Kom, Mijn volk, treed uw kamers binnen, sluit uw deuren achter u. Verberg u voor een klein ogenblik, totdat de gramschap over is. Jesaja 26:20 (Eng. vert.)
De Heere heeft een heel bijzondere zorg voor Zijn eigen volk. Hij is hun Herder en Hij geeft hun als een kudde te eten. Hij is hun Vader en Hij beschermt hen als Zijn eigen lieve kinderen. Steeds als er een tijd van grote moeilijkheden komt, denkt Hij in het bijzonder aan hen. Hij liet de oude wereld in het water ten onder gaan, maar pas nadat Noach veilig in de ark was. Hij verbrandde Sodom en Gomorra, maar pas nadat Lot naar het kleine stadje Zoar ontsnapt was. Tijdens al Zijn oordelen denkt Hij aan Zijn barmhartigheid over Zijn gelovige volk. Hij staat niet toe dat zij omkomen, zelfs niet op de dag dat de goddelozen vernietigd worden. Kind van God, uw Vaders ogen zijn liefdevol op u gericht. Zijn hart geeft steeds om u.
Ongelukkig bent u, man of vrouw, als we dit niet over u kunnen zeggen! Ongelukkig bent u als u nog nooit op uw God heeft vertrouwd en Hem nooit heeft liefgehad, uw Maker en uw beste Vriend! Maar drievoudig gelukkig is de armste en meeste beproefde mens onder ons die weet dat de Heere zijn toevlucht is, zijn kasteel en zijn veilige vesting, zijn verdediger en verzorger, zijn God en zijn alles.
Steeds als het land iets kwaads overkomen zal, weet God er alles van. Hij weet immers alles, Hij voorziet alles wat gebeuren gaat. Soms geeft Hij bepaalde mensen om in de toekomst te kunnen zien, zoals bij Zijn profeten het geval was. Ik twijfel er niet aan dat zelfs nu gelovige mensen, als zij heel dicht bij God leven, verder in de toekomst kunnen kijken dan anderen. In het leven van John Knox is het meerdere keren gebeurd dat hij de dood van verschillende mensen expliciet heeft voorzegd. Dezelfde macht is aan andere vooraanstaande heiligen gegeven die met God op de bergtop gewandeld hebben. Zij hebben veel verder gezien dan dat de bewoners van de vlakte die God vergeten dit kunnen. Of wij echter in de toekomst kunnen zien of niet is niet zo belangrijk, want de Heere kan in de toekomst zien. Als de vader van het gezin weet wat er gebeuren gaat, zullen zijn kinderen zeker gewaarschuwd worden. Daarom zorgt God ervoor dat Hij Zijn kinderen van tevoren waarschuwt als Hij voorziet dat Zijn oordelen zich over de aarde zullen verspreiden. Als er een of ander grote ramp nadert, zorgt Hij ervoor dat ze tijdens de storm een schuilplaats hebben. Laten we God hiervoor danken.
U die geen God hebt naar Wie u toe kunt gaan, wat moet voor sommigen van u de toekomst er vaak donker uitzien! In het bijzonder wel die donkerste plek van alles, waar de kille wateren van de doodsrivier stromen! Als u daar komt, zult u het duister moeten induiken.
De erfgenaam van de hemel weet echter dat wat er ook voor hem ligt, het allemaal bepaald en vastgelegd is, gerangschikt en vastgesteld door de oneindige wijsheid en liefde van God. Hij weet dat hij zichzelf zonder angst aan de bewarende barmhartigheid van de Heere toevertrouwen kan. Zonder dat hij in de toekomst wil gluren, geeft hij zichzelf helemaal over aan de handen van God.
Ik begon met te zeggen dat gelovigen het voorwerp van Gods bijzondere zorg zijn en vervolgens dat God in de toekomst kan zien en dat Hij dit vermogen ter wille van de gelovigen gebruikt.
Wel, vervolgens moet het advies dat onze zorgzame en vooruitziende God ons geeft wel wijs zijn. Wij zouden allemaal wijs zijn als we voordat een gebeurtenis plaatsvindt, doen wat we achteraf bezien gedaan zouden willen hebben. Helaas zijn we vaak wijs als het te laat is. Ik ken geen betere omschrijving van een dwaas dan dat hij iemand is die te laat wijs is. God zal ons echter op tijd wijs maken als wij Zijn advies willen aannemen. Als we doen wat Hij van ons vraagt, zullen we het goede doen.
Luister dus naar het advies dat God ons hier geeft voor als er moeilijke tijden aanbreken, die zeker zullen komen, en luister naar het advies dat Hij geeft voordat de moeilijke tijden aanbreken, als we voorzien dat die zullen komen. De tekst wijst ons duidelijk de juiste en wijze koers aan: ‘Kom, Mijn volk, treed uw kamers binnen, sluit uw deuren achter u. Verberg u voor een klein ogenblik, totdat de gramschap over is.’
I. Mijn eerste opmerking over deze woorden is dat het goed is om dicht bij God te leven voordat de moeilijke tijden aanbreken of als we er middenin zitten. Is het geen lieflijke oproep van God: ‘Kom, Mijn volk, kom, Mijn volk’? Zoals de hen een speciaal geklok laat horen als er een havik overvliegt om haar kuikens op te dragen om onder haar vleugels te komen schuilen, zo laat God hier een zachte, liefdevolle alarmtoon en een genadige uitnodigende roep horen als Hij zegt: ‘Kom, Mijn volk. Nee, ga niet weg. Mijn volk, laat u door het naderende gevaar niet overal heen verspreiden, maar kom. Mijn volk. Laat u niet door verslaving bij Mij vandaan drijven, maar laat u door tegenstand naar Mij toe drijven. Kom, Mijn volk.’
Wat vind ik die woorden liefeiijk klinken! Zelfs als ik de stem van een engel had, was ik nauwelijks in staat om al hun liefelijkheid naar voren te brengen. ‘Kom, Mijn volk. Kom Mijn volk. Er komen wolken aan de lucht, de eerste bliksemslag lijkt de inktzwarte duisternis van de natuur te doorsplijten. Kom, Mijn volk, haast u naar huis, wees snel, kom Mijn volk. Nee, blijf niet dralen. Sta niet stil uit angst. Wees niet verlamd door bezorgdheid. Kom, Mijn volk. Kom naar Mij, kom naar uw God, kom naar uw Vader, kom naar uw Vriend.’
Met welk doel moeten wij tot de Heere komen? Ik denk dat we in moeilijke tijden of in tijden waarin we moeilijkheden verwachten, moeten komen om onze zaak voor God uit te spreiden. U vreest dat u heel ziek gaat worden of dat uw lieve vrouw waarschijnlijk zal sterven. U bent bang dat uw bezit van u zal worden afgenomen of dat er iets anders zal gebeuren dat vreselijk is.
Kom dan en — ‘vertel het allemaal aan Jezus, of het nu gaat over uw troost of over uw klacht.’ Bedenk hoe Hizkia handelde toen hij die vreselijke brief van de commandant kreeg. Hij nam hem mee en spreidde hem uit voor de Heere. (2 Kon. 19:14) Wel, doet u hetzelfde met al uw moeilijkheden, met de huidige en met degene die dreigen. Kom en vertel het allemaal aan Jezus.
U stak net de weg over om een buur te raadplegen, nietwaar? Ik verbied u niet dat af en toe te doen, maar luister eerst naar deze klingelende bel: ‘Kom Mijn volk! Kom, Mijn volk!’ Hij roept u eerst tot uw God. Ga en vertel Hem alles. Hij zal uw verhaal geduldig aanhoren, Hij zal luisteren zonder moe te worden en Hij zal u deskundig helpen. Spreid daarom uw zaak uit voor Hem.
Het volgende dat u moet doen als u tot God komt, is bedenken wat Zijn gedachten over zo’n zaak zijn. Hebt u dat ooit gedaan?
Als we een advocaat raadplegen, is het omdat we zijn oordeel over een moeilijk punt van de wet willen hebben. Wij verwachten dat hij al eerder over iets dergelijks heeft moeten beslissen. Hij kent de precedenten die voor de zaak van belang zijn en daarom vragen we om zijn oordeel. Ik houd ervan als een mens zich wanneer er moeilijkheden aankomen tot zijn Bijbel wendt om te zien wat God over een zaak als de zijne te zeggen heeft. Als ik een sterfgeval ga meemaken of al meegemaakt heb, wil ik weten hoe Jezus degenen die hun geliefden verloren, troostte. Als ik ziek ben, vraag ik: ‘Wat zegt de Schrift over de zieken?’ Als het in deze wereld slecht met me gaat, wil ik ontdekken wat Gods aanwijzingen zijn voor de mens die tot armoede vervalt. Laat me komen om te horen wat God over deze zaak te zeggen heeft.
Als we op die manier zouden handelen, geloof ik dat we veel kalmer zouden zijn dan nu als verdriet ons overvalt. Dan zouden we immers tot onszelf zeggen: ‘Mijn belangrijkste vraag is niet: ‘Hoe kom ik uit deze moeilijkheden?’, maar ‘Hoe moet ik mijzelf in deze moeilijkheden gedragen?’ Wat hoort een mens van God onder de zware omstandigheden die me nu zijn overkomen, te doen?’
Beveelt God u niet om allereerst te bedenken wat tot Zijn eer is, om pas daarna naar uw eigen gemak te vragen? ‘Zoek eerst het Koninkrijk van God en Zijn gerechtigheid.’ (Matt.6:33) Zo zal de les uit uw moeilijkheden u getoond worden. ‘Kom Mijn volk, en vertel Mij uw bezorgdheid en vraag wat Mijn wil daarover is.’
‘Kom, Mijn volk’ betekent vervolgens: kom tot uw God in tijden van moeilijkheden om van de grootste zaken zeker te zijn. U gaat uw kleine beetje geld verliezen? Wel, wel, dat is niet zo best, maar u hebt enkele juwelen die u niet gaat verliezen. U weet nog wel dat Kleingeloof in Dodemanslaan beroofd wordt. Bunyan zegt dat drie potige schurken, Flauwhart, Wantrouwen en Schuld, hem overvielen en dat ze hem van het grootste deel van zijn geld beroofden. Hij had echter bepaalde juwelen die zij niet konden vinden en waarvan ze hem dus niet konden beroven.
Zo kan de wereld komen en veel van onze uiterlijke en tijdelijke gemakken wegnemen, maar we hebben een schat die de wereld ons nooit gegeven heeft en die ze niet van ons wegnemen kan. Nee, broeder, u verkreeg die schat niet door een winkel te hebben en u zult hem er ook niet door verliezen. Als u de ware godsdienst heeft, hebt u die niet gekocht en u zult haar nooit verkopen. Ze is voor altijd de uwe, een erfenis die u nooit ontvreemd kan worden. Nu u zoveel verloren en zoveel geleden hebt, wil ik dat u tot God komt en alleen maar denkt aan wat u nog heeft: God als uw Vader, Jezus als uw Broeder, de Heilige Geest als uw Trooster. U hebt nog steeds al de bronnen van de voorzienigheid, al de rijkdom van de beloften, al de overvloed van het verbond van de genade. Wel, dan hebt u uiteindelijk niet veel verloren, nietwaar?
Ik denk dat ik u wel eens eerder over een vriend van mij verteld heb die naar de Bank of England ging en die daar weer vandaan kwam met een paar honderd pond in zijn zak. Toen hij voorbij Borough kwam, werd hij beroofd. Zijn vrouw werd erg bleek toen hij zei dat hij beroofd was. ‘Ja, mijn liefste’, zei hij, ‘ik ben beroofd van mijn zakdoek.’ Toen glimlachte de beste man, want waarom zou hij om zijn zakdoek geven zolang die paar honderd pond veilig was?
Dus als u slechts hoeft te zeggen: ‘Mijn Heere, ik heb dit kleine beetje en dat kleine beetje verloren’ terwijl uw ziel veilig is, terwijl uw eeuwige voorspoed en de hemel veilig zijn, dan zult u zeker wel geholpen worden om die kwade dingen die gewoonlijk onder de mensen voorkomen, zonder mopperen te verdragen!
Als u zo van de grote dingen verzekerd bent, betekent ‘Kom, Mijn volk’ verder ook nog dat u al de kleine dingen bij God mag achterlaten. Ik dacht gisteren: Stel u eens voor dat iemand van ons de zeggenschap over het weer had en het kon laten regenen of de zon kon laten schijnen, net naar hij wilde. Ik dacht dat ik niet graag die persoon zou zijn, omdat ik van de morgen tot de avond steeds mensen over me heen zou krijgen die me zouden willen verscheuren omdat de ene regen en de ander zonneschijn zou willen. Die zeggenschap zou ik liever niet hebben. Als God me echter de controle over de wind en de golven, de wolken en de regen gaf, als ik die vanavond kreeg, dan was het eerste wat ik zou doen als ik mijn huis bereikte, naar boven gaan en zeggen: ‘Heere, U heeft mij de zeggenschap over de wind en de regen gegeven, maar ik weet dat ik er allerlei soorten fouten mee zal maken. Ik heb de kunde niet om deze zaken te regelen. Heere, vertel mij genadig wat ik moet doen.’ Als u dat mooi vindt, is dat dan niet grotendeels hetzelfde als wanneer u geen zeggenschap had en het helemaal aan God overliet? U kunt net zo rustig zijn als wanneer dat het geval is en zelfs nog rustiger. Want als u zonder de kracht bent, bent u ook zonder de verantwoordelijkheid ervoor.
Dus geliefden, als u naar God toe gaat in tijden van moeilijkheden, zeg dan: ‘Doe wat U wilt, Heere. Ik verlang ernaar om de zorgen en de last van heel deze beproeving bij U achter te laten. Ik ben te dwaas en te zwak om ermee om te gaan. Neemt U het daarom op U. Als ik het zo in Uw handen achtergelaten heb, zal ik van nu af aan kalm zijn als een gespeend kind. Wat er ook gebeurt, ik zal zeggen: ‘Hij is de HEERE; laat Hij doen wat goed is in Zijn ogen.’ (1 Sam. 3:18)
Ik wil dat zilveren belletje maar even laten klinken en dan dit punt verlaten. ‘Kom, Mijn volk. Kom, Mijn volk. Kom en vertel Mij uw moeilijkheden. Kom en bestudeer Mijn gedachten over uw moeilijkheden. Kom en vergewis u van de grootste zaken. Kom en laat uw kleine zaken bij Mij achter. Kom, Mijn volk, kom dicht bij Mij in moeilijke tijden.’ Dit is het eerste onderdeel van mijn onderwerp.
II Het tweede is dat het wijs is om de veilige kamers binnen te gaan die God voor ons heeft klaargemaakt. ‘Kom, Mijn volk, treed uw kamers binnen.’
In dit tweede deel van mijn verhandeling is het mijn taak om een kandelaar te brengen en u de weg langs de gangen te laten zien die naar de kamers leiden die voor u zijn klaargemaakt. ‘Treed uw kamers binnen.’ ‘Welke kamers?’ vraagt u. Ik ga het u laten zien. Hier is een kandelaar om uw weg te verlichten. Neem hem en volg mij. ‘Kom uw kamers binnen.’
Een van de kamers die een mens in moeilijke tijden binnen zou moeten gaan, is de voorraadkamer van de goddelijke kracht. God is in staat u door elke beproeving te dragen. God is in staat uit elk kwaad iets goeds te laten voortkomen. God is in staat om u te troosten. God is in staat om het kwaad te voorkomen, of om u sterk genoeg te maken om het te dragen. Niets kan u gebeuren dat de kracht van God te boven zal gaan. Naar Zijn machtige kracht zal Hij u zeker verlossen. Hij zal tonen dat Hij sterk voor u is, als u Hem maar vertrouwt. Dan zult u kunnen zingen: ‘De Heere is mijn Herder en mijn Schild.’
‘Kom, Mijn volk’, ga deze kamer binnen, deze goed bewaakte kamer van de Heere. Waar bent u bang voor? Voor de duivel? God is sterker dan de satan. Bent u bang voor de dood? God is sterker dan de dood. Bent u bang voor armoede? Christus is sterker dan armoede. Bent u bang voor ziekte? De kracht van God zal u ondersteunen als u lijdt onder de meest vreselijke ziekte die uw sterfelijke omhulsel ook maar aantasten kan.
‘Kom, Mijn volk.’ Verberg u in deze kamer van de goddelijke voorzienigheid. Na die uitnodiging zult u zeker nooit meer bang zijn, want de almachtige God zal uw verdediging zijn.
Mag ik u meenemen naar een andere kamer, die wellicht beter bij u past? Dat is de raadzaal van de goddelijke wijsheid. U bent dus nu in moeilijkheden en u bent heel erg verslagen. God is echter niet verslagen of verontrust. Hij ziet het einde vanaf het begin. Hij heeft alle middelen tot Zijn beschikking. Er zijn geen verwikkelingen en knopen voor Hem. Hij heeft de sleutel tot elk labyrint en Hij kan u naar het hart van de vreugde leiden. Wees niet bang, ook al bent u helemaal geruïneerd, ook al ziet u geen uitweg. De Heere kan kijken waar u niet kunt zien. Er bestaan geen duisternis en nacht voor de ogen van Hem Die alle dingen doorziet.
Ik verheug me erover om te weten dat God oneindig wijs is! Ik, arme dwaas, heb dit en dat gedaan en niets komt ervan terecht, zo lijkt het. Ik heb geprobeerd het goed te doen, maar klaarblijkelijk zonder succes. Wat dan? Er is een hogere wijsheid dan die van welk mens dan ook. Die goddelijke wijsheid is aan het werk voor de erfgenamen van de hemel.
‘Kom, Mijn volk’, ga deze lichte kamer binnen, neem een heerlijke rust in deze raadzaal van de goddelijke wijsheid.
Laat mij u een andere kamer tonen. Wellicht zullen sommigen van u zich hier meer thuis voelen, want dit is de ontvangstkamer van de goddelijke liefde. Dit is de staatsiekamer van het paleis. ‘Kom, Mijn volk’, en ga er naar binnen. Denk aan deze wonderbaarlijke waarheid dat God u liefheeft. Of Hij u slaat of streelt, de Heere houdt van u. Of Hij u kastijdt of liefkoost, Hij houdt van u. Hij had u lief van voor de grondlegging van de wereld en Hij zal nog van u houden wanneer de fundamenten van de wereld omvergeworpen zullen worden. Hij houdt van u zonder begin, zonder maat, zonder verandering, zonder einde. Hij heeft u Zichzelf ten huwelijk beloofd met eeuwige liefdesbanden.
Ga deze kamer met zijn gouden behang binnen. Kom op deze divan, die zachter is dan dons, en rust hier. Laat de aarde maar aan alle kanten onder de wapenen zijn, de mens die deze kamer van goddelijke liefde is binnengegaan, vindt hier volmaakte vrede.
Maar als deze drie kamers niet genoeg zijn voor uw bescherming en uw troost, mag ik u dan meenemen naar de kamer van de goddelijke trouw? Dit is een prachtige kamer. God is eerlijk, God is getrouw, God houdt Zijn beloften.
Lieve vrienden, onderzoekt u de beloften die in de Bijbel vermeld worden? Als u dat niet doet, spijt me dat voor u. Een kind van God zou Gods beloften voortdurend moeten onderzoeken. Als u immers houvast krijgt aan een belofte van God, dan is dat net zo goed als de belofte zelf. Gods belofte is voor degenen die Hem vertrouwen altijd van waarde; ze hoeven geen voorschot op een goddelijke belofte. Die is voor hun gelovige hart even goed als de zaak zelf.
Wat een onnoemelijk aantal beloften staat er in dit gezegende Boek! Als we slechts dit wonderbaarlijke Boek van God bestuderen, hoeven we nooit terneergeslagen te zijn. Het heeft voor elke beproeving en elk verdriet een belofte die eraan tegemoetkomt. Al de beloften van God in Christus Jezus zijn ‘in Hem ja en in Hem amen, tot verheerlijking van God door ons.’ (2 Kor. 1:20)
U gaat in moeilijkheden raken. Zei u dat u aan kanker leed? Ga deze kamer van de getrouwe beloften toch binnen! U hebt het nodig om daar naar binnen te gaan. Zei u dat uw moeilijkheid bestaat uit faillissement, geheel veroorzaakt door tegenslagen? Ga dan deze kamer binnen. Kijk naar het motto dat op de muren hangt: ‘Zijn brood wordt hem gegeven, van water is hij verzekerd.’ (Jes. 33:16) Geloof dat. U zult brood en water hebben zolang als die zaken in deze wereld bestaan. God zal u nooit verlaten, vertrouw daarom op Hem. Wees niet ontsteld. ‘Kom, Mijn volk, ga uw kamers binnen.’
Er is nog een kamer waar ik heel graag naar binnen ga. Dat is de bankkluis van de goddelijke onveranderlijkheid. Dit is de kamer waarin God Zijn dienaar Mozes meenam voordat Hij hem naar Egypte zond. Mozes vroeg aan de Heere wat Zijn Naam was, en Hij antwoordde: ‘IK BEN DIE IK BEN.’ (Ex. 3:14) De kinderen van Israël waren niet in staat om die heerlijke naam van Jehova te begrijpen, dus gaf de Heere hun in plaats daarvan een kortere naam: ‘IK BEN.’ Maar voor het volwassen kind van God is dit de Naam waarover hij zich verheugt: ‘IK BEN DIE IK BEN.’ Dezelfde onveranderlijke Jehova, nooit ouder geworden, ‘bij Wie er geen verandering is, of schaduw van omkeer.’ (Jak. 1:17)
Wat vindt mijn ziel veel vreugde in de onveranderlijkheid van de Heere! Wij veranderen als het weerglas. Wij staan nooit op de stand ‘veelbelovend weer.’ Als we ooit op ‘veelbelovend weer’ kofrien te staan, gaat het zeker regenen — ik heb gemerkt dat dit meestal gebeurt als het weerglas er zo bij staat. Maar lieve vrienden, God is altijd Dezelfde. Wij wassen en nemen af als de maan. God is de zon die nooit aan de hemel verschuift!
Geprezen zij Gods onveranderlijkheid! Wat een kamer om naar binnen te gaan! Als ik dat doe, voel ik me als iemand in de kluis van de Bank of England. Ik hoor een stem zeggen: ‘Ik, de HEERE, ben niet veranderd, u, kinderen van Jakob, bent daarom niet omgekomen.’ (Mal. 3:6)
Ik zal deze keer nog één kamer vermelden, hoewel ik er nog vele meer zou kunnen beschrijven. Dat is de kamer van de goddelijke verlossing, die de mooiste is. Kijk naar de scharlaken gordijnen, roodgeverfd in het kostbare bloed van Jezus. Wat is dit een kamer om in te verblijven voor een mens! Daar is zijn vergeving door de dood van zijn Heere voor hem gekocht, daar wordt het nieuwe leven door het leven van zijn Heere aan hem gegeven en daar worden hem door de overwinning van zijn Heere een troon en kroon in de hemel beloofd. ‘God stelt heil tot muren en vestingwallen.’ (Jes. 26:1)
Wat maakt de verlossing deze kamer tot een kamer vol rust! ‘Kom, Mijn volk. Kom, Mijn volk. Ga uw kamers binnen.’
Ik heb de zilveren klok geluid, ik heb u uw kandelaren gegeven. Ga nu en treed uw kamers binnen en rust in goddelijke kracht, wijsheid, liefde, trouw, onveranderlijkheid en verlossing.
III. Maar nu komt er nog een punt. God geeft ons in de derde plaats nog meer goed advies. Als we die kamers binnengaan, is het noodzakelijk om de deur te sluiten. Luister: ‘Ga uw kamers binnen en sluit uw deuren achter u.’
Als u een kamer binnengaat en de deur openlaat, heeft u uzelf niet zo goed verborgen. U heeft door de kamer binnen te gaan weinig bescherming verkregen. Ik nodig het volk van God plechtig uit om de kamers die ik heb aangewezen binnen te gaan, maar ik zou hen ook willen overhalen om de deuren van die kamers te sluiten. Waarom?
Allereerst om alle twijfel uit te sluiten. U bent de kamer van de goddelijke kracht binnengegaan. Wel, twijfel dan niet aan uw God. ‘Zou er iets voor de HEERE te wonderlijk zijn?’ (Gen. 18:14) Sluit de deur, sluit de deur. U bent de kamer van de goddelijke wijsheid ingekomen. Twijfel niet aan uw God. Zeg niet: ‘Dit is fout. Ik ben vast en zeker de verkeerde weg op gestuurd. De voorzienigheid had het mis.’ Sluit die deur. Sluit die deur. We kunnen niet toelaten dat er tocht binnenkomt die op ons vertrouwen in de oneindige wijsheid van God blaast. Als u de kamer van de goddelijke liefde binnenkomt, wat is het dan gezegend om te voelen: ‘Hij heeft mij liefgehad van voor de grondlegging van de wereld.’
Komt er een ‘als’ op? Sluit die deur. Er bestaat geen rust of troost voordat we alle twijfel buitensluiten. We moeten met zekerheid weten dat de Heere ons heeft liefgehad, of wij kunnen niet van Zijn liefde genieten.
Veronderstel dat we de kamer van de goddelijke trouw binnengegaan zijn, dan moeten we daaraan niet twijfelen. We moeten niet tegen onszelf zeggen: ‘God kan Zijn belofte wel vergeten zijn, misschien breekt Hij Zijn woord.’ Sluit die deur toch en doe hem op slot, vergrendel en barricadeer hem! Zeg: ‘Die deur kan nooit meer geopend worden. We kunnen niet twijfelen aan Gods trouw. Hij kan niet liegen. Is Hij de Heere en zou Zijn liefde voor Zijn heiligen minder worden? Is Hij God en zou Hij Zich afwenden van Zijn woord en Zijn verbond en eed verbreken?’ Sluit die deur. Laat niets door die weg binnenkomen om onze vrede te verstoren.
Voor wat de goddelijke onveranderlijkheid betreft kunnen we niet toestaan dat de deur openstaat voor zelfs maar de veronderstelling van veranderlijkheid. Iemand zegt: ‘God hield van mij, twintig jaar geleden!’ Denkt u dan dat Hij nu niet meer van u houdt? ‘Maar toen heeft Hij mij zo genadig geholpen!’ Zou Hij u nu niet helpen? Wat, is Hij veranderd? U lastert God door zoiets zelfs maar te denken.
Die Hij liefheeft, die verlaat Hij nooit,
maar Hij heeft hen lief tot het einde.
Geloof dit en als er twijfel komt of Hij u verworpen heeft, sluit dan die deur en sla er spijkers door zodat hij nooit meer open kan. De Heere kan immers niet veranderen. Als Hij God is, moet Hij voor altijd Dezelfde blijven. ‘Kom, Mijn volk, treed uw kamers binnen en sluit uw deuren achter u.’
Ik denk dat we allereerst de deuren moeten sluiten om al onze twijfels buiten te sluiten. Maar we moeten ook de deuren sluiten om onszelf op te sluiten, om zelf binnen te zijn bij God. ‘Wel, mijn Heere, er komt een grote storm aan, maar ik ben binnen bij U. Ik vertrouw op Uw kracht, ik vertrouw Uw wijsheid, ik vertrouw Uw liefde. Ik vertrouw Uw trouw. Ik vertrouw Uw onveranderlijkheid. Ik vertrouw Uw verlossing. Ik vertrouw niets anders, maar ik rust volledig in U.’
U moet vaak hebben bemerkt wat onze Zaligmaker tijdens de storm op de zee van Galilea deed. Hij wist dat er een grote storm kwam en Hij keek om Zich heen. Wat zocht hij? Een kussen. Wat, een kussen? Als u en ik daar geweest waren, zouden we om ons heen kijken naar een stuk hout of een paal. Maar Jezus keek om Zich heen om een kussen te zoeken, geen reddingsboei, maar een kussen.
En toen Hij een kussen vond, wat deed Hij toen? Hij ging naar de achtersteven van het schip, strekte Zichzelf uit en viel in slaap! Waarom deed Hij dat? Omdat Hij voelde dat Hij volmaakt veilig was in de handen van Zijn Vader.
Daar waren Zijn arme discipelen, klaarwakker, piekerend en bezorgd. Stopten ze de wind door te razen? Kalmeerden ze de golven door te klagen? Nee, nee. Zij sjouwden heen en weer over het kleine bootje, maar de zee stoorde zich volstrekt niet aan hen.
Uiteindelijk gingen ze hun Meester wakker maken. Hij was zo diep in slaap dat ze Hem niet zo snel konden wekken als ze wel wilden. Daarom riepen ze: ‘Meester, bekommert U Zich er niet om dat we vergaan?’ (Mark. 4:38) O ongelovige discipelen. Uw Meester deed het grootste dat Hij doen kon! Hij gaf het bootje gewoon over in de handen van God en Zelf ging Hij slapen.
Broeders en zusters, als u soms in grote moeilijkheden raakt, staat u mij dan toe uw raadgever te zijn en u wat advies te geven? Ga naar bed, ga slapen. ‘Maar ik wil iets gaan doen!’ ‘Ja, ik weet dat u dat wilt en u zult er een puinhoop van maken. Ga naar bed. Zoek een kussen en ga slapen. Negen van de tien keer maken we wat we juist proberen te bereiken ongedaan als we ons zorgen maken en piekeren. Het is veel wijzer om stil te zitten. Kom, Mijn volk, haast u niet naar de markt. Ga niet bezorgd naar de winkel toe. ‘Kom, Mijn volk, treed uw kamers binnen en sluit de deuren achter u.’ Rust in God en wacht geduldig op Hem, want Hij kan alle dingen doen. De wind en de golven zullen op Zijn bevel stil zijn.
Ik wilde dat ik zo tot u allemaal kon spreken, maar dat moet ik niet doen. Sommigen van u hebben geen kamers om in te gaan. U die buiten Christus bent, hebt geen plaats om in te rusten. Had u die maar! God geve dat u die mag hebben voordat de zon morgen opgaat! Moge u vanavond nog in Jezus geloven! Dan zult u God voor altijd en eeuwig tot uw Vriend hebben en al deze kamers die ik genoemd heb, zullen tot uw beschikking staan.
IV. Ik eindig met deze laatste opmerking, ontleend aan de tekst: het is iets vreugdevols om te bedenken dat de moeilijkheden niet lang zullen duren. Laat me de tekst opnieuw lezen: ‘Kom, Mijn volk, treed uw kamers binnen, sluit uw deuren achter u. Verberg u voor een klein ogenblik, totdat de gramschap over is.’
Is dat geen prachtige uitdrukking: ‘een klein ogenblik?’ Een ogenblik is slechts een tik van de klok, maar hier is het ‘een klein ogenblik’ — een klein ogenblik.
Ach, zo denken we niet als de moeilijkheden komen! Wellicht is het een of andere ziekte, misschien is het beginnende tuberculose. U bent veel aan het hoesten geweest. Lieve vriend, kom en vertel alles erover aan God! Het zal slechts een klein ogenblik duren, dan zult u daar zijn waar u niet meer zult hoesten, maar waar u Gods lof zult zingen in de wereld zonder einde.
‘Maar dit is het begin van kanker.’ Ik weet het en dat is iets vreselijks. Maar, lieve zuster, ga naar God, ga deze gezegende kamer van de goddelijke kracht, wijsheid, liefde enzovoort binnen. Dan zult u Hem horen zeggen: ‘Het is slechts voor een klein ogenblik.’
‘Maar ik ben zo hopeloos arm’, zegt iemand. ‘Dat ben ik al zo lang en ik verwacht dat ik dat zal zijn tot ik sterf.’ Wel, als dat zo is, zal het voor een klein ogenblik zijn en dan zult u voor altijd rijk zijn.
Ik ben nog geen oude man, hoewel ik ook niet jong meer ben. Ik moet u echter vertellen dat de jaren voor mij veel korter duren dan dat twintig jaar geleden het geval was. Weken — wel, ze lijken wel te vliegen! Ik kom nooit tot een zondagavond zonder dat het lijkt of een andere zondagmorgen die alweer op de hielen zit. Vindt u dat ook niet?
Toen Jakob zei dat zijn dagen weinig waren, waarom sprak hij toen zo? Omdat hij een oude man was. Als hij een man van vijfentwintig was geweest, had hij dat niet gezegd. Dan had hij gedacht dat hij al aardig lang geleefd had — maar toen hij bijna over de honderd ging, leken zijn dagen heel weinig te zijn. Wat is het langste leven uiteindelijk? Stel dat u zeventig of tachtig wordt. Wij die de vijftig gepasseerd zijn, merken dat we onze geest nauwelijks hoeven in te spannen om onszelf de volgende vijfentwintig jaar voor te stellen en om onszelf oud en met grijs haar te zien, klaar om te sterven. We zullen op de bestemde tijd sterven. Het is slechts voor een klein ogenblik dat we hier zijn. De beker is heel bitter, maar er zit niet veel in. Laten we het allemaal in één teug innemen. Deze pillen zijn te klein voor ons om er twee keer in te bijten. Bovendien proeven we pas dat ze bitter zijn als we erop kauwen. We merken daar niets van als we ze heel doorslikken. Handel zo met de moeilijkheden van dit leven. Neem ze zoals ze komen, blijmoedig en tevreden, terwijl u God dankbaar prijst dat er in het kwade iets goeds zit en iets zoets in het bittere. Neem het allemaal in. Het zal niet lang duren.
Met een reiszak, op mijn rug en een staf in mijn hand
marcheer ik haastig door een vijandig land.
De weg kan ruw zijn, maar hij is niet lang,
en ik zal hem verzachten met hoop en opvrolijken met gezang.
Treed de kamers binnen die de Heere voor u bereid heeft en verberg u ‘voor een klein ogenblik, totdat de gramschap over is.’ Hier sta ik op deze negende september, in het jaar onzes Heeren 1888 en ik preek nog steeds tot u. Maar er zal een tijd komen dat mijn stem vanaf deze kansel niet meer tot u zal klinken en dat u geen blik meer op de predikant hier kunt werpen. We zullen in de komende wereld zijn en dan, binnenkort, zullen wij allen voor de rechterstoel van Christus verschijnen.
Als we ons nooit in deze kamers verborgen hebben, als we nooit tot Christus gevlucht zijn, dan zal er een tijd van smart aanbreken, een werkelijk donkere tijd. Smarten zonder een schuilplaats, verdriet zonder einde, bitterheid die eeuwig moet duren. God helpe ons om liever hier tienduizend bittere bekers te drinken dan om daar voor altijd de beker van alsem en gal te moeten drinken!
Kom, vlucht vanavond tot Christus. De Heere helpe u om dat te doen! Geloof in Hem, vertrouw Hem, zodat u nooit Zijn gramschap hoeft te kennen, maar zodat u, nadat u zich voor een klein ogenblik voor de huidige moeilijkheden verborgen heeft, tot eindeloze vreugde aan Gods rechterhand ontwaken zult, voor altijd en eeuwig.
Amen.