ging naar de Tabernakel om te zien hoe het daar was, en God ontmoette mij daar. Mr. Spurgeon zei: “Misschien is hier een weggelopen zoon. Moge de Heere hem door Zijn genade roepen. En dat deed Hij.”
Beste vriend, ook al is er niets mysterieus aan, hier zijn we dan. We zijn waar het Evangelie gepredikt wordt, en dat brengt verantwoordelijkheid met zich mee. Als een mens verloren gaat, is het beter voor hem om verloren te gaan zonder het Evangelie gehoord te hebben, dan om verloren te gaan zoals sommigen van u zullen gaan als u omkomt onder het geluid van een heldere, vurige verkondiging van het Evangelie van Jezus Christus. Hoe lang hinkt u al op twee gedachten? ‘Ben Ik al zo lang bij jullie,’ zegt Christus, ‘en kennen jullie Mij nog niet? Al dit onderwijzen en prediken en uitnodigen, en toch bekeert gij u niet?’
O God, bekeer Gij de zondaar, Overtuig hem van zijn verloren staat. Laat hem niet langer treuzelen, opdat hij niet treuzelt totdat hij te laat spijt krijgt van zijn fatale keuze. God zegene u, om Christus’ wil.
Amen