En niemand die een kaars ontsteekt, zet die in het verborgene noch onder een korenmaat, maar op een kandelaar, opdat degenen die inkomen, het licht zien mogen. Lukas 11:33
De krachtige daden van Christus’ verlossing zijn niet in een hoek geschied: ze zijn er om wereldwijd gezien te worden. Als u Jezus niet ziet, is dat niet omdat Hij Zich in de duisternis schuilhoudt, maar omdat uw ogen verblind zijn. Het licht dat van Zijn aangezicht afstraalt, is bedoeld voor de ogen van de mens: de getemperde klaarheid van de heerlijkheid van de Middelaar past bij ogen waarvan wordt gevraagd dat ze op Hem zullen zien, en leven. Het licht is niet voor de rijken, de wijzen en de sterken, maar voor de mens als mens. De leer van onze Heere Jezus Christus is niet bedoeld als het monopolie van een paar geleerde doctores; zij is de gemeenschappelijke erfenis van hen die vermoeid en belast zijn. Zoals de morgen aanbreekt voor alle vermoeide, wakende ogen, schijnt het licht van het heerlijk Evangelie voor allen die in het duister zitten en verlangen naar het licht van God. Wij zijn van nature als een lantaarn waarvan de kaars is gedoofd. De apostel zegt terecht: ‘Eertijds waart gij duisternis.’ Er wordt veel gepraat over het ‘licht van de consciëntie’, maar in velen is dat slechts een zwak pitje waarvan de stralen geen licht zijn, maar een ‘zichtbare duisternis’. Het licht van de natuur is door de vele dingen eromheen zo zwak geworden, en er is zo weinig olie om het in stand te houden, dat het niemand tot het eeuwige leven leidt — wanneer het licht der genade er niet van boven bijkomt, het heldere schijnsel van de Heilige Geest.