Komt herwaarts, ziet de plaats waar de Heere gelegen heeft. Mattheüs 28:6
Iedere gebeurtenis die in verband staat met het leven van Christus, is voor een christen van bijzonder belang. Waar we onze Zaligmaker ook aanschouwen, Hij is al onze aandacht waard.
“In een kribbe lag Hij neder,
weldra werd een kruis Zijn troon.”
Zijn hele uitputtende levensreis lang, van de kribbe in Bethlehem tot aan het kruis op Golgotha, is naar onze mening geplaveid met luister. Iedere plek waarop Hij gestaan heeft, wordt voor onze ziel heilige grond omdat de voeten van de Redder der wereld, onze eigen Verlosser, daar eenmaal neergezet zijn. Wanneer Hij bij Golgotha komt, dan concentreren al onze gedachten zich op Hem in Zijn angsten tijdens de kruisiging. Onze diepe liefde voor Hem laat ons niet toe Hem te verlaten, zelfs niet wanneer Hij, als de strijd voorbij is, de geest geeft. Als Zijn lichaam van het kruis afgenomen wordt, is het in onze ogen nog lieflijk – we blijven teder bij de onbeweeglijke klei dralen. Door het geloof merken we Jozef van Arimathéa op en de schuchtere Nicodémus die, bijgestaan door de heilige vrouwen, de spijkers uittrekken en het gegeselde lichaam naar beneden halen. We zien dat ze Hem in een zuiver fijn lijnwaad winden. Hem haastig met specerijen omgorden, in het graf leggen en dan zelf weggaan voor de sabbatsrust.
We zullen bij deze gelegenheid met Maria meelopen op de morgen van de eerste dag van de week, toen zij voor dag en dauw uit bed kwam en zich haastte om vroeg bij het graf van Jezus te zijn. Als het mogelijk is, zullen we met de hulp van de Heilige Geest proberen haar weg te gaan – niet naar het lichaam maar in de geest. We zullen bij het graf staan. We zullen het onderzoeken en erop vertrouwen dat we een waarheidsgetrouwe stem uit de lege ruimte horen komen, die ons zal vertroosten en onderwijzen. Zo mogen we, als we weggaan, van het graf van Jezus zeggen: “Dit was niet dan de poort des hemels” – een gewijde plaats, zeer indrukwekkend en geheiligd door het dode lichaam van onze dierbare Zaligmaker.
Vanmorgen wil ik beginnen door alle gelovigen uit te nodigen met mij mee te gaan naar het graf van Jezus. “Komt herwaarts, ziet de plaats waar de Heere gelegen heeft.” We zullen ons best doen om de plaats bekoorlijk te maken. We zullen u zachtjes bij de hand nemen om u erheen te leiden. En moge het de Meester behagen onze harten brandende in ons te maken, als we op de weg spreken.
Ga weg, heidenen, wier leven alleen maar uit lachen, gekkigheid en pret bestaat! Ga weg, zelfzuchtigen en wereldsgezinden, die geen gevoel voor het geestelijke hebt, geen vreugde in het hemelse! U hoeft niet mee te gaan. Maar we spreken wel tot Gods beminden, de erfgenamen van de hemel, de geheiligden, de verlosten, de reinen van hart. En tot hen zeggen we: “Komt herwaarts, ziet de plaats waar de Heere gelegen heeft.”
U hebt vast geen aansporing nodig om uw voeten in de richting van het heilige graf te zetten, maar toch zullen we alle macht aanwenden om u in de geest daarheen te leiden. Kom dan, want het is het graf van de heerlijkheid,het is de rustplaats van de Mens,de Heelmeester van het menselijk geslacht, de Overwinnaar van dood en hel. Mensen reizen soms honderden kilometers om de plaats te zien waar een dichter het eerste levenslicht zag. Ze trekken naar de historische graftombes van machtige helden of naar de graven van beroemde personen. Maar waar moet een christen heen om het graf van iemand, zo vermaard als Jezus, te zoeken? Vraag me wie de meest verheven mens is die ooit geleefd heeft en ik zal het u zeggen: dat is de Mens Jezus Christus, “gezalfd met vreugdeolie boven Zijn medegenoten”. Als u een ruimte zoekt die als de laatste rustplaats van een genie diende, ga dan hier naar binnen. Als u aan het graf van de heiligheid zou willen aanbidden, kom dan hier. Als u de gewijde plaats zou willen zien waar de meest uitgelezen beenderen die ooit gevormd zijn enige tijd gelegen hebben, ga dan met mij mee, gelovigen, naar die stille hof, vlakbij de muren van Jeruzalem.
Ga verder met me mee omdat dit het graf van uw beste Vriend,is. De Joden zeiden over Maria: “Ze gaat naar het graf, opdat zij aldaar wene”. Sommigen van u hebben misschien vrienden verloren en u hebt bloemen op hun graf geplant, ’s Avonds gaat u daar op het perk zitten en bevochtigt u het gras met uw tranen. Daar ligt uw moeder en daar uw vader of uw vrouw. O, ga in bedroefd gepeins verzonken met me mee naar deze donkere hof waar onze Zaligmaker begraven werd. Kom naar het graf van uw beste Vriend, van uw Broeder-ja. Iemand Die “dichterbij is dan een broeder”. Kom naar het graf van uw dierbaarste Bloedverwant. O christen, Jezus is uw Man. “Uw Maker is uw Man, HEERE der heerscharen is Zijn Naam.” Trekt de liefde u niet? Verlokken de zoete lippen der liefde u niet? Is de plaats niet geheiligd, waar een zo Beminde sliep, al was het maar voor een ogenblik? U hebt vast geen behoefte aan een welsprekend betoog. Als dat nodig zou zijn, moet u niet bij mij wezen. Ik ben alleen bij machte om op een eenvoudige maar toch ernstige manier deze woorden te herhalen: “Komt herwaarts, ziet de plaats waar de Heere gelegen heeft.” Breng op deze Paasmorgen een bezoek aan Zijn graf, want het is het graf van uw beste Vriend.
Bovendien wil ik u nader aansporen tot deze gewijde pelgrimstocht, want engelen nodigen u.Het waren engelen die zeiden: “Komt herwaarts, ziet de plaats waar de Heere gelegen heeft.” In het Aramees staat er: “Komt herwaarts, ziet de plaats waar onzeHeere gelegen heeft.” Ja, zowel de engelen als die arme vrouwen gebruikten hetzelfde voornaamwoord: onze.Jezus is de Heere, zowel van de engelen als van de mensen. U krachteloze vrouwen, u hebt Hem Heere genoemd, u hebt Zijn voeten gewassen, u hebt in Zijn behoeften voorzien, u hebt aan Zijn lippen gehangen om Zijn honingzoete spreuken op te vangen, u bent meegesleept door Zijn woorden van macht. U noemt Hem Meester en Heere, en u zegt het terecht. “Maar”, zei de seraf, “Hij is ook mijn Heere.” En terwijl hij zijn hoofd buigt, zegt hij zachtjes: “Komt herwaarts, ziet de plaats waar onzeHeere gelegen heeft.” Bent u dan bang, christen, om dat graf in te gaan? Vreest u naar binnen te stappen, als de engel met zijn vinger wijst en zegt: “Kom, zullen we samen, engelen en mensen, naar de Koninklijke slaapkamer gaan?” U weet dat er inderdaad engelen Zijn graf zijn binnengegaan, want er zat er één aan het hoofd en één aan de voeten, in gepeins verzonken. Ik stel me voor dat die blinkende cherubs daar met elkaar zaten te praten. De één zei: “Daar hebben Zijn voeten gelegen”; en de ander antwoordde: “En hier Zijn handen en daar Zijn hoofd”. In hemelse taal praatten ze over de geheimenissen van God. Toen bukten ze zich en kusten de rotsbodem, een gewijde plek voor de engelen zelf, niet omdat zij verlost waren, maar omdat hun Meester en Vorst, Wiens hoge bevelen zij gehoorzaamden, daar enige tijd had gelegen, geketend door de dood en gevangen door de vernietiging.
Kom dan, gelovigen, want de engelen zijn de poortwachters, die de deur kunnen ontgrendelen. Kom dan, want een cherub is de gezant, die u de plaats van de dood zelf zal binnenleiden. Nee, deins niet terug bij de ingang. Laat de duisternis u geen schrik aanjagen. Het gewelf is niet vochtig van de wasem van de dood en de lucht is ook niet verderfelijk. Kom dan, want het is een reine en heilzame plaats. Wees niet bang om dat graf binnen te gaan. Ik geef toe dat catacomben niet de plaatsen zijn waar wij, als we vol vreugde zijn, graag heen zouden gaan. Er is iets droefgeestigs en ongezonds aan zulke gewelven. Er zijn schadelijke dampen van verderving. Menigmaal is er een epidemie ontstaan waar een dood lichaam gelegen heeft. Maar vrees niet, christen, want Christus is niet verlaten in de hel – in het dodenrijk – noch heeft Zijn vlees verderving gezien.
Kom dan, er hangt hier geen vieze lucht; ja, het is eerder parfum. Kom maar naar binnen. En als u ooit de bries van Ceylon of de winden van de wouden van Arabië ingeademd hebt, dan zult u merken dat die ver overtroffen worden door deze zoete, heilige geur die door het gezegende lichaam van Jezus achtergelaten is. Die albasten fles, die eenmaal de Godheid bevatte, was lieflijk en kostbaar. Denk maar niet dat u het onaangenaam voor uw zintuigen zult vinden. Jezus heeft geen ontbinding gekend. Geen wormen hebben ooit Zijn vlees verslonden. Zijn beenderen hebben niet blootgestaan aan de vertering. Hij heeft geen verderving gezien. Drie dagen lang heeft Hij gesluimerd, maar dat was niet lang genoeg om te vergaan. Snel daarna stond Hij op; net zo volkomen als Hij was toen Hij erin ging, net zo gaaf als toen Zijn ledematen zich ter ruste begaven. Kom dan, christen, neem het serieus in overweging, verzamel al uw kracht. Hier hebt u een lieflijke uitnodiging en laat me die opnieuw benadrukken. Laat me u bij de hand van de overdenking nemen. Laat me u bij de arm van de verbeelding nemen en laat me weer tot u zeggen: “Komt herwaarts, ziet de plaats waar de Heere gelegen heeft.”
Er is nog een reden waarom ik zou willen dat u dit Koninklijke graf bezoekt: omdat het een rustige plaats is.O, wat heb ik naar rust verlangd. Ik heb het geklets van deze wereld al zo lang moeten aanhoren dat ik gebeden heb om een hut ergens in een uitgestrekte wildernis, waar de schaduwen zich aaneenrijgen, waar ik me voor altijd zou kunnen verstoppen. Ik ben dit afmattende, uitputtende leven zat. Mijn gestel is lusteloos, mijn geest wil dolgraag even uitrusten. Ik wenste wel dat ik even aan de oever van een kabbelend beekje kon gaan liggen, zonder enig ander gezelschap dan de mooie bloemen of de ruisende wilgen. Ik wenste wel dat ik daar in stilte achterover kon leunen, waar de lucht balsem aan het gekwelde gemoed verschaft, waar geen ander gebrom is dan het zoemen van een bij, geen ander gefluister dan dat van de zachte westenwind, geen ander lied dan het kwinkeleren van een leeuwerik. Ik ben een man van de wereld geworden. Mijn hersenen zijn gepijnigd, mijn geest is vermoeid. O, zou u rust willen hebben, christen? Koopman, zou u willen rusten van uw gezwoeg? Zou u voor een keer tot bedaren willen komen? Kom dan hierheen. De rust is te vinden in een aangename hof, ver van het drukke Jeruzalem. Het rumoer en het lawaai van haar bedrijvigheid zullen u daar niet bereiken. “Komt herwaarts, ziet de plaats waar de Heere gelegen heeft.” Het is een lieflijke rustplaats, een ontvangstkamer voor uw geest, waar u het stof der aarde van uw kleding mag kloppen en een weinig in vrede mag mijmeren.
Op deze wijze heb ik de uitnodiging beklemtoond. Nu gaan we het graf in. Laten we het met grote aandacht onderzoeken en van ieder detail dat ermee verbonden is, goed nota nemen.
Merk als eerste op dat het een kostbare grafspelonk is.Het is geen gewoon graf. Het is niet een met een spa uitgegraven gat voor een arme sloeber, waarin diens ziekelijke en oververmoeide beenderen verborgen worden. Het is een vorstelijke tombe, van marmer gemaakt en in een heuvel uitgehouwen. Ga hier staan, gelovige, en vraag u af waarom Jezus zo’n kostbare grafspelonk had. Hij had geen eersterangs kleding. Hij droeg een rok zonder naad, van boven af geheel geweven, zonder enige opsmuk. Hij bezat geen weelderig paleis, want Hij had niets, waar Hij het hoofd zou neerleggen. Zijn sandalen waren niet met goud afgezet, noch met briljanten versierd. Hij was arm. Waarom ligt Hij dan in een imposant graf? Welnu, dit is de reden: Christus werd pas geëerd toen Hij Zijn lijden volbracht had. Het lichaam van Christus werd blootgesteld aan vernederingen, schande, gespuug, geselingen en verwijten totdat Hij Zijn belangrijke werk afgemaakt had. Hij werd met voeten getreden. “Hij was veracht, en de onwaardigste onder de mensen, een Man van smarten, en verzocht in krankheid.” Maar op het moment dat Hij voleindigd had wat Hij begonnen was, sprak God: “Nooit meer zal dat lichaam te schande gemaakt worden. Als het sluimeren moet, laat het dan in een eervol graf zijn. Als het rusten moet, laten aanzienlijken het dan begraven. Laten Jozef, de raadsheer, en Nicodémus, iemand van het Sanhedrin, bij de begrafenis aanwezig zijn. Laat het lichaam gebalsemd worden met kostbare specerijen. Laat het eer ontvangen. Het heeft al genoeg vernederingen, schande, verwijten en geselingen ontvangen. Laat het nu met respect behandeld worden.” Christen, begrijpt u de betekenis hiervan? Toen Jezus Zijn werk volbracht had, sliep Hij in een kostbaar graf, want Zijn Vader had Hem lief en bewees Hem eer nu Zijn werk af was.
Het is weliswaar een kostbaar graf, maar toch is het geleend.Ik zie erboven geschreven staan: “Gewijd aan de nagedachtenis van de familie van Jozef van Arimathéa”. Niettemin heeft Jezus daar geslapen. Hij werd in het graf van iemand anders begraven. Hij had Zelf geen huis bezeten en in de woningen van andere mensen gerust. Hij had geen tafel gehad, maar van de gastvrijheid van Zijn discipelen geleefd. Hij had schepen geleend om in te preken en helemaal geen bezittingen gehad. En nu moest Hij uit barmhartigheid een graf toebedeeld krijgen. O, zouden de armen dan geen moed vatten? Ze zijn bang om op kosten van hun buren begraven te moeten worden. Maar als hun armoede niet vermeden kon worden, waarom zouden ze zich dan schamen, aangezien Jezus Christus Zelf in het graf van een ander ter aarde besteld werd? Ach, ik wenste wel dat ik het graf van Jozef gehad had, zodat Jezus erin begraven zou kunnen worden. De beste Jozef dacht dat hij het voor zichzelf had uitgehouwen en dat hij daar zijn beenderen ter ruste zou kunnen leggen. Hij had het als familiegraf uitgehouwen, maar zie, de Zoon van David maakt het tot één van de koningsgraven. Door het uit te lenen aan de Heere, raakte Hij het echter niet kwijt. Integendeel. Hij kreeg het met aanzienlijke rente terug. Hij had het slechts drie dagen uitgeleend en toen gaf Christus het al weer terug. Hij had het niet beschadigd maar juist welriekend gemaakt en geheiligd, ja veel heiliger gemaakt, zodat het een eer zou zijn om daarin in de toekomst begraven te worden.
Het was een geleend graf, maar waarom? Niet om Christus te onteren, neem ik aan, maar om te laten zien dat, net zoals Zijn zonden geleende zonden waren, ook Zijn begrafenis in een geleend graf plaatsvond. Christus had geen overtredingen begaan, maar toch heeft Hij de onze op Zich genomen. Hij had nooit kwaad gedaan, maar toch heeft Hij al mijn zonden gedragen, en die van u, als u gelovig bent. Wat Zijn volk betreft, is het waar: Hij heeft hun krankheden op Zich genomen en hun smarten heeft Hij in Zijn lichaam aan het kruis gedragen. Daarom, aangezien het de zonden van andere mensen waren, rustte Hij ook in het graf van een ander. Aangezien het aangerekende zonden waren, werd dat graf Hem ook alleen maar aangerekend. Het was uiteindelijk niet Zijn grafspelonk, maar die van Jozef.
Laten we van dit gewijde onderzoek niet moe worden, maar laten we met grote aandacht alles wat met deze heilige plaats verbonden is, in ons opnemen. Het graf, merken we op, was in een rots gehouwen.Waarom was dat? De Rots der eeuwen werd in een rots begraven – een Rots in een rots. Maar waarom dan? De meeste mensen suggereren dat het zo verordineerd was, opdat het duidelijk zou zijn dat de discipelen, of anderen, er niet op een heimelijke manier binnen zouden kunnen gaan en het lichaam wegnemen. Dat is goed mogelijk, maar, o mijn ziel, kunt u geen geestelijke reden bedenken? Dat graf van Christus was in een rots gehouwen. Het was niet van aarde gevormd zodat het door het water uitgesleten zou kunnen worden, of zou kunnen verbrokkelen en in verval raken. De grafspelonk is er, geloof ik, nog tot op deze dag. En als het niet tastbaar is, dan toch zeker geestelijk. Hetzelfde graf dat de zonden van Paulus wegnam, zal ook mijn ongerechtigheden in zich opnemen. Want als ik mijn schuld kwijt wil raken, dan moet het van mijn schouders af het graf in rollen. Het was in een rots gehouwen, zodat, als een zondaar duizend jaar geleden behouden kon worden, ik ook gered kan worden. Het is immers een rotsgraf waarin de zonde begraven werd. Het was een rotsgraf van marmer waarin mijn misdaden voor eeuwig neergelegd werden, begraven om nooit meer opgewekt te worden.
U zult bovendien zien dat dit een graf was waarin nog nooit iemand gelegd was. Christopher Ness heeft eens gezegd: “Toen Christus geboren werd, lag Hij in een maagdelijke schoot en toen Hij stierf, werd Hij in een maagdelijk graf gelegd. Hij heeft geslapen waar nog nooit iemand gelegen heeft.” De reden hiervoor was dat niemand nu zou kunnen zeggen dat iemand anders was opgestaan, want er had nooit een ander lichaam in gelegen. Een persoonsverwisseling was dus uitgesloten. Er kon ook niet beweerd worden dat de één of andere oude profeet op die plaats begraven lag en dat Christus opstond omdat Hij diens beenderen had aangeraakt. U herinnert zich wel wat er gebeurde in het graf van Elisa. Ze lieten een man in diens graf zakken en zie, hij raakte het gebeente van de profeet aan en kwam weer tot leven. Christus heeft geen beenderen van een profeet aangeraakt, want niemand had daar ooit gelegen. Het was een nieuwe kamer waar de Vorst der aarde drie dagen en drie nachten rustte.
We hebben zo met aandacht iets geleerd, maar laten we ons nog eenmaal bukken voordat we het graf verlaten. Er is nog iets merkwaardigs te zien. We zien het graf, maar ziet u ook de grafdoeken,allemaal netjes op hun plaats gelegd, en de zweetdoek, terzijde op een andere plaats opgerold? Waarom zijn de grafdoeken opgerold? De Joden beweerden dat rovers het lichaam ontvreemd hadden. Maar als dat zo is, dan zouden ze toch zeker ook de doeken gestolen hebben? Ze zouden er nooit aan gedacht hebben om ze op te rollen en ze zo netjes neer te leggen. Ze zouden veel te veel haast gehad hebben om daaraan te denken. Waarom was het dan? Om ons duidelijk te maken dat Christus niet op een haastige manier het graf verlaten heeft. Hij heeft tot op het laatste moment geslapen. Toen ontwaakte Hij, maar Hij ging niet uit met haast. Ze zullen niet met haast uitgaan, noch met de vlucht heengaan, maar op de gezette tijd zal Zijn volk tot Hem komen. Dus op het juiste uur, op de gezette tijd, werd Jezus Christus rustig wakker, legde Zijn grafdoeken af, liet ze allemaal achter en kwam in Zijn reine en naakte onschuld voor de dag. Wellicht om ons te laten zien dat klederen het gevolg van de zonde zijn. Toen de zonde door Christus verzoend was, liet Hij alle gewaden achter, want kleding is het symbool van schuld. Als we niet gezondigd hadden, zouden we ze nooit nodig gehad hebben.
Let erop dat de zweetdoek terzijde op een andere plaats opgerold lag. De grafdoeken werden achtergelaten opdat iedere christen die heengaat, ze kan dragen. Het sterfbed is goed opgemaakt met de gewaden van Jezus. De zweetdoek was echter terzijde op een andere plaats gelegd omdat een christen deze, als hij sterft, niet nodig heeft. Hij wordt door de rouwklagers gebruikt en alleen door hen. We zullen allen grafdoeken dragen maar we zullen geen zweetdoek nodig hebben. Als onze vrienden sterven, wordt de zweetdoek voor ons gebruik terzijde gelegd. Maar wordt deze door onze ten hemel gevaren broeders en zusters gebruikt? Nee. De Heere God heeft alle tranen van hun ogen afgewist. Wij staan naar de lichamen van onze gestorven geliefden te kijken en we maken hun gezicht nat met onze tranen. We laten hele stortbuien van verdriet op hun hoofd neerkomen. Maar wenen zipO nee. Als zij vanuit de hemelse gewesten tot ons zouden kunnen spreken, dan zouden ze zeggen: “Ween niet voor mij, want ik ben verheerlijkt. Bedrijf geen rouw om mij. Ik heb een boze wereld achter me gelaten en ben een veel betere binnengegaan.” Zij hebben geen zweetdoek – zij wenen niet. Het is eigenaardig dat degenen die de dood ondergaan niet wenen, maar degenen die hen zien sterven juist wel. Een kind huilt als het geboren wordt, terwijl de anderen lachen – zeggen de Arabieren – en als het sterft, lacht het, terwijl de anderen huilen. Zo is het ook met een christen. O, wat een zegen! De zweetdoek is op een andere plaats terzijde gelegd, omdat christenen die nooit zullen gebruiken als ze sterven.
Aldus hebben we het graf met grote aandacht onderzocht en er, naar ik hoop, ons voordeel mee gedaan. Maar dat is nog niet alles. Ik houd van een godsdienst, die voor een groot deel uit gevoelens bestaat. Als ik ertoe in staat was, zou ik, als een concertmeester, de snaren van uw hart willen aanraken en er een prachtige, ernstige melodie uit halen, want het is een zeer ernstige plaats waarin ik u geleid heb.
Allereerst vraag ik u de plaats waar de Heere gelegen heeft met gevoelens van diepe smartte bezien. Kom dan, geliefden, uw Jezus heeft daar eenmaal gelegen. Hij werd gedood, mijn ziel, en u was de moordenaar.
“Van al den last dier
plagen, met Goddelijk
geduld, o Heer, door U
gedragen, heb ik, heb ik de schuld!”
Ik heb Hem gedood – deze rechterhand heeft de dolk in Zijn hart gestoken. Mijn daden hebben Christus gedood. Helaas heb ik mijn Beminde gedood. Ik heb Hem omgebracht, Die mij met een eeuwige liefde heeft liefgehad. O, laat uw smart de vrije loop, christenen, want u hebt er alle reden toe. Ik ben het met Hart eens als hij zegt dat er een tijd was in zijn leven dat hij zo met Christus meeleefde dat hij bij de dood van Christus meer smart voelde dan vreugde. Het leek zo droevig dat Christus moest sterven. En voor mij lijkt het vaak een te hoge prijs die Christus met Zijn eigen bloed betaalde. Ik denk dat ik Hem zo liefheb, dat ik, als ik merkte dat Hij zou gaan lijden, net zo slecht als Petrus geweest zou zijn en gezegd zou hebben: “Dit zal U geenszins geschieden, Heere”. Maar Hij zou dan tot mij gezegd hebben: “Ga weg achter Mij, satanas!” Die liefde is Hem immers niet aangenaam, die wilde voorkomen dat Hij zou sterven. “De drinkbeker, die Mij de Vader gegeven heeft, zal Ik die niet drinken?” Toch denk ik dat ik Hem, als ik Hem naar het kruis had zien gaan, graag had willen tegenhouden en gezegd zou hebben: “O Jezus, U zult niet sterven. Ik kan dat niet toelaten. Wilt U voor mijn leven zo’n kostbare prijs betalen?” Het lijkt me te kostbaar voor Hem, Die de Vorst des levens en der heerlijkheid is, om Zijn schone ledematen in angst te laten kwellen. De handen, die goedertierenheid schonken, werden met vervloekte spijkers doorboord. Het hoofd, dat altijd met liefde bekleed was, werd met harde doornen doorgraven. Het is te erg.
O christen, ween dan en laat uw smart toenemen. Is de prijs niet veel te hoog dat uw Beminde Zichzelf voor u moest overgeven? O, ik weet zeker dat iemand, als hij door een ander van de dood gered werd, zich altijd zeer verdrietig zou voelen als zijn redder bij die poging zijn leven verloor. Ik had eens een vriend die, toen hij aan de oever van een bevroren riviertje stond, een jongen erin zag liggen. Hij sprong het ijs op om hem te redden.
Nadat hij de jongen vastgepakt had, nam hij hem in zijn armen en riep uit: “Hier is hij! Hier is hij! Ik heb hem gered!” Maar juist toen ze de jongen aangepakt hadden, zakte hij zelf weg en zijn lichaam werd pas enige tijd later gevonden toen hij al even gestorven was. Zo is het nu ook met Jezus. Mijn ziel verdronk. Vanuit de hoge poort van de hemel zag Hij mij in de diepten van de hel verzinken en Hij sprong me na.
“ ’k Lag machteloos gebonden:
Gij komt en maakt mij vrij!
Ik was bevlekt met zonden:
Gij komt en reinigt mij!”
Ach, we mogen onze zonden inderdaad wel betreuren, want die hebben Jezus gedood. En nu, christen, verander voor een ogenblik van toon. “Komt herwaarts, ziet de plaats waar de Heere gelegen heeft”, met vreugde en blijdschap. Hij ligt daar nu niet meer. Ween, als u het graf van Christus ziet, maar verblijd u omdat het leeg is. Uw zonde heeft Hem gedood, maar Zijn Godheid heeft Hem opgewekt. Uw schuld heeft Hem vermoord, maar Zijn gerechtigheid heeft Hem hersteld. Hij heeft de banden des doods verbroken. Hij heeft de grafdoeken losgemaakt. Hij is als meer dan Overwinnaar verrezen, de dood vermorzelend onder Zijn voeten. Verblijd u, o christen, want Hij is daar niet – Hij is opgestaan. “Komt herwaarts, ziet de plaats waar de Heere gelegen heeft.”
Nog één gedachte en dan zal ik nog wat zeggen over de lering die we uit dit graf mogen trekken. “Komt herwaarts, ziet de plaats waar de Heere gelegen heeft”, met diep ontzag,want u en ik zullen daar ook moeten liggen. Het is een feit dat we er niet vaak bij stilstaan dat wij allemaal weldra zullen sterven. Ik weet dat ik uit stof gemaakt ben en niet uit ijzer. Mijn botten zijn niet van koper, noch mijn spieren van staal. Aanstonds zal mijn lichaam tot zijn natuurlijke elementen vervallen. Probeert u zich wel eens het moment van uw ontbinding voor te stellen?
“Ontwaak, gij die slaapt in de zonde, met
spoed, de nacht is zo lang reeds verdwenen!
Het licht der genade, met blijdschap begroet,
heeft d’ aarde reeds eeuwen beschenen.
En groots is uw roeping en heilig uw taak,
En d’uren zijn weinig: ontwaak dan, ontwaak!”
Geliefden, sommigen van u beseffen niet goed hoe oud ze zijn, hoe dicht bij de dood. Een manier om aan onze leeftijd te denken is door te zien hoeveel er nog rest. Stel u eens voor hoe oud tachtig jaar is en ga dan na hoe weinig jaren het duurt voordat u daar bent. We dienen ons onze zwakheid te beseffen. Ik heb wel eens geprobeerd om aan het moment van mijn overlijden te denken. Ik weet niet of ik een gewelddadige dood zal sterven of niet. Maar ik bid God wel of mijn dood plotseling mag komen, want een plotselinge dood geeft een plotselinge heerlijkheid. Ik wenste wel dat ik zo’n gezegend heengaan mocht kennen als dr. Beaumont en op mijn kansel sterven, mijn lichaam met mijn ambt neerleggen en in één keer mijn werk en leven beëindigen. Maar ik heb het niet voor het zeggen. Stel dat ik wekenlang in pijn, kwelling en angst op sterven lig. Als het moment aanbreekt, dat moment dat te ernstig voor woorden is, waarop de geest het leem verlaat – en laten de artsen het dan weken of jaren mogen uitstellen, zoals we zeggen, hoewel dat niet waar is wees dan, o lippen, stemmeloos en ontheilig de plechtigheid van dat moment niet. Als de dood komt, wat zal de sterke dan neerbuigen. Wat zal de machtige vallen. Ze zeggen misschien dat ze niet willen sterven, maar er is geen hoop voor hen. Ze moeten zich erbij neerleggen, de pijl zit in de roos. Ik heb iemand gekend die een goddeloze stakker was. En ik zal nooit vergeten hoe hij zijn slaapkamer op en neer liep, zeggend: “O God, ik wil niet sterven, ik wil niet sterven”. Toen ik hem vroeg om op bed te gaan liggen, want hij was stervende, zei hij dat hij niet zou sterven als hij nog kon lopen. En hij bleef lopen totdat hij inderdaad stierf. Hij blies in hevige kwellingen zijn laatste adem uit, aanhoudend schreeuwend: “O God, ik wil niet sterven”.
O, dat ogenblik, dat laatste ogenblik. Zie, hoe klam van het zweet het voorhoofd is, hoe droog de tong, hoe schraal de lippen zijn. De mens sluit zijn ogen, sluimert wat en opent ze dan weer. Als hij christen is, kan ik me zo voorstellen dat hij zegt:
“In Uw hoede zijn wij wèl
geborgen, en schoon eerlang ’t oog
ons breek’, open gaat het op de
grote morgen na deez’ aardse lijdensweek.”
We kunnen niet precies zeggen wanneer een mens sterft. Eén lichte zucht en de geest scheidt zich af. We hebben nauwelijks “hij is heengegaan” gezegd of de verloste geest neemt zijn woonstede bij de troon.
Kom dan naar de spelonk van Christus want het stille gewelf zal weldra uw verblijfplaats zijn. Kom naar het graf van Christus want daar moet u sluimeren. En juist u, zondaren, vraag ik om ook één ogenblik mee te gaan, omdat u, net als de rest van ons, ook moet sterven. Uw zonden kunnen u niet uit de klauwen van de dood houden. Echt waar, zondaar, ik wil dat u ook op het graf van Christus ziet, want als u sterft, kan het u misschien goed gedaan hebben om eraan te denken. U hebt wel gehoord dat Koningin Elisabeth het uitriep, dat ze een koninkrijk voor een enkel uur had willen geven. Of anders hebt u van de wanhopige man aan boord van de Arctic gehoord, die, toen het schip zonk, naar de reddingssloep schreeuwde: “Kom terug! Ik zal u £30.000 geven als u wilt terugkomen om me mee te nemen”. Arme man, het zou nog niet veel zijn als hij dertigduizend werelden had gehad, als hij daarmee zijn leven had kunnen verlengen. “Huid voor huid, en al wat iemand heeft, zal hij geven voor zijn leven.” Sommigen van u die vanmorgen nog lachen, die een vrolijk uur in deze zaal wilden doorbrengen, zullen spoedig sterven en dan zult u bidden en smeken voor uw leven en roepen om nog een rustdag. O, wat zullen de rustdagen die u verkwist hebt u als spoken achtervolgen! Wat zullen ze hun slangenhaar in uw ogen slingeren! Wat zult u moeten treuren en wenen, omdat u kostbare uren verknoeid hebt; uren die, nu ze voorbij zijn, te ver weg liggen om ooit weer terug te roepen. Moge God u behoeden voor hevige gewetenswroeging.
En nu, christen, “komt herwaarts, ziet de plaats waar de Heere gelegen heeft”, om enkele lessen te leren. Wat hebt u gezien toen u de plaats bezocht “waar de Heere gelegen heeft”? “Hij is hier niet; want Hij is opgestaan.”
Het eerste wat u opvalt als u bij Zijn lege graf staat, is Zijn Godheid.Die in Christus gestorven zijn, zullen bij de opstanding eerst opstaan. Maar Hij, Die het eerst opstond, hun Leidsman, stond op een andere wijze op. Zij staan op door geschonken kracht. Hij stond op door eigen kracht. Hij kon in het graf niet slapen omdat Hij God was. De dood had niet langer heerschappij over Hem. Er is geen beter bewijs van de Godheid van Christus dan Zijn opzienbarende opstanding, toen Hij door de heerlijkheid van de Vader uit het graf verrees. O christen, uw Jezus is God. Zijn brede schouders, die u omhoog houden, zijn Goddelijk. En hier hebt u er het beste bewijs van: Hij stond op uit het graf.
Een tweede lering die hier verstrekt wordt, zal u waarschijnlijk wel bekoren, als de Heilige Geest die met kracht toepast. Zie dat lege graf, o ware gelovige: het is een teken van uw vrijspraaken van de volledige kwijtschelding van uw straf. Als Jezus de schuld niet had betaald, dan zou Hij nooit uit het graf verrezen zijn. Hij zou daar tot op dit moment nog gelegen hebben als Hij de hele schuld niet had weggewist en zo aan Gods eeuwige wraak voldaan. O geliefden, is dat geen overweldigende gedachte?
“Het grote werk, dat Hij aanvaardde, al
d’ eeuwen door met smart verwacht, dat
is volbracht: juich hemel, aarde, juicht
zondaars, ‘t is voor u volbracht!”
De hemelse gevangenisbewaarder is gekomen. Een blinkende engel daalde uit de hemel neer en heeft de steen weggerold. Hij zou dat echter niet gedaan hebben als Christus niet alles volbracht had. Hij zou Hem daar gehouden hebben en gezegd: “Nee, nee, U bent nu de zondaar. U draagt de zonden van al Uw uitverkorenen op Uw schouders en ik zal u pas vrijlaten als U de allerlaatste cent betaald hebt.” In Zijn vrijlating zie ik mijn eigen vrijspraak. Het bloed van Jezus is vergoten tot een volkomen verzoening voor al mijn zonden.
Als een gerechtvaardigde heb ik geen zonde meer in Gods boek staan. Als ik daarin zou kunnen bladeren, dan zou ik zien dat iedere schuld van mij voldaan en kwijtgescholden is.
“Geen mens kan voor een mens
voldoen, geen engel, groot in macht.
Gods Zoon gaf Zelf Zich als rantsoen,
Hij heeft het al volbracht.”
Er is nog een lering die we kunnen trekken en daarmee zullen we besluiten: het leerstuk van de wederopstanding.Jezus is opgestaan en als de Hee- re is onze Zaligmaker opgestaan. Dit betekent dat al Zijn volgelingen ook zullen opstaan. Sterven moet ik – dit lichaam zal een feestmaal voor de wormen worden; die kleine kannibalen zullen het opeten. Mogelijkerwijs zal het van het ene deel van de wereld naar het andere verspreid worden. De samenstellende delen van dit lichaam van mij zullen door planten opgenomen worden, van planten overgaan op dieren en zo naar vergelegen gebieden vervoerd worden. Maar bij het klinken van de bazuin van de archangel zal ieder afzonderlijk deeltje van mijn lichaam zijn wederhelft vinden. Zoals de beenderen die in de vallei van het visioen lagen, al waren ze van elkaar gescheiden, zullen ze elkaar vinden op het moment dat God •’ spreekt. Dan zal er vlees op komen. De vier winden der aarde zullen blazen en de geest zal in hen terugkeren. Dus, laat me dan maar sterven, laat beesten me maar verslinden, laat vuur dit lichaam maar in gas en damp veranderen, niettemin zullen al zijn delen hersteld worden. Juist dit lichaam zelf zal uit het graf herrijzen, verheerlijkt en gelijk aan het lichaam van Christus. Toch zal het hetzelfde lichaam zijn, want dat heeft God gezegd. Hetzelfde lichaam van Christus is opgestaan en dat zal ook voor mij gelden. O mijn ziel, bent u nog bang om te sterven? U zult uw deelgenoot voor enige tijd verliezen, maar u zult in de hemel weer met elkaar verbonden worden. Lichaam en ziel zullen voor Gods troon herenigd worden.
Het graf – wat is dat dan? Het is het bad waarin een christen de kleding van zijn lichaam legt om die te laten wassen en reinigen. De dood – wat is dat? Het is de wachtkamer waarin we ons aankleden voor de eeuwigheid. Het is de plaats waar het lichaam zich, zoals Esther, in specerijen baadt opdat het geschikt zal zijn voor de omhelzing van zijn Heere. De dood is de poort tot het leven. Ik zal dan de dood niet vrezen, maar zeggen:
“Jezus leeft, nu is de dood
ons een ingang tot het leven.
Welk een rust in stervensnood
zal dit woord ons harte geven.
Gij, o Heiland, Gij alleen,
Gij zijt onze troost alleen!”
Komt dan herwaarts, ziet met de allerheiligste overpeinzing de plaats waar de Heere gelegen heeft. Breng de middag door, geliefden, met het overdenken van deze dingen. Ga dikwijls naar het graf van Christus om er zowel te wenen alsmede u te verblijden. U vreesachtigen, wees niet bang om toe te naderen, want het is geen geringe zaak te bedenken dat het de angst was die Christus begraven heeft. Het geloof zou Hem helemaal geen begrafenis gegeven hebben. Het geloof zou Hem boven de grond gehouden hebben en Hem nooit hebben laten begraven, want het zou gezegd hebben dat het zinloos was om Christus te begraven als Hij toch weer zou opstaan. De angst heeft Hem begraven. Nicodémus, de nachtdiscipel, en Jozef van Arimathéa zijn in het verborgen, uit vrees voor de Joden, gekomen en hebben Hem begraven. Daarom, vreesachtigen, mag u ook gaan. U twijfelende, u bezorgde, u wanhopige en u beangstigde, ga daar maar vaak heen. Laat het uw geliefkoosde verblijfplaats zijn; bouw daar een tabernakel en verblijf daar. En als u in nood en smart zit, zeg dan maar vaak tot uw hart: “Komt herwaarts, ziet de plaats waar de Heere gelegen heeft.”
Amen.