Nadat het angstige hart de leer van de verzoening heeft aangenomen en de grote waarheid geleerd heeft dat de zaligheid is door het geloof in de Heere Jezus dan wordt het vaak verontrust door een gevoel van onvermogen tot het goede. Velen zuchten: ‘Ik kan niets doen.’ Ze zeggen dit niet bij wijze van excuus, maar ze voelen het als een dagelijkse last. Ze zouden Gods wil doen als ze dat konden. Ze kunnen ieder voor zich eerlijk zeggen: ‘Het willen is wel bij mij, maar het goede te doen dat vind ik niet.’ Dit gevoel lijkt het gehele evangelie volkomen waardeloos te maken, want wat heeft een hongerig mens aan voedsel als hij er niet bij kan komen? Of wat baat het water des levens als iemand niet kan drinken? Er is een verhaal over een dokter en het kind van een arme vrouw.
De ‘verstandige’ arts zei dat haar kleine snel beter zou zijn als hij goed behandeld werd, maar het was volstrekt noodzakelijk dat hij geregeld de beste wij zou drinken en dat hij enkele maanden in een Duits kuuroord zou doorbrengen. Dat zei hij tegen een weduwe die nauwelijks genoeg brood kon krijgen om te eten!
Nu, voor het verontruste hart is het soms alsof het eenvoudige evangelie ‘Geloof en leef’ uiteindelijk helemaal niet zo heel eenvoudig is, want het vraagt de arme zondaar om te doen wat hij niet kan doen. Voor de werkelijk ontwaakte, maar slechts gedeeltelijk onderwezen zondaar, lijkt er een ontbrekende schakel te zijn: daar is de zaligheid van Jezus, maar hoe kan hij erbij komen? De ziel is krachteloos en weet niet wat te doen. Ze bevindt zich in het zicht van de vrijstad en kan de poort niet binnengaan.
Is in het verlossingsplan voorzien in dit gebrek aan kracht? Inderdaad. Het werk van de Heere is volmaakt. Het begint waar we zijn en vraagt niets van ons ter voltooiing. Toen de barmhartige Samaritaan de reiziger gewond en halfdood zag liggen, vroeg hij hem niet om op te staan en naar hem toe te komen, op de ezel te klimmen en naar de herberg te rijden. Nee, hij ging naar hem toe (Luk. 10:33), verpleegde hem, tilde hem op het beest en bracht hem naar de herberg. Zo behandelt de Heere Jezus ons in onze lage, ellendige toestand. We hebben gezien dat God rechtvaardigt, dat Hij ‘de goddelozen rechtvaardigt’, en dat Hij hen rechtvaardigt door geloof in het dierbare bloed van Jezus. Nu moeten we zien in welke toestand deze goddelozen zijn als Jezus hun zaligheid uitwerkt.
Veel ontwaakte personen zijn niet alleen verontrust over hun zonde, maar ook over hun morele zwakheid. Ze hebben geen kracht waarmee ze het moeras waarin ze gevallen zijn kunnen ontvluchten, noch om er voortaan uit te blijven. Ze klagen niet alleen over wat ze hebben gedaan, maar ook over wat ze niet kunnen doen. Ze voelen dat ze krachteloos zijn, hulpeloos en zonder geestelijk leven. Het klinkt misschien vreemd om te zeggen dat ze zich dood voelen, en toch is het zo. Ze zijn, naar hun eigen overtuiging, onbekwaam tot enig goed. Ze kunnen de weg naar de hemel niet bewandelen, want hun beenderen zijn gebroken. ‘Geen van de dappere mannen hebben hun handen gevonden’(Ps. 76:6). Ze zijn inderdaad ‘krachteloos’.
Gelukkig is er geschreven, als bewijs van Gods grote liefde voor ons: ‘Christus, als wij nog krachteloos waren, is te Zijner tijd voor de goddelozen gestorven’ (Rom. 5:6). Hier zien we hoe bewuste hulpeloosheid wordt geholpen door de tussenkomst van de Heere Jezus. We zijn zo hulpeloos als het maar kan. Er staat niet geschreven: ‘Toen we verhoudingsgewijs zwak waren is Christus voor ons gestorven’ of ‘Toen we maar weinig kracht hadden’, maar de beschrijving is absoluut en onbeperkt: ‘Toen wij noch krachteloos waren’ (Rom. 5:6). We hadden geen enkele kracht om tot onze zaligheid bij te dragen; de woorden van onze Heere waren in de volste zin waar: ‘Zonder Mij kunt gij niets doen.’ Ik wil nog verder gaan dan deze tekst en u herinneren aan de grote liefde waarmee de Heere ons heeft liefgehad, zelfs toen wij ‘dood waren in misdaden en zonden’ (Ef. 2:1). Dood zijn is nog erger dan krachteloos zijn.
Het enige waarop de arme, krachteloze zondaar zijn geest moet richten en wat hij krachtig moet handhaven als de enige grond van zijn hoop is de goddelijke verzekering dat ‘Christus te zijner tijd voor de goddelozen gestorven is’ (Rom. 5:6). Geloof dit, en alle onvermogen zal verdwijnen. Over koning Midas wordt verteld dat hij alles in goud veranderde door het aan te raken. Dat is een legende. Maar voor het geloof geldt werkelijk dat het alles wat het aanraakt ten goede verandert. Zelfs onze behoeften en zwakheden worden zegeningen als het geloof met hen omgaat.
Laten we een paar vormen van dit gebrek aan kracht bezien. De een zal zeggen: ‘Meneer, ik lijk de kracht niet te hebben om mijn gedachten te verzamelen en ze te richten op die ernstige onderwerpen die verband houden met zijn zaligheid. Een kort gebed is me al bijna te veel. Dat komt, misschien, deels door natuurlijke zwakheid, deels omdat ik mezelf heb beschadigd door onmatig drankgebruik en deels omdat ik me bezorgd maak over wereldse aangelegenheden, zodat ik niet in staat ben tot de hoge gedachten die nodig zijn voor een ziel gered kan worden.’
Dit is een heel algemene vorm van zondige zwakheid. Merk dit op! U bent zonder kracht op dit punt, en velen zijn net als u. Ze zouden geen samenhangende gedachtegang kunnen ontwikkelen, zelfs niet al stond hun leven op het spel. Veel arme mannen en vrouwen zijn ongeletterd en ongeschoold, en die nadenken beschouwen ze als heel zwaar werk. Anderen zijn zo luchtig en wispelturig van aard dat ze evenmin een uitgebreide redenering zouden kunnen volgen als dat ze zouden kunnen vliegen. Ze zouden niet in een grote verborgenheid kunnen doordringen, zelfs niet al stond hun leven op het spel.
Daarom hoeft u nog niet te wanhopen. Voor de zaligheid is geen diep en geordend nadenken nodig, maar een eenvoudig vertrouwen op Jezus. Houd hieraan vast: ‘Te zijner tijd is Christus voor de goddelozen gestorven.’ Die waarheid vereist geen diep nadenken van u, geen grondig redenen of overtuigend argumenteren. Daar staat het: ‘Te zijner tijd is Christus voor de goddelozen gestorven.’ Richt uw geest daarop en blijf daarbij. Laat dit ene grote, genadige, heerlijke feit in uw geest aanwezig zijn tot het al uw gedachten doordringt en het u doet juichen, hoewel u ook krachteloos bent, aangezien de Heere Jezus uw kracht en uw lied geworden is, ja, Hij is u tot heil geworden.
Volgens de Schrift is Christus te zijner tijd voor de goddelozen gestorven toen zij nog krachteloos waren. Misschien hebt u deze woorden honderden keren gehoord en toch hebt u de betekenis ervan nooit eerder begrepen. Ze hebben iets wonderlijks. Jezus is niet gestorven voor onze gerechtheid, Hij is gestorven voor onze zonden. Hij kwam niet om ons te redden omdat we dat waard waren, maar omdat we volkomen onwaardig, bedorven en verloren waren. Hij kwam niet naar de aarde om enige reden in ons, maar louter en alleen vanwege redenen die Hij nam uit de diepten van Zijn eigen goddelijke liefde. Te zijner tijd is Hij gestorven voor hen die Hij niet godzalig noemt, maar goddeloos. Een hopelozer benaming had Hij hen niet kunnen geven.
Zelfs als u diep kunt denken, richt dan toch uw verstand op deze waarheid, want zij is gepast voor het kleinste bevattingsvermogen en kan het zwaarste hart verlichten. Laat deze tekst als een zoete bete onder uw tong liggen tot hij in uw hart wordt opgenomen en al uw gedachten doortrekt; en dan zal het er weinig toe doen als die gedachten even verstrooid waren als herfstbladeren. Personen die nooit geschitterd hebben in wetenschap noch de minste oorspronkelijkheid van denken hebben getoond, waren nochtans volkomen in staat om de leer van het kruis aan te nemen en werden gered. Waarom u niet?
Ik hoor een ander roepen: ‘O meneer, mijn gebrek aan kracht ligt vooral daarin dat ik niet genoeg berouw kan hebben!’ Wat hebben de mensen vreemde gedachten over wat berouw is! Velen denken dat er zo veel tranen gestort moeten worden en zo veel zuchten moeten worden geslaakt en zo veel wanhoop moet worden doorstaan. Waar halen ze dat onredelijke idee toch vandaan? Ongeloof en wanhoop zijn zonden, en daarom zie ik niet hoe ze wezenlijke bestanddelen kunnen vormen van een berouw dat God aangenaam is. Toch zijn er velen die dat soort dingen een noodzakelijk onderdeel achten van ware christelijke bevinding. Ze dwalen zeer.
Toch weet ik wat ze bedoelen, want in de dagen van mijn duisternis dacht ik er net zo over. Ik wilde berouw hebben, en ik dacht dat me dat niet lukte, en al die tijd had ik berouw. Het klinkt misschien dwaas, maar ik voelde dat ik niet kon voelen. Ik had de gewoonte om in een hoek te kruipen en te huilen omdat ik niet kon huilen, en ik had diepe smart omdat ik geen smart over de zonde voelde.
Wat een warboel is het als wij in ongelovige staat onze eigen toestand beginnen te beoordelen! Het is alsof een blinde naar zijn eigen ogen kijkt. Mijn hart versmolt van angst, omdat ik dacht dat mijn hart zo hard was als graniet. Mijn hart brak bij de gedachte dat het niet wilde breken. Nu kan ik zien dat ik precies dat vertoonde waarvan ik dacht dat ik het niet bezat. Toen echter wist ik niet hoe ik eraantoe was. O, dat ik anderen tot dat licht kon brengen dat ik nu zelf geniet! Ik zou graag iets zeggen dat de tijd van hun verwarring zou kunnen bekorten. Ik wil graag een paar eenvoudige woorden zeggen en ‘de Trooster’ bidden om ze aan het hart toe te passen.
Herinner u dat de man die werkelijk berouw heeft nooit tevreden is met zijn eigen berouw. We kunnen evenmin volmaakt berouw hebben als volmaakt leven. Hoe zuiver onze tranen ook zijn, er zal altijd wat vuils in wezen; zelfs in ons beste berouw zal iets zijn om berouw over te hebben. Maar luister! Berouw hebben is van gedachten veranderen over zonde en Christus en alle grote dingen van God. Dit omvat smart, maar het belangrijkste punt is dat het hart zich van de zonde afwendt naar Christus. Als deze ommekeer er is, hebt u de essentie van waar berouw, al zouden angst of wanhoop nooit hun schaduw over uw ziel geworpen hebben.
Als u geen berouw kunt hebben als u wilt, dan zal het een grote hulp voor u zijn als u krachtig gelooft dat ‘te zijner tijd Christus voor de goddelozen gestorven is’. Bedenk dit telkens weer. Hoe kunt u hard van hart blijven als u weet dat Christus uit uitnemende liefde ‘voor de goddelozen is gestorven’?
Laat mij u ertoe bewegen om aldus te redeneren: Hoewel ik goddeloos ben, hoewel dit stalen hart geen berouw wil hebben en ik mij tevergeefs op de borst sla, toch stierf Hij voor zo iemand als ik, want Hij stierf voor de goddelozen. O, dat ik dit zou mogen geloven en de kracht ervan in mijn stenen hard zou mogen ervaren!
Wis iedere andere gedachte uit uw ziel, zit urenlang neer en mediteer diep over deze ene schitterende betoning van onverdiende, onverwachte, weergaloze liefde, ‘Christus stierf voor de goddelozen’. Lees zorgvuldig het verslag van de dood van onze Heere, zoals u dat in de vier evangelieen vindt. Als iets uw harde hart kan laten smelten, dan is dat de aanblik op het lijden van Jezus en de wetenschap dat Hij dit alles leed voor Zijn vijanden.
O Jezus, zoet de tranen die ik stort,
terwijl ik bij Uw kruis kniel,
terwijl ik zie op uw doorwonde, bezwijkende hart
en al uw smarten voel.
Mijn hart smelt omdat ik u zie bloeden,
dit hart dat eens zo hard was;
ik hoor U voor de schuldigen pleiten
en des te meer voel ik smart.
U stierf voor zondaren,
en ik, zondaar, sta hier:
overtuigd door uw bezwijkende oog,
geslagen door uw doorwonde hand.
Zeker, het kruis is die wonderwerkende staf die water uit de rots kan voortbrengen. Als u de volle betekenis van het goddelijke offer van Jezus verstaat, dan moet u berouw hebben, omdat u ooit Iemand hebt kunnen tegenstaan Die zo vol liefde is.
Er staat geschreven: ‘Zij zullen Mij aanschouwen die zij doorstoken hebben en zij zullen over Hem rouwklagen als met de rouwklacht over een enige zoon; en zij zullen over hem bitterlijk kermen, gelijk men bitter kermt over een eerstgeboren.’ Berouw zal u niet op Christus doen zien, maar het zien op Christus zal u berouw geven. U mag geen Christus van uw berouw maken, maar u moet voor berouw op Christus zien. De Heilige Geest keert ons af van de zonde door ons tot Christus te wenden. Zie dan af van het gevolg naar de oorzaak, van uw eigen berouw naar de Heere Jezus, Die verhoogd is om bekering te geven.
Weer een ander hoorde ik zeggen: ‘Ik word gekweld door afschuwelijke gedachten. Waar ik ook ga, er komen godslasteringen in me op. Tijdens mijn werk krijg ik voortdurende lasterlijke denkbeelden en zelfs op bed schrik ik wakker van influisteren van de boze. Ik kan deze verschrikkelijke verzoeking niet kwijtraken.’
Vriend, ik weet wat u bedoelt want ik ben zelf door deze wolf opgejaagd. Een mens kan evengoed hopen om een zwerm vliegen met zijn zwaard te bevechten als om zijn eigen gedachten de baas te worden wanneer ze door de duivel worden ingeblazen. Een arme, verzochte ziel, belaagd door satanische invallen, is als een reiziger over wie ik ooit heb gelezen.
Rond zijn hoofd en oren en hele lichaam kwam een zwerm boze bijen. Hij kon ze niet van zich afslaan noch ze ontvluchten. Ze staken hem overal en dreigden hem te doden. Het verbaast me niet dat u voelt dat u geen kracht hebt tegen deze afschuwelijke en walgelijke gedachten die de satan in uw ziel werpt, maar toch wil ik u herinneren aan onze tekst: ‘Christus, als wij nog krachteloos waren, is te zijner tijd voor de goddelozen gestorven.’ Jezus wist waar we waren en waar we zouden zijn. Hij zag dat we de overste van de macht der lucht niet zouden kunnen overwinnen. Maar zelfs toen, toen Hij ons in die toestand zag, stierf Christus voor de goddelozen. Werp het anker van uw geloof hierop uit. De duivel in eigen persoon kan u niet vertellen dat u niet goddeloos bent; geloof dan dat Jezus zelfs stierf voor zo iemand als u.
Denk aan de manier waarop Maarten Luther de duivel met zijn eigen zwaard het hoofd heeft afgehakt. ‘O’, zei de duivel, ‘je bent een zondaar.’ ‘Ja,’ zei Luther, ‘Christus stierf om zondaren zalig te maken.’ Zo versloeg hij hem met zijn eigen zwaard. Verberg u in deze schuilplaats en blijf daar: ‘Te zijner tijd is Christus voor de goddelozen gestorven.’
Als u op die waarheid staat, zullen uw godslasterlijke gedachten die u niet in eigen kracht kunt verdrijven, uit zichzelf weggaan, want satan zal zien dat hij niet bereikt door u ermee te plagen. Als u deze gedachten haat, zijn ze niet van u, maar zijn het inblazingen van de duivel, waarvoor hij verantwoordelijk is en niet u. Als u ertegen vecht, bent u er niet meer verantwoordelijk voor dan voor het gevloek en het gelaster van straatschenders.
De duivel zou u door deze gedachten tot wanhoop willen drijven, of u in ieder geval willen afhouden van het vertrouwen op de Heere Jezus. De arme vrouw die zo lang ziek was, kon niet tot Jezus komen vanwege de menigte, en uw toestand lijkt veel op die van haar vanwege de drukte en het gedrang van die vreselijke gedachten. Toch stak ze haar vinger uit en raakte de zoom van het kleed van de Heere aan, en ze werd genezen. Doe hetzelfde.
Jezus stierf voor hen die schuldig zijn aan ‘alle zonde en lastering’. Daarom weet ik zeker dat Hij hen niet zal afwijzen die tegen hun wil de gevangenen van boze gedachten zijn. Werp uzelf op Hem, met uw gedachten, en toets of Hij macht is om te redden. Hij kan die verschrikkelijke influisteringen van de vijand doden, of Hij kan u in staat stellen om ze in het juiste licht te zien zodat ze u niet zullen verontrusten. Op Zijn eigen manier kan en zal Hij u redden en uiteindelijk volmaakte vrede geven. Vertrouw alleen Hem, voor deze zaak en voor al het andere.
Droevig verward is de vorm van onvermogen die ligt in een verondersteld gebrek aan kracht om te geloven. We zijn niet vreemd aan de uitroep:
O, dat ik kon geloven,
Dan zou alles eenvoudig zijn;
Ik zou het willen, maar ik kan niet; Heere, verlos,
Mijn hulp moet van U komen.
Velen blijven jaren in duisternis omdat ze, naar eigen zeggen, geen kracht hebben om alle kracht op te geven en te rusten in de kracht van een Ander, de Heere Jezus.
Inderdaad, deze heel zaak van het geloven is iets heel vreemds, want mensen komen niet veel verder door te proberen te geloven. Geloven ontstaat niet door proberen. Als iemand iets zou beweren over iets dat vandaag gebeurd is, dan zou ik hem niet zeggen dat ik probeerde hem te geloven. Als ik geloofde in de betrouwbaarheid van de man die me het voorval vertelde en die zei dat hij het zag gebeuren, dan zou ik zijn uitspraak meteen voor waar houden. Dacht ik niet dat hij betrouwbaar was, dan zou ik hem natuurlijk niet geloven; maar van proberen zou in dit geval geen sprake zijn.
Nu, als God verklaart dat er zaligheid is in Christus Jezus, dan moet ik of Hem meteen geloven of Hem een leugenaar noemen. Ongetwijfeld aarzelt u er niet over wat u in dit geval het beste kunt doen. Het getuigenis van God moet waar zijn, en we dienen meteen in Jezus te geloven.
Maar misschien hebt u te veel geprobeerd om te geloven. Zoek niet naar grote dingen. Wees tevreden met een geloof dat deze waarheid kan vasthouden: ‘Christus, als wij nog krachteloos waren, is te zijner tijd voor de goddelozen gestorven.’ Hij legde Zijn leven af voor mensen terwijl ze nog niet in Hem geloofden, noch in staat waren om in Hem te geloven. Hij stierf voor mensen, niet als gelovigen, maar als zondaren. Hij kwam om deze zondaren te veranderen in gelovigen en heiligen, maar toen Hij voor hen stierf zag Hij dat ze volkomen zonder kracht waren.
Als u gelooft dat Christus voor de goddelozen stierf, dan zal uw geloof u redden en kunt u in vrede heengaan. Als u uw ziel zult toevertrouwen aan Jezus Die voor de goddelozen stierf dan bent u gered, zelfs al kunt u niet alle dingen geloven of bergen verzetten of enig ander wonderwerk verrichten. Niet een groot geloof redt, maar een echt geloof, en de zaligheid ligt niet in het geloof, maar in Christus op Wie het geloof vertrouwt. Een geloof zo groot als een mosterdzaad zal redding brengen.
Het gaat niet om de hoeveelheid geloof, maar om de oprechtheid ervan. Ongetwijfeld kan een mens zaken geloven waarvan hij weet dat ze waar zijn; en omdat u weet dat Jezus waar is, kunt u in Hem geloven. Het kruis is niet alleen het onderwerp van het geloof, maar door de kracht van de Heilige Geest, ook de oorzaak ervan. Zit neer en aanschouw de stervende Zaligmaker, tot het geloof spontaan in uw hart opspringt. Geen plaats kan beter vertrouwen wekken dan Golgotha. De atmosfeer van die heilige heuvel brengt het bevende geloof gezondheid. Menigeen die daar toeschouwer was, heeft gezegd:
Terwijl ik U zie, verwond, lijdend,
Zonder adem aan het vervloekte hout,
Heere, voel ik dat mijn hart gelooft
Dat u zo leed voor mij.
‘Helaas’, roept een ander. ‘Mijn moeilijkheid is dat ik mijn zonde niet vaarwel kan zeggen en ik weet dat ik niet naar de hemel kan gaan met mijn zonden bij me.’
Ik blij dat u dat weet, want het is heel waar. Om met Christus te kunnen trouwen, moet u scheiden van de zonde. Herinner u de vraag die de jonge Bunyan in gedachten kwam terwijl hij op zondag een spel deed: ‘Wilt u uw zonden vasthouden en naar de hel gaan, of wilt u uw zonden loslaten en naar de hemel gaan?’ Dat bracht hem tot stilstand. Die vraag zal ieder mens moeten beantwoorden. Want het is onmogelijk om te blijven zondigen en toch naar de hemel te gaan. Dat kan niet. U moet afstand doen van de zonde, of van de hoop.
Wellicht antwoordt u: ‘Ja, ik wil het maar al te graag. Het willen is wel bij mij, maar het goede te doen dat vind ik niet. De zonde overheerst me en ik heb geen kracht.’
Kom dan, want als u geen kracht hebt, is deze tekst nog steeds waar: ‘Christus, als wij nog krachteloos waren, is te zijner tijd voor de goddelozen gestorven.’ Kunt u dat nog geloven? Hoezeer andere dingen het ook lijken tegen te spreken, zult u dat geloven? God heeft het gezegd en het is een feit; houd er dan met alle macht aan vast, want u enige hoop ligt daar. Geloof dit en vertrouw Jezus, en spoedig zult u kracht vinden waarmee u uw zonden kunt verslaan. Maar zonder Hem zal de sterkgewapende u voor eeuwig in slavernij houden.
Ikzelf had mijn eigen zondigheid nooit kunnen overwinnen. Ik heb het geprobeerd en mislukte. Mijn boze neigingen waren me te sterk, tot ik het geloof dat Christus voor mij stierf, mijn schuldige ziel op Hem werp. Toen ontving ik een overwinnend beginsel waardoor ik mijn zondige ik overwon. Met de leer van het kruis kan de zonde verslagen worden, zoals soldaten vroeger hun grote slagzwaarden gebruikten en bij iedere slag hun vijanden neermaaiden.
Niets is te vergelijken met geloof in de Vriend van zondaren. Dat overwint alle boosheid. Als Christus voor mij gestorven is, zo goddeloos als ik ben, zo krachteloos als ik ben, dan kan ik niet langer in zonde leven, maar moet ik mezelf opwekken tot liefde en Hem dienen Die mij heeft liefgehad. Ik kan niet flirten met het kwaad dat mijn beste Vriend heeft gedood. Om Zijnentwil moet ik heilig zijn. Hoe kan ik in zonde leven als Hij gestorven is om me ervan te redden?
Zie wat een voortreffelijke hulp dit is voor u die krachteloos bent, om te weten en te geloven dat Christus te zijner tijd voor zulke goddelozen is gestorven. Begrijpt u de gedachte al?
Voor ons verduisterde, bevooroordeeld en ongelovige verstand is het op de een of andere manier moeilijk om de essentie van het evangelie te zien. Soms dacht ik, nadat ik klaar was met preken, dat ik het evangelie zo duidelijk had uitgelegd dat er geen enkele vraag meer hoefde over te blijven en toch merkte ik dat zelfs intelligente hoorders niet konden begrijpen wat er werd bedoeld met ‘Zie op Mij en wordt behouden’ (Jes. 45:22).
Bekeerden zeggen gewoonlijk dat ze het evangelie niet kenden tot op die en die dag, en toch hadden ze het al jaren eerder gehoord. Het evangelie is verborgen, niet vanwege een gebrek aan uitleg, maar vanwege de afwezigheid van persoonlijke openbaring. De Heilige Geest is bereid deze openbaring te geven, en Hij wil haar geven aan hen die Hem erom vragen. Maar als Hij dit doet, zal de kern van de openbaring besloten liggen in de woorden: ‘Christus is voor de goddelozen gestorven.’
Ik hoor een ander zichzelf als volgt beklagen: ‘O meneer, mijn zwakheid ligt hierin dat ik geestelijke dingen niet lang in mijn geest kan houden! Ik hoor het Woord op zondag en raak onder de indruk; maar doordeweeks ontmoet ik slecht gezelschap en zijn mijn goede gevoelens helemaal verdwenen. Mijn collega’s geloven nergens in en ze zeggen zulke verschrikkelijke dingen. Ik weet niet wat ik terug moet zeggen en zo word ik dan meegesleept.’
Ik ken die buigzame Plooibaar wel en ik ben heel bang voor hem. Maar op ditzelfde moment kan, als hij werkelijk oprecht is, zijn zwakheid ontmoet worden door goddelijke genade. De Heilige Geest kan de boze geest van de mensenvrees uitwerpen. Hij kan de lafaard dapper maken.
Onthoud, arme, wankelende vriend, dat u niet in deze toestand moet blijven. Het is ongepast om uzelf zo laag en armoedig te behandelen. Kom overeind en kijk naar uzelf en zie of u er ooit voor bedoeld bent om uzelf te gedragen als een pad in levensgevaar, bang om te bewegen en bang om stil te zitten. Denk toch zelfstandig. Dit is niet alleen een geestelijke zaak, maar ook een die gewone mannelijkheid betreft. Ik zou veel willen doen om mijn vrienden te plezieren, maar ik zou het niet aandurven om voor hun genoegen naar de hel te gaan. Het kan prima zijn om het een en ander voor een goede vriendschap te doen, maar het zal nooit goed zijn om de vriendschap van God te verliezen vanuit het verlangen een goede verstandhouding met mensen te bewaren.
‘Ik weet het,’ zegt de man, ‘maar toch kan ik desondanks niet genoeg moed krijgen. Ik kan geen kleur bekennen. Ik kan niet standvastig zijn.’ Nu, u heb ik dezelfde boodschap te brengen: ‘Christus, als wij nog krachteloos waren, is te zijner tijd voor de goddelozen gestoven.’
Als Petrus hier was, zou hij zeggen: ‘De Heere Jezus stierf voor mij, zelfs toen ik zo’n armzalig, zwak schepsel was dat de dienstmaagd die het vuur bewaakte me zover kreeg dat ik loog en zweerde dat ik de Heere niet kende.’
Ja, Jezus stierf voor hen die Hem verlieten en vluchtten. Grijp deze waarheid stevig aan: ‘Christus stierf voor de goddelozen terwijl ze nog krachteloos waren. Dit is uw uitweg uit uw lafheid. Laat dit in uw ziel doordringen: ‘Christus stierf voor mij,’ en u zult spoedig bereid zijn om voor Hem te sterven. Geloof dat Hij in uw plaats leed en een volledige, ware en bevredigende verzoening voor u aanbracht. Als u dat gelooft, zult u gedwongen zijn om te voelen, dat u zich niet kunt schamen voor Hem Die stierf voor U. De volle overtuiging dat dit waar is, zal u onverschrokken moed geven.
Let op de heiligen in de tijd van de martelaren. In de eerste dagen van het christendom, toen die grote gedachte aan Christus’ uitnemende liefde in al zijn frisheid in de Kerk sprankelde, waren mensen niet enkel bereid te sterven, maar ze stelden er zelfs een eer in om te mogen lijden. Bij honderden kwamen ze voor de rechtbanken van de machthebbers en beleden ze Christus. Ik zeg niet dat ze er verstandig aan deden om de marteldood te zoeken, maar het bewijst mijn stelling dat een gevoel van de liefde van Jezus de geest verheft boven alle angst voor wat een mens ons kan aandoen.
Waarom zou dit gevoel op u niet hetzelfde effect hebben? O, dat het u nu zou mogen aanzetten tot een dapper besluit om aan de kant van de Heere te komen en om Zijn volgeling te zijn ten einde toe! Moge de Heilige Geest ons helpen om zover te komen door geloof in de Heere Jezus, en het zal goed zijn!