Verzadig ons in de morgenstond met Uw goedertierenheid (Engelse vertaling: met Uw genade), zo zullen wij juichen, en verblijd zijn in al onze dagen Psalm. 90: 14.
Israël had een lange nacht van beproeving doorstaan. Dicht was de duisternis toen ze in Egypte verbleven en troosteloos was de grauwe schemer van de woestijn waarin velen van hen begraven werden. Ondanks vele wonderen van genade moet het verdriet heel groot zijn geweest als op iedere plek waar ze hun tenten opsloegen vele graven gedolven werden, totdat het hele traject dat ze hadden afgelegd één langgerekte begraafplaats was geworden. Ik denk dat er onder hen iedere dag minstens vijftig personen stierven -als het er al niet drie keer zo veel waren- zodat ze bij ondervinding het vers uit Psalm 90 leerden begrijpen: ‘Want wij vergaan door Uw toorn; en door Uw grimmigheid worden wij verschrikt.’
Ze liepen de vermoeiende mars van mensen die op zoek zijn naar graven; ze reisden naar een land dat ze nooit konden bereiken, vermoeid door een taak waarvan alleen hun kinderen voordeel zouden hebben. U kunt zich makkelijk voorstellen hoe deze belaste mensen verlangden naar de tijd dat de ware dag van Israël zou dagen, als de zwarte middernacht van Egypte en het schemerdonker van de woestijn zouden wijken voor de rijzende zon van de stabiele rust in Kanaan.
Heel gepast was het gebed dat Mozes -degene die heel die menigte vertegenwoordigde- opzond: ‘Verzadig ons in de morgenstond met Uw genade, zo zullen wij juichen, en verblijd zijn in al onze dagen.’ Laat de tijd spoedig komen waarin we de ons beloofde rust zullen verkrijgen. Laat de dag spoedig aanbreken waarop we onder onze eigen wijnstok en vijgenboom zullen zitten, ‘en we ons zullen verheugen en verblijd zijn in al onze dagen.’
Dit gebed komt van de lippen van de broeder wiens ruwe pad menigmaal door het dal van de schaduwen des doods ging. Verlies op verlies heeft hij ervaren. Net als bij Job was de ene onheilsbode nog niet verdwenen of de volgende kwam al binnen. Zijn smarten zijn iedere morgen nieuw, en iedere avond komt met andere beproevingen. Vrienden verlaten hem en blijken trouweloos als een beek (Job 6:15). God verbreekt hem door een storm. Hij vindt geen moment rust in de onophoudelijke stortvloed van moeilijkheden. Desondanks wordt zijn hoop niet uitgeblust en zijn volhardende geloof grijpt de belofte aan dat het geween dan wel ’s avonds moge vernachten, maar dat er ’s morgens gejuich is (Psalm 30:5). Hij begrijpt dat God niet altijd toornt, noch eeuwig verbolgen is.
Daarom ziet hij uit naar bevrijding zoals wachters naar de morgen. En zijn meest gepaste roep is: ‘Verzadig ons in de morgenstond met Uw genade. Laat het licht van Uw aangezicht over ons lichten, toon Uw wonderbaarlijke goedertierenheid in dit uur vol moeite. Mijn God, haast U om mij te verlossen, wees een zeer krachtige hulp in tijd van benauwdheid. Haast U tot mijn hulp opdat ik niet verga. Waak op mij ter hulp opdat ik mij verblijde en mij al mijn dagen verheuge.’
Kijk dat ziekbed! Loop stilletjes, om niet misschien de korte slaap van die beproefde jonge vrouw te verstoren. Ze is talloze dagen en nachten van de ene op de andere zij gaan liggen, ze telde de minuten af aan de hand van haar pijn, en de uren aan de hand van de smartelijke krampen. Vanaf dat bed van lijden waar vele ziekten hebben samengespannen om het broze lichaam van dit kind van de smart te kwellen, waar de ziel zelf het leven moe is geworden en verlangt naar duivenvleugelen – ik denk dat vanaf dat bed heel terecht dit gebed zou kunnen opstijgen: ‘Verzadig ons in de morgenstond met Uw genade. Wanneer zal de eeuwige dag aanbreken na deze lange nacht? Zoete Zon der heerlijkheid, wanneer zult U oprijzen met genezing onder Uw vleugelen? Ik zal verzadigd worden met Uw beeld als ik zal opwaken, o Heere; laat die dag spoedig komen. Bevrijd mij snel van dit bed van zwakheid, opdat ik moge juichen en verblijd zijn tot in eeuwigheid.’
Ik denk dat dit gebed even gepast is voor menig verontrust geweten, waar overtuiging van zonde de ziel zwaar belast heeft totdat de beenderen zeer gekweld zijn en de geest overweldigd is. Dat arme hart koestert de hoop dat Jezus Christus het op een dag zal vertroosten en zijn zaligheid zal worden. Het heeft de ootmoedige hoop dat deze verwondingen niet eeuwig zullen duren, maar alle door de hand van genade geheeld zullen worden.
Dat Hij Die de strengen van de Orion losmaakt op een dag de gevangene zal bevrijden.
O, in het geweten getroffen zondaar, u kunt nu op uw knieën uitroepen: ‘Verzadig ons in de morgenstond met Uw genade; laat me niet altijd in dit diensthuis. Laat me niet voor altijd aanmodderen in deze poel Mistrouwen. Zet mijn voeten op een rots. Was mij van mijn ongerechtigheid. Kleed mij met de klederen des heils en geef een nieuw lied in mijn mond, opdat ik juiche en verblijd zij in al mijn dagen.’
Toch denk ik dat ik, zonder ook maar één woord in de geringste mate te verdraaien, deze tekst vanmorgen mag opvatten als het gebed van een jong hart, dat zijn verlangen uit naar redding op dit moment. Tot jullie, jonge mensen, zal ik mezelf richten, en moge de Heilige Geest jullie ertoe brengen om aan je Schepper te gedenken in de dagen van je jeugd, eer de kwade dagen komen en de jaren naderen waarvan je zult zeggen: we hebben er geen lust in. Ik hoop dat de engel des Heeren tegen me gezegd heeft: ‘Ga, spreek tegen deze jongeman’, en dat ik ook de meisjes iets te zeggen heb.
Ik zal de tekst op twee manieren gebruiken. Allereerst als de reden waarom ik God aanspreek,en vervolgens als een voorbeeld van hoe u God kunt aanspreken.
De stem van de wijsheid herinnert u er in deze tekst aan dat u niet zuiver bent in Gods ogen, maar dat u genade nodig hebt.Wat u betreft is het nog vroeg, maar u moet tot God komen op dezelfde basis als degene die Hem te elfder ure zoekt. Hier wordt niets gezegd over verdienste, niets over de natuurlijke onschuld van de jeugd en de schoonheid van het jeugdige karakter. U wordt zo niet gevleid en bedrogen. De Heilige Schrift leidt u op de juiste manier door u een evangelisch gebed voor te zeggen dat God zal willen aanvaarden: ‘Verzadig ons met Uw genade.’
Jongeman, ook als tot nu toe geen uitwendige misdaden uw karakter hebben aangetast, toch moet uw redding het werk van overwinnende genade zijn, en dat om verschillende redenen. Uw natuur is op dit moment vol zonde en doordrenkt van ongerechtigheid,en daarom bent u het voorwerp van Gods allerrechtvaardigste toorn. Hoe kan Hij een erfgenaam des toorns op rechtvaardige voorwaarden ontmoeten? Zijn heiligheid kan u niet verdragen. Als u tot een erfgenaam der heerlijkheid gemaakt zult worden, zal dat dan niet dankzij genade en alleen genade zijn? Als u er ooit geschikt voor zult worden gemaakt om deel te hebben in de erve der heiligen in het licht, dan moet dat ongetwijfeld dankzij het eigen werk van de liefde zijn. Uw natuur verdient, geheel los van uw daden, Gods verwerping. Het is genade die u spaart, en als het de Heere behaagt uw hart te vernieuwen, dan zal dat zijn tot lof der heerlijkheid van Zijn genade.
Wees niet trots, bestrijd deze zekere waarheid niet dat u een buitenstaander bent, een vreemdeling, een vijand, geboren in zonden en ontvangen in ongerechtigheid, van nature een erfgenaam des toorns gelijk ook de anderen. Buig voor de kracht van deze waarheid en zoek de genade die u evenzeer nodig hebt als de dronken schurk die wegkwijnt in losbandigheid en lusten.
Daarnaast herinnert uw geweten u eraan dat uw uitwendige leven niet geweest is wat het behoorde te zijn.Hoe vroeg begonnen we met zondigen! Terwijl we nog kinderen waren dwaalden we af, vanaf de baarmoeder af spraken we leugens. Wat waren we opstandig! Wat kozen we onze eigen wil en weg en wilden we ons op geen enkele manier aan onze ouders onderwerpen! Wat beschouwden we het in onze rijpere jeugd als een sport om brandend hout te verspreiden en de vurige kolen van de zonde in onze boezem mee te dragen. We speelden met de slang, geboeid door zijn kleurige huid, maar zonder te denken aan zijn giftige hoektanden.
Het zij verre van ons om samen met de farizeeër te pochen: ‘Heere, ik dank U dat ik niet ben als anderen’, maar laten de jongsten liever bidden met de tollenaar: ‘God, wees mij zondaar genadig.’
Een kind van nog maar zeven jaar oud riep toen het onder overtuiging van zonden verkeerde: ‘Kan de Heere zo’n groot zondaar als ik genadig zijn, die zeven jaar geleefd heb zonder Hem te vrezen en lief te hebben?’ Ach, mijn vrienden, als dit jonge kind zo kon klagen, hoe groot zou dan het berouw behoren te zijn van iemand van vijftien, of zestien of zeventien, of van iemand die al volwassen is? Wat zul je zeggen, aangezien je zo lang je kostbare levensdagen hebt verspild -van onschatbaarder waarde dan parels-, jij die deze gouden jaren negeerde, jij die goddelijke dingen verachtte en volhardde in opstand tegen God? Heere, U weet dat, hoewel we jong zijn, we massa’s zonden te belijden hebben, en daarom hunkeren we naar genade, genade, genade uit Uw handen.
Onthoud, geliefde jonge vrienden, dat als jullie gered worden in de morgen van het leven, jullie wonderlijke voorbeelden zullen zijn van weerhoudende genade.Het is grote genade die zonden uitwist, maar wie zal ontkennen dat het een even grote genade is die de zonde voorkomt? De tedere zorg van de goede Herder wordt zichtbaar als Hij het schaap thuisbrengt dat lang rondgedwaald heeft, met een gescheurde vacht en bloedend vlees en dat zijn beenderen heeft gebroken. Maar het lam terugleiden als het begint weg te dwalen, het in de kudde brengen en het daar te houden en het te verzorgen – hoe talloos veel genadegaven komen hierin samen.
Het dorre brandhout uit het vuur rukken als het zwart en verschroeid is door de vlam – in die daad worden diepten van genade zichtbaar. Maar zijn er geen hoogten van liefde als het jonge hout geplant wordt in de voorhoven des Heeren en als een ceder mag groeien? Kort na de schepping van de mens verloren we de heerlijkheid van de volmaaktheid, maar hoe gelukkig is hij die maar enkele jaren in de staat der natuur blijft, alsof de val en de wederoprichting samengaan. Geen ziel is zonder smet of vlek, maar van sommige vlekken is de jonge gelovige heerlijk vrij. Slechte gewoonten en voortgaan in misdaden zijn hem altijd vreemd geweest. De brandende dorst van de dronkaard heeft hij nooit gekend. De zwarte eed van de vloeker heeft zijn mond nooit aangetast. Deze jongste zoon is niet lang in een vergelegen land geweest, hij komt terug voordat hij lang de zwijnen heeft gevoed. Hij was zwart in de ogen van God, maar in de ogen van de mensen is het alsof de jonge gelovige nooit is afgedwaald. Hier is grote genade, genade waarvoor de hemel eeuwig geprezen moet worden.
Ik denk dat ik dit met nadruk onderscheidmakende genademag noemen. Alle uitverkiezing maakt onderscheid, en alle genade brengt verschil aan, maar de genade die het jonge kind zo spoedig aanneemt, is onderscheid- makend in de hoogste mate. Zoals Genubath, de jonge zoon van Hadad, werd opgevoed aan het hof van de farao en in het paleis van de koning verbleef (1 Koningen 11:20), zo zijn sommige heiligen geheiligd van de baarmoeder af. Gelukkig is het voor ieder jong mens, een uitverkorene onder de uitverkorenen is hij, als hij gespeend is op de knieën van vroomheid en verzorgd wordt op de schoot van heiligheid, als zijn bed verlicht wordt door de lamp van het heiligdom en als hij in slaap gezongen wordt met de naam van Jezus! Als ik in het openbaar voor mijn kinderen mag bidden, laat hen dan bekleed zijn met een kleine efod, zoals de jonge Samuël, en gevoed in de kamers van de tempel, zoals de jonge prins Joas.
O lieve jonge vrienden, het is genade, genade in een onderscheidmaken- de en bijzondere mate, om vroeg gered te worden, vanwege jullie gevallen natuur, vanwege bedreven zonden, en nog meer vanwege zonden die verhoed zijn en de onderscheidende gunst die verleend is.
Maar ik heb nog een reden waarom ik de jongeren deze morgen dringend probeer te smeken, in de hoop dat de Geest van God met hen zal twisten. Ik merk op dat de zaligheid, als die tot je komt, niet alleen genade moet zijn, maar ze moet genade door het kruis zijn.Ik leid dat af uit de tekst omdat de tekst verlangt dat het een genade is die verzadigt, en er is geen genade die een zondaar ooit kan verzadigen dan genade die te danken is aan het kruis van Christus.
Velen preken genade los van het kruis. Velen zeggen dat God genadig is en dat Hij zondaren daarom zeker niet zal verdoemen, maar als de doodsstrijd begint en het geweten verontrust is, is deze algemene genade van God geen troost voor de ziel. Sommigen verkondigen een genade die afhankelijk is van menselijk inspanningen, menselijke goedheid of verdienste, maar geen enkele ziel heeft via dit bedrog ooit enige blijvende genade gevonden. Genade door enkel ceremoniën, genade door uitwendige inzettingen, is slechts het bespotten van de menselijke dorst. Zoals Tantalus, die bespot werd door het terugwijkende water, is de vormendienaar die probeert te drinken terwijl hij merkt dat alle troost van hem wijkt.
Jongeman, het kruis van Christus heeft dat in zich wat je solide, bevredigende troost kan geven als je je vertrouwen erop stelt. Het kan je denkvermogenbevredigen. Wat is er logischer dan de grote leer van de plaatsvervanging? God is zo verschrikkelijk rechtvaardig dat Hij de schuldige geenszins onschuldig houdt, en aan die gerechtigheid is volledig genoeg gedaan door Hem Die in de plaats van Zijn volk stond!
Deze genade stelt je gewetengerust. Je geweten weet dat God jou moet straffen. Dat is een van die waarheden waar God je van doordrong toen Hij je maakte tot wat je bent. Maar als je ziel ziet dat Christus in jouw plaats gestraft is, dan legt hij zijn hoofd rustig neer. Er is geen rustplaats voor het geweten dan bij het kruis. Priesters kunnen prediken wat ze willen en filosofen kunnen zich al het mogelijke inbeelden, maar er is in het geweten van de mens, in zijn rusteloosheid, een aanwijzing dat het kruis van Christus van God afkomstig moet zijn. Het geweten verliest zijn onrust namelijk nooit totdat het zich verbergt in de wonden van de Gekruisigde. Het geweten zal je nooit meer verontrusten met verschrikkelijke gedachten aan de toekomende toorn, als je de genade aangrijpt die in Jezus Christus wordt geopenbaard.
Hier is ook een middel tegen al je angsten.Jagen ze je vandaag op als een troep hongerige honden die een hert op het spoor zijn? Vlucht tot Christus en je angsten zijn verdwenen! Wat heeft de mens te vrezen voor wie Jezus stierf? Moet hij zichzelf verontrusten als Christus in zijn plaats voor de eeuwige troon staat en daar voor hem pleit?
Deze genade biedt je ook hoop.Wie Christus ontvangt, ontvangt de hele toekomst met Hem. Er is ook vrede, vreugde en veiligheid voor al de komende jaren en voor de hele eeuwigheid in dezelfde Christus Jezus, Die je zonden heeft weggedaan. O, jongeren, ik zou willen dat jullie nu op Jezus vertrouwenden, want in Hem is er een antwoord op dit gebed: ‘Verzadig ons in de morgenstond met Uw genade.’
Verder zou ik je de zaak van een jeugdig geloof op het hart willen binden omdat je op ditzelfde moment enigszins onvoldaan bent.Of lieg ik soms als ik, terwijl ik in de stralende ogen van de gelukkigste onder jullie kijk, durf te zeggen datje niet volkomen gelukkig bent? Je voelt dat er iets ontbreekt. Jongen, je spelletjes kunnen je niet helemaal bevredigen. Iets in je is te edel om in speeltjes en spelletjes vervulling te vinden. Jongeman, je zakelijke bezigheden interesseren je en geven je plezier, maar er is nog steeds een pijnlijke leegte -je weet dat die er is- en hoewel pleziertjes beloven dat ze die leegte zullen vervullen ben je al begonnen te ontdekken dat je een dorst hebt die niet door water gelest kan worden en een honger die niet door brood te stillen valt.
Je weet dat het zo is. Gisteravond, toen je helemaal alleen was, toen je in stilte de dingen overdacht, voelde je dat deze huidige wereld niet genoeg voor je is. De majesteit van een mysterieus verlangen dat God in je gelegd heeft stak de kop op en vroeg erom gehoord te worden! Was het niet zo? Gisteren na het feestje waar je zo van genoten had, toen het allemaal voorbij was en iedereen vertrokken was en je helemaal alleen was, voelde je toen niet dat zelfs al zou je dit soort dingen iedere dag van je leven hebben, je toch niet tevreden zou kunnen zijn?
Je weet niet wat je precies wilt, maar het is iets dat je hart vervult. We kijken terug naar het verleden en denkt dat het veel beter was dan de dagen die we nu beleven, en soms beelden we ons in dat we toen gelukkig waren, maar ik denk dat onze gedachten ons erg bedriegen. Ik belijd eerlijk dat ik nooit vervulling heb gehad voordat ik tot Christus kwam. Als kind had ik veel meer ellende dan ik tegenwoordig ooit heb. Ik voeg eraan toe: meer vermoeidheid, meer zorg, meer hartenpijn dan ik vandaag de dag ken.
Het kan zijn dat ik hierin de enige ben, maar ik zeg dat het zo is en ik weet dat het waar is. Sinds het heerlijke uur dat mijn ziel zichzelf op Jezus wierp heb ik duurzame vreugde en vrede gevonden, maar voor die tijd waren alle zogenaamde genoegens van de vroege jeugd, al de ingebeelde ontspanning en vreugde van het kind-zijn maar ijdelheid en kwelling des geestes voor me. Als ik iets over jullie weet, dan voelen jullie dat je niet helemaal gelukkig bent op dit moment. Nu, laat me dan opnieuw tegen je zeggen dat ik wil dat je tot Jezus komt, want reken erop dat in Hem te vinden is wat jou ten diepste vervulling kan geven.
Waar laat je je hart liever door vervullen dan door liefde tot Hem? Het hart van ons allemaal hunkert naar iets om zich op te kunnen richten. We wijden onszelf vaak aan een onwaardig voorwerp dat ons teleurstelt of te klein blijkt om aan de wens van ons hart tegemoet te komen. Maar als je Jezus liefhebt, heb je Iemand lief Die je warmste genegenheid verdient, Die je vertrouwen volledig zal waarmaken en die het nooit zal beschamen.
Je zegt dat niet alleen je hart iets wilt, maar ook je hoofd.Ik getuig dat in het Evangelie van Christus het rijkste voedsel voor het hoofd is. Voordat je Christus kent, lees je, zoek je, studeer je en voeg je alles wat je leert samen tot een wilde chaos van nutteloze verwarring. Nadat je Christus hebt gevonden, wordt al het andere wat je leert op de juiste plaats gezet. Je krijgt Christus als de centrale zon en vervolgens beginnen iedere wetenschap en ieder feit rondom Hem te draaien zoals de planeten in hun voortgaande baan rond het centrale hemellichaam cirkelen. Zonder Christus zijn we onwetend, maar met Hem begrijpen we de hoogste wetenschap, en alle andere kennis zal haar juiste plaats krijgen.
Dit is een tijd waarin, zonder een waar geloof, de jonge geest een vermoeiende pelgrimstocht voor zich heeft. Valse gidsen staan in allerlei soorten kleding uitgedost klaar om je er eerst toe te brengen aan de Schrift te twijfelen, vervolgens om deze helemaal te wantrouwen, dan om God en Christus te wantrouwen en ten slotte om je eigen bestaan te betwijfelen en in een vermoeiend droomland te komen waarin niets zeker is, maar alles mythe en fictie.
Geef je hart aan Christus, jongeman, en Hij zal je voorzien van ankers en een goed houvast voor je geest, zodat als de stormwinden van scepticisme de zee opzwepen en andere schepen vergaan, jij de storm zult overleven en voor eeuwig zalig zult zijn.
Het is merkwaardig dat het zo lang duurt voordat mensen voldoening vinden. Kijk naar sommigen van hen die vandaag onder mijn gehoor zitten. Ze zoeken voldoening in geld, en toen ze knecht waren en het loon van een knecht verdienden, waren ze niet tevreden voordat ze ploegbaas zouden zijn. En als ploegbaas kregen ze de indruk dat ze nooit tevreden zouden zijn voordat ze een eigen zaak hadden. Ze begonnen een eigen zaak en kochten een huis in de stad, maar toen kregen ze de indruk dat ze niet tevreden konden zijn voordat ze ook de aangrenzende panden zouden bezitten. Ze maakten meer reclame en hadden meer te doen, en toen begonnen ze de indruk te krijgen dat ze zich nooit helemaal prettig zouden voelen totdat ze een knusse kleine villa op het platteland hadden gekocht. Ja, en er zijn er hier die de villa hebben, mooie grond erbij enzovoorts, maar ze zullen niet tevreden zijn voordat ze zien dat al hun kinderen getrouwd zijn. En als al hun kinderen getrouwd zijn, zullen ze nog steeds niet tot rust komen. Ze denken wel dat dat zo zou zijn, maar het klopt niet. Er is altijd iets dat ze nog moeten krijgen. Terecht stelt de dichterYoung: ‘De mens is nooit gezegend, hij moet die zegen altijd nog krijgen.’
We kennen ook sommigen die in plaats van welvaart na te jagen, streven naar roem. Ze zijn geprezen voor dat intelligente artikel, maar ze streven naar meer eer. Ze moeten nog beter schrijven. En als ze enig aanzien hebben bereikt door een nieuwe poging, zullen ze de indruk krijgen dat ze nu een naam hebben hoog te houden, en die naam moet breder bekend worden en hun invloedssfeer moet zich uitbreiden. Het punt is dat noch welvaart noch eer noch iets anders dat vergankelijk is ooit de onverzadigbare, onsterfelijke ziel van de mens kan vervullen. Het hart van de mens heeft een eeuwigdurende honger ontvangen, en als je het werelden zou kunnen schenken, dan zou het nog steeds verlangen naar meer. Het is zo dorstig dat als alle rivieren erin leeg zouden stromen, het dan nog om meer zou schreeuwen, evenals de diepe zee, die nooit vol is. Het menselijk hart is werkelijk als de bloedzuiger. Het zegt: ‘Geef! Geef! Geef!’ en het kan nooit vol zijn – totdat het met al zijn onverzadigbaarheid het kruis ontvangt, totdat het Jezus Christus geschonken wordt, Die de volheid is van Hem Die alles in allen vervult.
Waar zullen we een gelukkig mens vinden behalve in de kerk van Christus? En in de kerk van Christus vind ik hem niet alleen op de kansel, waar succes en positie voldoening kunnen geven, maar ik vind hem in de bank waar hij nederig de waarheid aanneemt. Ik vind hem in de bank, niet onder de rijken waar aardse genoegens hem bijna tevreden maken, maar onder de armen, waar kou en naaktheid hem zouden kunnen doen klagen. Ik zou u vandaag een werkman kunnen aanwijzen die iedere snee brood met meer zweet verdient dan u zich kunt voorstellen, maar hij is tevreden. Ik zou u een arm dienstmeisje kunnen aanwijzen dat nauwelijks genoeg geld binnenkrijgt om in leven te blijven, en toch springt haar hart in dit huis van God vaak op van vreugde, want haar overgave is volkomen. Ik zou u een vrouw aan kunnen wijzen die aan het bed gebonden is en wier beenderen door haar huid komen omdat ze zo lang gelegen heeft, en toch is ze tevreden, hoewel ze alleen maar wat voedsel van de kerk krijgt om van te leven.
We hoeven niet te overdrijven of hyperbolen te gebruiken. In de kerk van Christus vinden we mensen die voldoening hebben gevonden en vinden dankzij de genade van God. Nu, moet het niet aangenaam zijn om het leven te beginnen met tevredenheid? Er zijn er sommigen die nog niet tevreden zijn als ze aan het eind van hun leven gekomen zijn. Ze jagen naar voldoening totdat ze op hun doodsbed komen te liggen, en dan vinden ze haar nog niet. Maar het is aangenaam om het leven met tevredenheid te beginnen, om niet te zeggen: ‘Ooit zal ik tevreden zijn’, maar om het nu te zijn. Om niet te denken: ‘Als ik die en die top beklommen zal hebben, zal ik genoeg hebben’, maar om op dit moment genoeg te hebben, om met tevredenheid te beginnen voordat je een wereld van moeilijkheden binnengaat.
Je kunt zo beginnen, jonge broeder en zuster, als je nu met een oprecht hart ziet naar Hem Die aan dat kruis hangt, en als je je ziel aan Zijn hoede toevertrouwt, door dit gebed te bidden: ‘Verzadig ons in de morgenstond met Uw genade.’
Ik moet ook iets zeggen over de reden die onze tekst geeft. Hij zegt: ‘Verzadig ons in de morgenstond met Uw genade, zo zullen wij juichen, en verblijd zijn in al onze dagen.’Wij zijn nooit verblijd in de ware zin van het woord, we bezitten nooit wezenlijke vreugde tenzij we verzadigd zijn met Gods genade. Het is allemaal namaak en uiterlijk vertoon. De werkelijkheid komt nooit tot ons totdat Gods genade ons hart aanraakt; en wat een blijdschap kennen we daarna!
Vertel me dat een christen ellendig is! Meneer, u weet niet wat een christen is. We hoeven u geen lachend gezicht te laten zien, want onze vreugde is dieper dan de uwe en hoeft zich niet op een overdreven manier te tonen. De arme handelaar zet al zijn goederen in de etalage, maar de rijke slaat ze zelfs op in de donkere kelder. Zijn pakhuizen zijn vol en hij showt er niet mee. Stille wateren hebben diepe gronden en we zijn soms stil in onze vreugde vanwege de diepte van ons genot.
Zeg dat we niet gelukkig zijn! Meneer, we zouden nog niet één moment van onze vreugde willen inruilen voor honderd jaar van die van u! We horen uw vreugde en we begrijpen dat die is als het ritselen van doornen onder een pot die des te luider kraken omdat ze zo hevig branden en die spoedig verdwenen zullen zijn. Maar wij hebben een gestadig vuur. We treuren soms, we treuren vaker dan we behoren te doen – dat geven we toe. Maar het is niet onze godsdienst die ons doet klagen; het is omdat we er niet volkomen naar leven, want als we dat doen hebben we het gezelschap van Jezus.
Onze ziekbedden zijn vaak als een voorportaal van de hemel, zelfs als we terneergeslagen zijn. Er is een zoete troost in onze smart en ons overduidelijke verdriet brengt een diepe vreugde met zich mee die we niet kwijt willen. God schonk haar ons en de wereld kan haar niet vernietigen. Wie Jezus Christus vroeg liefheeft, heeft de beste hoop dat hij als christen zeer gelukkige dagen zal beleven. Zo iemand zal het meest dienen, en het dienen van God is volmaakte vreugde. Zijn jeugdige vurigheid zal hem ertoe in staat stellen om meer te doen dan degenen die bijtekenen als ze oud en versleten zijn. De vreugde van de Heere is onze kracht.
Anderzijds is het gebruiken van onze kracht voor God een bron van vreugde. Jongeman, als u God vijftig jaar zult dienen, dan zult u zich zeker al uw dagen verblijden. Hoe vroeger we bekeerd zijn, des te meer tijd hebben we om aan Christus’ hogeschool te studeren, des te grondiger zal onze kennis van Hem zijn.We zullen meer tijd voor gemeenschap hebben, meer jaren van verbondenheid. We zullen meer gelegenheden hebben om de kracht van het gebed te beproeven en meer gelegenheden om de betrouwbaarheid van God te beproeven dan het geval zou zijn als we laat tot Hem kwamen. Wie laat komt, wordt gezegend met de hulp om veel te leren in korte tijd, maar wie vroeg binnenkomt, zal hen zeker overtreffen. Laat me jong zijn, zoals Johannes, opdat ik jaren van liefhebbende dienst zal mogen hebben en evenals hij veel intieme omgang met mijn Heere zal mogen hebben.
Wie vroeg bekeerd is, mag op meer vreugde rekenen omdat hij nooit zo veel te beklagen en te betreuren heeft als late bekeerlingen.Je benen zijn niet gebroken, je kunt rennen zonder moe te worden, je bent niet gestruikeld zoals sommige anderen, je kunt lopen zonder mat te worden. Vaak merkt de grijsaard die op zijn zestigste of zeventigste bekeerd wordt dat zonden uit zijn jeugd hem aankleven. Als hij God wil prijzen, komt hem een oud werelds liedje in de gedachten. Als hij zich op de hemel wil richten, herinnert hij zich opeens een verdorven tafereel dat hij graag zou vergeten.
Maar als je door goddelijke genade gered bent voordat je zo in de klauw van de leeuw bent terechtgekomen of onder de poot van de beer, dan zul je zeker reden hebben om je te verblijden in al je dagen.
Als ik op aarde hemelse muziek mag maken, laat me daar dan nu mee beginnen, Heere. Houd de viool en de harp niet uit mijn handen totdat ze trillen van ouderdom, maar laat me ze gebruiken terwijl ik nog jong ben. Heere, als er een feestzaal is, breng me er dan niet in als het feest bijna afgelopen is, maar laat mij het feest vandaag beginnen. Als ik aan Jezus verbonden moet worden, laat dat dan niet gebeuren wanneer mijn haren grijs zijn, maar verbind mij nu aan Hem. Welke tijd is geschikter voor het genieten van vreugde dan vandaag? Nu zullen mijn vreugden toenemen en groeien als een rivier die breder en dieper wordt naarmate hij verder stroomt! Ik zal mezelf verheugen en al mijn dagen verblijd zijn, goede Heere, als U nu met mij zult beginnen in deze morgen van mijn dagen.
Het lukt me deze morgen niet mijn gedachten te ordenen zoals ik wel zou willen, maar ik wil nog steeds heel graag de pijl in de roos schieten. Daarom noem ik nog een of twee losse gedachten voordat ik het gebed zelf bespreek, en hierin zal ik heel kort zijn. Lieve jonge vrienden, jullie die van mijn leeftijd zijn of nog jonger, ik smeek je om tevreden te zijn met Gods genade, want je kunt jong sterven.Deze week moesten we bij het open graf staan van iemand die helaas vroeg gestorven is, ook al is hij dan – naar wij mogen aanmenen – naar de hemel gegaan.
Misschien zul je nooit de jaren van gerijpte volwassenheid bereiken. We zeggen dat onze jaren zeventig zijn, maar misschien haal jij zelfs de twintig niet. Je zon zou kunnen ondergaan terwijl het nog morgen is. God oogst Zijn graan vaak terwijl het nog groen is, lang voordat de herfst komt maait Hij Zijn garven. ‘Omdat Ik dit zal doen… schik u om God te ontmoeten.’
En anderzijds, gesteld dat je lang zult leven, in wiens dienst kun je je dagen beter doorbrengen dan in de dienst van God?Waar zijn gelukkiger bezigheden te vinden en waar vind je een meer gezegende positie dan wanneer je als Samuël een dienstknecht bent die op God wacht terwijl je nog de hulp van je moeder nodig hebt?
Bedenk hoe vroege verleidingen je omringen.Zou je je jonge jaren niet willen veiligstellen? En hoe kun je je pad rein bewaren tenzij je het houdt naar Gods Woord? Weet je ook niet dat de kerk je nodig heeft? Je jonge bloed zal haar aderen vol vurigheid houden en haar pezen krachtig.
Hoort de liefde van Christus je niet in te winnen?Als Hij voor mensen gestorven is en Zijn bloed voor hen vergoten heeft, verdient Hij dan niet hun beste dienst? Zou je God alleen een offer aan het eind van je dagen willen brengen? Wat zou je denken van de Jood die een os op zijn eigen veld zou gebruiken totdat het dier versleten was en het pas dan zou toewijden aan God?
Laat de lammeren geofferd worden. Laat de eerstelingen van de kudde worden gebracht. Laat God de eerste schoven van de oogst ontvangen. Voorwaar, Hij verdient iets beters dan dat het overschot van de duivel op Zijn heilige altaar wordt gelegd.
‘O’, zeg je, ‘maar zou Hij me aanvaarden als ik vroeg tot Hem kwam?’ Wel, er zijn meer beloften voor jou dan voor een oude man. Er staat geschreven dat God gevonden zal worden door hen die Hem zoeken, maar er staat in het bijzonder: ‘Die Mij vroeg zoeken, zullen Mij vinden.’ Er is jou een bijzondere belofte geschonken. Als er al mensen kunnen worden afgewezen, dan zijn het toch onmogelijk de jongeren. Als er al iemand is die Jezus zou kunnen laten staan, dan ben jij het toch niet, want Hij vergadert de lammeren in Zijn schoot. ‘Laat de kinderkens tot Mij komen en verhindert ze niet, want derzulken is het Koninkrijk der hemelen.’
Bemoedigt dat je niet, hoe jong je ook bent? Jezus Christus ziet graag jonge mensen samen Zijn lof zingen. Zowel in het Oude als in het Nieuwe Testament zien we dat het de beste heiligen waren die jong tot Jezus kwamen. Ook in deze tijd is het beste deel van de kerk te vinden onder hen die vroeg tot bekering zijn gekomen. Kijk naar kerkelijk werkers en predikanten, en u zult zien dat het in de meeste gevallen mensen zijn die door hun ouders vroeg aan de grote zaak van Sion en de belangen van Jeruzalem zijn gewijd.
Als je krachtig wilt zijn voor God, voortreffelijk in Zijn dienst en verheugd in Zijn wegen, als je de hoogten en diepten van de kennis van Christus wilt bevatten, die de kennis te boven gaat, als je jezelf wilt geven voordat je beenderen gebroken zijn en voordat je geest doordrongen is van verkeerde gewoonten, bid dan dit gebed: ‘Verzadig ons in de morgenstond met Uw genade, zo zullen wij juichen, en verblijd zijn in al onze dagen.’
Ieder woord in dit gebed is belangrijk. ‘O’.Dit leert ons dat het gebed ernstig moet zijn.Ik ga ervan uit dat ik tot op dit moment sommigen van jullie, jonge mensen, ertoe gebracht heb dit gebed nu tot God op te zenden. Ik hoef immers niet te veronderstellen dat niemand van jullie dit wil doen? Zijn er niet sommigen die nu zeggen: ‘Ik zal met mijn hele hart, terwijl God de Heilige Geest me helpt, nu in mijn bank deze smeekbede tot de hemel richten’?
Die bede begint met ‘O’. Slappe gebeden zullen Gods troon nooit bereiken. Wat koud uitje hart voortkomt, kan nooit Gods hart binnengaan. Slappe, doodse gebeden, bid God dat Hij er geen aandacht aan besteedt. We moeten recht vanuit onze ziel bidden. De ziel van ons gebed moet het gebed van onze ziel zijn.
‘O verzadig ons.’ Jongeman, de Heere is bereid de deur te openen voor hen die kloppen, maar je moet luid kloppen. Hij is volledig bereid te geven aan wie vraagt, maar vraag ernstig. Waar het Gods Koninkrijk betreft is geweld niet ongepast. Een zachte greep heeft geen nut; je moet worstelen met de engel. Geef je ogen geen slaap noch je oogleden sluimering voordat je de Zaligmaker gevonden hebt. Onthoud dat als je Hem maar vindt, dat voldoende beloning zou zijn, ook al zouden je pogingen je bloeddruppels kosten. Als je in plaats van tranen je hartenbloed zou hebben gegeven en in plaats van zuchten de pijnkreten van een martelaar, dan zou dat uitstekend zijn als je Jezus maar vond. Wees daarom ernstig.
Onthoud het: als je Hem niet vindt, ga je verloren, en volgt er een enorme verwoesting. De toorn van God blijft op je, en de hel moet je deel zijn.
Smeek daarom om genade zoals iemand die om zijn leven smeekt. Bid met je hele hart en wees zo vurig als maar mogelijk is. Wees er niet tevreden mee om aan de voet van de troon te staan en te zeggen: ‘Laat God me redden als Hij dat wil.’ Nee, maar stel het zo: ‘Heere, ik kan een afwijzing niet verdragen. O verzadig me, o red me.’ Zo’n gebed zal zeker aanvaard worden.
Laat het ook een royaal gebedzijn. ‘O verzadig onsin de morgenstond.’ Ik ben blij dat ik onder de meisjes zo’n geest van onderlinge liefde opmerk, zodat wanneer er één bekeerd is ze zeker zal omzien naar een andere. De velen in de meisjesklas die de Heere hebben gevonden, zijn altijd op zoek naar een verdwaalde jonge vrouw op straat of naar andere mensen die in een minder droevige toestand verkeren. Zij proberen hen binnen te brengen, opdat Jezus verheerlijkt mag worden.
De allereerste plicht van een bekeerling is om te werken voor de bekering van anderen. En het zal je gebed zeker niet bederven, jongeman, als je wanneer je voor jezelf bidt de meervoudsvorm gebruikt: ‘O verzadig ons.’ Bid voor je broeders en zusters. Ik weet zeker dat we heel schuldig staan op dit punt. Degenen die uit dezelfde lendenen als wij zijn voortgekomen – o dat God gaf dat ze allen dezelfde zaligheid mochten ontvangen.
Sommigen van jullie hebben misschien het geluk tot een gezin te behoren van wie alle leden bekeerd zijn. O, dat we dat allemaal zouden kunnen zeggen! Moge de herinnering aan deze tekst jullie en mij ertoe aanzetten om meer voor onbekeerde broers en zussen te bidden dan we ooit hebben gedaan. ‘O verzadig ons.Als u de oudste hebt binnengebracht, Heere, vertoef dan niet voordat de jongste bekeerd mag zijn. Als mijn broer het Woord predikt, als mijn zuster zich verheugt in het vrezen van U, laat dan ook de andere kinderen Uw liefde kennen en smaken.’
Jonge mensen in winkels, in warenhuizen, in fabrieken, bid dit gebed, en maak zelfs geen uitzondering voor hen die begonnen zijn te lasteren, maar bid voor hen terwijl ze in hun vroege jeugd zijn: ‘O verzadig ons met Uw genade.’
Let er vervolgens op, lieve vrienden, datje gebed grondig evangelischis. ‘O verzadig ons met Uw genade.’ Het gebed van de tollenaar is het voorbeeld voor ons allemaal. Hoe beminnelijk of hoe uitnemend we ook zijn, we moeten ieder voor zich zeggen: ‘God, wees mij zondaar genadig.’
Kom niet aan met de godsdienst van je ouders en grootouders. Nader de Heere niet met het feit dat je als kind gedoopt bent. Kom niet voor Zijn aangezicht om te pleiten op het verbond van je moeder. Kom als een zondaar, als een dwaze, vuile zondaar die niets heeft om op te steunen of te vertrouwen dan de verdienste van God in Christus Jezus. Laat het gebed precies zo zijn als wat een dief of een prostituee zou bidden: ‘Verzadig ons in de morgenstond met Uw genade.’
Laat het gebed nu meteenworden opgezonden. De tekst zegt: ‘Verzadig ons in de morgenstond.’ Waarom niet vandaag? O, dat het al jaren geleden gebeurd was! Maar er was tijd genoeg, dacht je. Er is tijd genoeg, maar er is geen tijd te verliezen. Leg je toestand nu open voor God en ontvang vrede. ‘Heden is het de aangename tijd, nu is het de dag der zaligheid.’
Ik hoop dat we niet bidden in de hoop laat verhoord te worden. Laat het zijn: ‘O verzadig ons in de morgenstond.’ Wie werkelijk berouw heeft, wil altijd meteen vergeving ontvangen. Zo iemand heeft het gevoel dat hij niet van zijn knieën kan opstaan voordat God hem genadig is. Let op, als een mens werkelijk op het punt is gekomen dat hij nu gered moet worden of anders voelt dat het te laat zal zijn, dan is het ernstige ogenblik gekomen waarop God zal zeggen: ‘U geschiede zoals u wilt.’
Ik moet deze armzalige preek van me aan Gods volk overlaten, om ervoor te bidden. Soms als ik er het meest naar verlang om bij de mensen aan te dringen, merk ik dat de geest verstrooid is, ook al is het hart warm. God weet dat als ik bij de jongeren kon aandringen, ik het zelfs onder tranen zou doen. Ik ervaar het als zoiets belangrijks voor ons land. Gelukkig zal het zijn als zijn zonen en dochters hun jonge dagen aan God geven! Het zal zo’n grote zegen voor Londen zijn als onze jongemannen in hun zaken en onze jonge vrouwen in de gezinnen waar ze werken gezanten van Christus zouden worden.
En hoe gelukkig zal het voor henzelf zijn! Wat een vreugde zullen zij kennen! Wat een verrukkingen zullen ze ervaren! Wat een zegen zullen ze zijn voor hun huisgenoten! Wat een gelukkige gezinnen zullen het zijn! Onbekeerde vaders zullen de kracht der godzaligheid voelen door hun dochters, en moeders die de godsdienst verachten zullen haar niet langer durven negeren omdat ze haar concreet gemaakt en geïllustreerd zien in hun zonen.
We hebben overal zendelingen nodig. Deze grote stad kan onmogelijk het eigendom des Heeren worden, tenzij individuen in actie komen. We moeten alle christenen aan het werk hebben, en aangezien we de ouderen niet kunnen laten werken zoals we willen, aangezien ze hoe we ook preken in de luwte zullen blijven, verlangen we naar nieuwe rekruten, wier vurigheid de uitdovende geestdrift van de ouderen opnieuw zal laten ontvlammen. We willen nieuwelingen zien komen die gloedvol zijn en die met heilige toewijding het vuur op het altaar fel laten branden.
Om Jezus Christus’ wil smeek ik je, jij die nog maar zo jong bent, zend dit gebed op in je bank. Doe het nu. Het is alsof een broeder je een gunst vraagt. Het is voor je eigen ziel, opdat je gezegend moge zijn op aarde en opdat je de hemelse vreugden mag bezitten. God verhoort het gebed. De genadetroon is vrij toegankelijk. Christus wacht nog steeds.
Moge de Geest van God je er nu toe brengen om smekend voor Hem te verschijnen. Moge Hij je ertoe brengen te verschijnen met deze smeekbede: ‘Verzadig ons in de morgenstond met Uw genade, zo zullen wij juichen, en verblijd zijn in al onze dagen.’
Amen.