Daar komt Whitefield, de man die voor twintigduizend mensen tegelijk stond om het Evangelie te prediken, die in Engeland, Schotland, Ierland en Amerika getuigde van de waarheid Gods en die zijn bekeerlingen bij duizenden tegelijk kon tellen, zelfs onder één preek! Daar komt hij, de man die vervolging en verachting verdroeg en er toch niet door beroerd werd, de man die de wereld niet waardig was, die leefde voor zijn medemensen en ten laatste stierf voor hun zaak. Geef acht, engelen, en bewonder hem terwijl de Meester hem bij de hand neemt en zegt: ”Wel, gij goede en getrouwe dienstknecht: ga in in de vreugde uws Heeren.” Zie hoe vrije genade de man eert die zij tot zulke moed in staat stelde!
Luister! Wie is het die daar komt! Een arm mager schepsel dat op aarde een tuberculosepatiënt was; er was een koortsblos op haar wangen nu en dan en ze lag drie lange jaren op haar ziekbed. Was zij de dochter van een prins dat de hemel zoveel ophef van haar maakt? Nee, ze was een arm meisje dat met haar naald haar levensonderhoud verdiende en ze werkte zich dood! Ze naaide en naaide van de morgen tot de avond! Daar komt ze. Ze ging vroegtijdig naar haar graf, maar ze komt als een volledig gerijpte korenschoof de hemel binnen en haar Meester zegt: ”Wel, gij goede en getrouwe dienstknecht, over weinig zijt gij getrouw geweest, over veel zal Ik u zetten: ga in in de vreugde uws Heeren.”
Vraag haar wat ze allemaal gedaan heeft en u zult ontdekken dat ze woonde op een zolderkamertje in één of andere donkere steeg in Londen; en dat er altijd een ander meisje bij haar kwam werken, dat toen ze voor het eerst kwam een onbezorgd en wispelturig schepseltje was en dat dit zieke kind haar van Christus vertelde; en als ze zich goed genoeg voelde gingen ze ’s avonds wel eens naar de kerk. In het begin was het moeilijk om de ander mee te krijgen, maar ze drong haar met liefde; en wanneer het meisje weer wat losbandig werd gaf ze haar nooit op. Ze zei altijd: ”O Jane, ik wilde dat je de Heiland lief kreeg!” en als Jane er niet was bad ze voor haar en als ze er wel was bad ze met haar; en nu en dan terwijl ze aan het naaien was las ze een bladzijde uit de Bijbel voor, want arme Jane kon niet lezen. En onder vele tranen probeerde ze haar te vertellen over de Heiland Die haar liefhad en Zichzelf voor haar gegeven had.
Eindelijk, na menige dag van moeizaam overreden, menig uur van droevige teleurstelling en menige nacht van slapeloos en schreiend gebed mocht ze het beleven dat het meisje haar liefde voor Christus verklaarde; ze verliet haar en werd ziek en lag daar tot ze naar het ziekenhuis gebracht werd, waar ze stierf. Toen ze in het ziekenhuis lag had ze altijd wat traktaatjes die ze gaf aan hen die haar kwamen bezoeken; als ze kon probeerde ze de vrouwen over te halen te komen en dan gaf ze hen een traktaatje.
De eerste tijd dat ze in het ziekenhuis lag ging ze als ze uit bed kon sluipen aan het bed van een stervende zitten en de zuster liet het haar toe; totdat ze ten laatste te ziek was en dan vroeg ze een arme vrouw aan de andere kant van de zaal, die aan de beterende hand was en eruit mocht, of ze een hoofdstuk aan haar wilde komen voorlezen; niet omdat ze dat voor zichzelf wilde, maar terwille van de vrouw zelf, want ze hoopte dat het terwijl ze het las haar hart mocht raken. Ten laatste stierf het arme kind en ontsliep in Jezus; en tegen de arme zieke naaister werd gezegd: ”Wel, gij goede en getrouwe dienstmaagd, ga in in de vreugde uws Heeren, u hebt gedaan wat u kon”.
Zie dan de lof van de Meester, en de laatste beloning zal even groot zijn voor al degenen die hun talenten wel gebruikt hebben. Als er verschillende graden van heerlijkheid zijn, zullen die niet verdeeld worden naar de hoeveelheid van onze talenten, maar naar onze trouw in het gebruik ervan. Of er graden zijn of niet weet ik niet; maar dit weet ik wel dat hij die de wil van zijn Heere doet dit zal horen: ”Wel, gij goede en getrouwe dienstknecht: ga in in de vreugde uws Heeren.”