Saul, Saul! Wat vervolgt gij mij? Het is u hard, de verzenen tegen de prikkels te slaan. Hand. 26:14
Zelfs vanuit de hemel spreekt Jezus in gelijkenissen, zoals Hij dit gewend is geweest.
Tegen Paulus verteld Hij kort de gelijkenis van de os.
Merk het tedere van die toespraak op. Het is niet: “Gij vervolgt Mij door uw vervolgingen,” maar: “Gij wondt uzelf.” Hij zegt niet: “Het is Mij hard,” maar: “Het is u hard.”
Moge de Heere in zijn ontferming aldus spreken tot hen, die thans zijn genade weerstaan en hen alzo behoeden van het zichzelf verwonden. Luister aandachtig naar de eenvoudige vergelijking, en merk op
I. De os. De gevallen mens verdient door geen hoger type te worden voorgesteld.
1. Gij handelt als een dom dier, in onwetendheid en hartstocht. Gij zijt ongeestelijk, onnadenkend, onredelijk.
2. Toch wordt gij door God meer gewaardeerd dan een os door de mens gewaardeerd wordt.
3. Daarom wordt gij door Hem wel gespijzigd, maar niet gedood.
4. Zonder leiding zijt gij tot niets van nut en toch zijt gij onwillig om u aan de hand van uw Meester te onderwerpen.
5. Indien gij slechts gehoorzaam waart, dan zou gij nuttig kunnen zijn, en genot kunnen vinden in zijn dienst.
6. Er rest u geen andere keuze dan te gehoorzamen of te sterven en het is nutteloos om weerstrevend te zijn.
II. De ossenprikkel. Gij hebt de Heere genoodzaakt om u te behandelen, zoals de landman een weerstrevende os behandelt.
1. De Heere heeft zachte middelen met u beproefd, een woord, een aanhalen van de teugel, enz. door ouderlijke liefde, tedere vermaningen van vrienden en leraren en de zachte aandrang van zijn Geest.
2. Thans gebruikt hij de strengere middelen: Van ontzaglijke bedreigingen door zijn wet. Van verschrikkingen van het geweten en vrees voor het oordeel. Van verlies van bloedverwanten, kinderen of vrienden. Van ziekte en verschillende beproevingen. Van het naderen van de dood met een donkere toekomst na de dood.
3. Sommige van die prikkels gevoelt gij en gij kunt niet ontkennen, dat zij scherp zijn. Wacht u, dat u niet nog wat ergers overkomt.
III. Het slaan van de verzenen tegen de prikkel. Dit geschiedt op verschillende wijze door hen, die besloten hebben in de zonde te volharden.
1. Reeds in de vroege jeugd opstand tegen beperking.
2. Smalen op het evangelie, de leraren en heilige zaken.
3. Moedwillig zondigen tegen het geweten en tegen licht.
4. Bespotting en vervolging van Gods kinderen.
5. Twijfel, ongeloof, lastering.
IV. Hoe hard dit alles is voor de os. Hij wondt zich aan de prikkel en lijdt veel meer, dan zijn aandrijver hem wil doen lijden.
1. Heden. Gij zijt ongelukkig: gij zijt vol van onrust en angst; gij vermeerdert uw kastijding en kwelt uw eigen hart.
2. In de best mogelijke toekomst. Gij zult bitter berouw voelen, zult ingekankerde gewoonten hebben te overwinnen en veel kwaad ongedaan moeten maken. En dit alles indien gij u ten laatste bekeert en gehoorzaam zijt.
3. In de waarschijnlijke toekomst. Gij bereidt u een toenemende verharding van het hart, wanhoop en verderf.
Ach, dat gij wist, dat er geen goeds kan komen uit een weerstreven van God, aan wie uw dwaze vooroordelen smart aandoen!
Buig u onder de tucht van God. Thans ontfermt Hij zich over u en smeekt Hij u om uw weg te overdenken. Het is Jezus, die spreekt; wees niet zo verdierlijkt om Hem te verwerpen, die tot u spreekt van de hemel. Nog kunt gij, evenals Saulus van Tarsen, grotelijks tot zegen worden en menig akker voor de Heere Jezus beploegen.