En zij zeiden: “Gelooft in den Heere Jezus Christus, en gij zult zalig worden, gij en uw huis, Handelingen 16:31
U zult wel weten dat toen de kinderen van Israël in Kanaängevestigd waren, God hen opdroeg om zekere steden apart te stellen als vrijsteden. Naar zo’n stad mocht een moordenaar vluchten voor veiligheid. Als hij iemand per ongeluk gedood had en niets kwaads bedoeld had, dan mocht hij onmiddellijk vluchten naar een vrijstad en als hij de poorten binnenkwam voordat de bloedwreker hem had ingehaald, dan zou hij veilig wezen. De rabbi’s vertellen ons dat eens per jaar of zelfs vaker de bestuurders van de streek de wegen, die naar zo’n stad leidden, naliepen. Zij raapten zorgvuldig alle stenen op en namen de grootst mogelijke voorzorgsmaatregelen om te voorkomen dat er struikelblokken zouden zijn, die een arme voortvluchtige zouden doen vallen of die hem op de een of andere manier in zijn haastige gang zouden hinderen. Wij vernamen ook, en wij vertrouwen dat de overgeleverde tradities op feiten gegrond zijn, dat er overal langs de wegen wegwijzers stonden met daarop duidelijk geschreven het woord “vrijstad”. Daardoor zou hij zich geen ogenblik behoeven af te vragen welke weg de weg van uitredding was wanneer de voortvluchtige bij een kruispunt kwam. Als hij het woord “vrijstad” zag, kon hij meteen dóórrennen totdat hij de buitenwijken van de stad binnenkwam en dan was hij meteen helemaal veilig-
Nu heeft God, broeders en zusters, voor de mensen ook een vrijstad gemaakt. De weg erheen is door het geloofin Christus Jezus. Hetis echter nodig dat de predikanten als dienaars van Christus deze weg nagaan om er zeker van te zijn dat er geen struikelblokken op hel pad van de arme zondaar liggen. Ik stel voordat wij vanmorgen langs die weg lopen en dat wij door Gods genade iedere hindernis, die Satan op het pad gelegd mag hebben, wegruimen. Moge God mij zodanig helpen dat dit onderzoek van geestelijke waarde mag zijn voor uw aller zielen, zodat ieder van u die door Satan gestruikeld is op het pad van het geloof, nu moed mag vatten en blij mag doorrennen. En u hopelijk nog kunt ontkomen aan de felle wreker van uw zonden.
De predikant mag wel zorg dragen dat de weg van het geloof vrij is voor de zoekende zondaar, want de zondaar heeft zeker een zwaar hart te dragen. Wij behoren de weg zo vrij en zo effen mogelijk te houden als wij maar kunnen. Wij moesten voor de voeten van deze arme zielen, door de nacht overvallen, rechte paden maken. Wij moesten proberen om ladingen beloften in de moerassen langs de weg te gooien, zodat het daardoor een koninklijke weg mag worden, veilig en makkelijk te bereizen voor de vermoeide voeten die zo’n zwaar hart moeten dragen. Ook moeten wij bedenken dat de zondaar al genoeg struikelblokken voor zichzelf zal opwerpen, zelfs met onze grootst mogelijke zorg alle andere, die vanzelfsprekend op zijn weg liggen, uit de weg te ruimen. Want dit is een van de verdrietige dwaasheden van de arme, moedeloze ziel, namelijk dat hij zijn eigen weg bemoeilijkt.
Misschien hebt u al wel die onlangs uitgevonden machine gezien op straat, de locomotief die zijn eigen pad neerlegt en het dan weer opraapt. Nu, de zondaar is precies het tegenovergestelde hiervan: hij verspert zijn eigen weg en achter zich aan draagt hij al het vuil en de modder van zijn eigen ongeluk. Arme ziel, hij gooit stenen voor zich uit, hij doorsnijdt valleien en werpt bergen op in zijn eigen pad. Wel, mogen de predikanten dan zorg dragen, zodat deze weg open blijft. Laat mij hier nog een belangrijke reden aan toevoegen. Achter hem aan komt de boze bloedwreker. O, wat is die vlug! Daar komt Mozes, gewapend met al Gods toom, en de Dood volgt hem op de hielen, een ruiter op zijn vale paard en achter de Dood komt de Hel met al de machten en legioenen van Satan en allemaal zijn zij bloeddorstig en klaar om snel toe te slaan. Baan de weg, o knechten van Christus, effen de bergen, vul de dalen op, want dit is een wanhopige vlucht, deze vlucht van de zondaar, weg van zijn verscheurende vijanden naar de enige vrijstad, de verzoening door Jezus Christus.
Zo heb ik dan de redenen genoemd waarom ik vanmorgen dit onderzoek moet doen. Kom o Geest, Trooster en help ons nu, opdat elke steen van de weg naar de hemel verwijderd mag worden.
De weg naar de hemel, broeders, is door geloof in Christus Jezus.Het is niet door goed doen dat u gered kan worden, alhoewel het is door kwaad te doen dat u verdoemd zal worden als u uw vertrouwen niet in Christus stelt. Niets dat u doen kunt, zal u kunnen redden. Ja, nadat u gered zal zijn, zal het uw vreugde en lust zijn om in Gods wegen te bewandelen en om Zijn geboden te onderhouden. Toch zullen al uw eigen pogingen, om de geboden te houden voordat u gelooft, u slechts dieper in de modder laten wegzinken en zij zullen helemaal niet bijdragen tot uw zaligheid. De enige weg tot de hemel is door geloof in Christus.Om het nog eenvoudiger te stellen, zoals de landman het zei, er zijn maar twee stappen naar de hemel, uit jezelf in Christus en dan uit Christus in de hemel. Geloof wordt eenvoudig verklaard als vertrouwen in Christus.Ik ontdek dat Christus mij gebiedt in Hem te geloven, Hem te vertrouwen.
Ik voel dat er geen reden in mijzelf is waarom ik toegelaten zou worden om Hem te vertrouwen. Maar Hij gebiedt mij het te doen. Daarom, helemaal losstaand van mijn karakter of van enige voorbereiding die ik in mijzelf voel, gehoorzaam ik het gebod en vertrouw Christus, wat er ook van mag komen. Nu, het is geloof als wij met gesloten ogen voor alle bewijs van hoop in onszelf, een sprong in het donker nemen, recht in de armen van een almachtige Verlosser. In de Bijbel wordt soms over geloof gesproken als een leunen op Christus, een zich werpen op Hem of, zoals de oude Puriteinen het zeiden, een achterover liggen op Christus. Zij bedoelen het hangen met je hele gewicht op Zijn kruis, ophouden te staan op eigen kracht en volledig te rusten op de Rots der eeuwen. Het achterlaten van de ziel in de handen van Jezus is de werkelijke essentie van geloof. Geloven is Christus ontvangen in onze leegheid. Christus is zoals de waterkraan op het marktplein. Zoals water uit de leiding stroomt, zo stroomt genade vrijelijk uit Hem. Door geloof breng ik mijn lege kan en houdt hem onder de waterstroom en ontvang van Zijn volheid genade voor genade. Mijn dorst wordt niet gelest, omdat mijn kan zo mooi is.
Ook niet omdat mijn kan zo schoongewassen is, maar eenvoudig omdat die kan gehouden wordt bij de plaats waar het water vrijelijk stroomt. Ik ben slechts de kan, en mijn geloof is de hand die het lege vat onder de stroom houdt. Het is de genade en niet de kwalificatie van de ontvanger, die de ziel redt. En hoewel ik die kan met een bevende hand vasthoud en veel van dat wat ik zoek, verloren gaat door mijn zwakheid, toch, als de ziel maar bij de fontein gehouden wordt en er zoveel als een enkele druppel in sijpelt, dan is mijn ziel gered. Geloven is Christus ontvangen met het verstand en met de wil alles aan Hem onderwerpen, Hem als mijn alles in allen aannemen en toestemmen om voortaan helemaal niets te zijn. Geloven is ophouden met het schepsel en komen tot de Schepper. Het is afzien van jezelf en zien op Christus. Je oog totaal afwenden van enig goeds in jezelf en voor elke zegening zien naar die open aderen, naar dat arme, bloedende hart, naar dat hoofd met doornen gekroond van Hem, die God gezonden heeft als “een verzoening van onze zonden. Niet alleen voor de onze, maar ook voor de zonden der gehele wereld.”
Wel, nu ik zo de weg beschreven heb, kom ik tot mijn werkelijke zaak van stenen uit de weg ruimen.
1. Een veel voorkomende hindernis op de weg van de ziel die verlangt gered te worden, is de herinnering aan zijn voorbije verleden.“O,” zegt de zondaar, “ik durf Christus niet te vertrouwen omdat de zonden die ik gedaan heb ongewoon zwart zijn. Ik ben geen gewone zondaar geweest, maar ik ben een uitzondering geweest, een waar monster in de zonde. Ik heb de hoogste cijfers op de school van de duivel behaald. Ik heb geleerd in de bank van de spotters te zitten en heb ook anderen geleerd om tegen God te rebelleren.” Ach ziel, ik weet heel goed wat voor hindernis dit is, want eens lag die op mijn weg en bezorgde mij veel last. Voordat ik over de zaligheid van mijn ziel begon te denken, meende ik dat ik maar weinig zonden had. Ik dacht dat al mijn zonden dood en begraven waren op de begraafplaats van vergetelheid.
Maar de trompet van overtuiging die mijn ziel opwekte om over eeuwige zaken te gaan denken, liet een opwekkingstoon klinken voor al mijn zonden en o, hoe verrezen zij in menigten, ontelbaarder dan het zand van de zee! Ik ontdekte dat mijn gedachten alleen al genoeg waren om mij te verdoemen, dat mijn woorden mij dieper zouden doen zinken dan de laagste hel. Mijn zondige daden begonnen een stank in mijn neusgaten te worden, zodat ik het niet langer kon verdragen. Ik herinner me die tijd toen ik dacht dat ik liever een kikker of een pad zou willen zijn geweest dan een mens. Ik meende dat het vuilste schepsel, het afzichtelijkste en akeligste dier, een beter schepsel was dan ikzelf, want ik had tegen de almachtige God veel en ernstig gezondigd. Ach mijn broeders, het kan wezen dat uw oude vloeken vanmorgen op de muren van uw geheugen weerkaatsen. U herinnert zich hoe u God vervloekt hebt en u zegt: “Kan ik, durf ik Hem die ik vervloekt heb, te vertrouwen?” En uw oude lusten komen weer bij u boven. Middernachtelijke zonden staren u in het gezicht. Flarden van het liederlijke lied worden in het oor van uw arme, overtuigde geweten geschreeuwd. En al uw zonden roepen: “Ga uit, vervloekte! Ga uit, u die uzelf uit de genade gezondigd hebt! Ga uit! Er is geen hoop, er is geen genade voor u!”
Nu, laat mij in de kracht en naam van God dit struikelblok uit uw weg mogen ruimen. Zondaar, ik zeg u dat al uw zonden, al waren het er nog zo veel, u niet kunnen vernietigen als u gelooft in de Heere Jezus Christus. Als u uzelf eenvoudig op de verdiensten van Jezus werpt “al waren uw zonden als scharlaken, zij zullen worden als witte wol.” Geloof alleen. Durf te geloven dat Christus machtig is om hen die door Hem tot (iod komen, volkomen te verlossen. Geloof Hem op Zijn woord en vertrouw I lem. En u hebt een waarborg het te doen, want onthoudt dat er geschreven staat: “I let bloed van Jezus Christus, Zijn Zoon, reinigt ons van alle zonden.” U wordt geboden te geloven, daarom, al was u nog zo’n zwarte zondaar, dit gebod is uw waarborg. O, moge God u helpen het gebod te gehoorzamen. Werp uzelf op Christus, nu, gewoon zoals u bent. De slechtheid van de zondaar is niet de moeilijkheid, de moeilijkheid is de hardheid van het hart van tic zondaar. Als u daarom nu bewust bent van uw allerakeligste schuld, dan wordt uw schuld als niets in Gods ogen als Hij het bloed van Christus op u gesprenkeld ziet.
Ik vertel u nog meer. Al had u nog tienduizend keer zoveel zonden dan nu, dan nog is het bloed van Christus in staat om ze allemaal te verzoenen. Durf het slechts te geloven. Nu, door een stoutmoedig geloof, vertrouw uzelf aan Christus toe. Als u de ziekste van alle ellendigen was, die deze goddelijke Arts ooit probeerde te genezen, des te meer eer aan Hem. Wanneer een arts iemand geneest van een klein pijntje aan een vinger of van een of andere kleine ziekte, hoeveel eer krijgt hij? Maar als hij iemand geneest die helemaal verziekt is, die nog slechts een rottende massa is, dan is er grote eer bestemd voor de arts. En zo zal voor Christus de eer hoog zijn als Hij u redt. Maar om dit struikelblok voor eens en voor altijd uit uw weg te ruimen, onthoudt dit, zondaar: al de tijd dat u Christus niet gelooft, voegt u deze grote zonde aan uw zonden toe, namelijk de zonde van niet geloven en dat is de grootste zonde van de hele wereld.
Maar als u God gehoorzaamt in deze zaak van uw vertrouwen in Christus stellen, dan garandeert Gods eigen Woord u dat uw geloof beloond zal worden en u zult bemerken dat uw zonden, die vele waren, u alle vergeven zijn. Aan de kant van Saulus van Tarsis en aan de kant van haar uit wie zeven duivelen geworpen waren, zult u eenmaal staan. Met de hoofdman zult u zingen van goddelijke liefde en met Manasse zult u zich verheugen in Hem, die de vuilste overtredingen kan afwassen. O, ik bid God of er vandaag in deze enorme menigte mensen zullen zijn, die in hun hart mogen zeggen: Dominee, u hebt mij beschreven. Ik voel dat ik de zwartste zondaar ben van alle tijden, maar ik wil het wagen. Ik wil mijn vertrouwen in Christus stellen en in Christus alleen.” Ach ziel, God zegene u; u bent aangenomen. Als u dit vanmorgen kunt doen, dan zal ik Gods gijzelaar zijn dat Hij goed voor u zal zijn en trouw aan Zijn Zoon, want geen zondaar die durfde te vertrouwen in het dierbare bloed van Christus is ooit omgekomen.
2. Laat mij proberen om nog een struikelblok op te tillen en weg te werpen. Menig wakkergeschut zondaar is bezorgd vanwege de hardheid van zijn hart en het gebrek aan oprecht berouw, naar zijn mening.“O,” zegt hij, “ik kan geloven dat mijn zonden, hoe vele ook, vergeven kunnen worden, maar ik voel het kwaad van mijn zonden niet zoals ik het zou moeten voelen.” “Ik kan niet voelen” zegt iemand. “Ik kan niet huilen. Ik heb gehoord van het berouw van anderen, maar ik lijk wel een steen. Mijn hart is versteend, het beeft niet voor al het donderen van de wet, het smelt niet voor al de smekingen van Christus’ liefde.” Ach arm hart, dit is een algemeen struikelblok op de weg van hen die werkelijk Christus zoeken. Maar laat mij u één vraag stellen. Leest u ergens in het Woord van God dat zij die harde harten hebben, niet geboden worden om te geloven? Als u zo’n passage kunt vinden, dan hebt u een excuus om te zeggen dat u Christus niet kunt vertrouwen vanwege uw harde hart. Weet u niet dat de Schrift als volgt luidt: “Wie in Hem gelooft, wordt niet veroordeeld, maar heeft het eeuwige leven.” Nu, wanneer u gelooft, dan redt uw geloof u. al was uw hart nag zo hard. Wat meerder is, uw geloof zal uw hart verzachten. Als u de nood voor een Zaligmaker niet kan voelen zoals u zou willen, onthoudt dan dat u, als u een Zaligmaker heeft, meer en meer zult beginnen te ontdekken hoezeer u Hem nodig heeft. Ja, ik geloof dat velen hun nood ontdekken terwijl zij de voorziening ervan ontvangen.
Bent u wel eens over straat gelopen en hebt in een etalage een artikel gezien, waarvan u zei: “Nou, dat is precies wat ik nodig heb.” Hoe weet u dat? Wel, u zag het ding en toen wilde u het hebben. Ik geloof dat er menig zondaar is die, wanneer hij over Christus Jezus hoort, geleid wordt te zeggen: “Dat is precies wat ik nodig heb.” Wist hij dat voor die tijd niet? Nee, niet totdat de arme ziel Christus zag. Ik heb Christus nu tien keer zo nodig dan voordat ik Christus vond. Ik dacht toen dat ik Hem voor heel wat dingen nodig had, maar nu weet ik dat ik Hem voor alles nodig heb. Ik dacht dat er een aantal dingen waren die ik niet zonder Hem kon doen, maar nu merk ik dat ik zonder Hem niets kan doen. Maar u zegt: “Dominee, ik moet berouw hebben voordat ik tot Christus kom.” Wijs me eens zo’n passage in de Bijbel aan als u kunt. Zegt het Woord niet: “Dezen heeft God door Zijn rechterhand verhoogd tot een Vorst en Zaligmaker, om Israël te geven bekering en vergeving der zonden.” Kom tot Jezus Christus en koop van Hem zonder geld geloof en bekering. O, deze genadegaven zijn niet van deze aarde. Wij kunnen ze niet maken. Als u uw nood voor Christus wilt voelen, neem Hem dan nu door geloof aan en het gevoel zal wel volgen. Vertrouw Hem nu voor alles. Durf Hem te vertrouwen. Al is uw hart nog zo hard, zeg: “Net zoals ik ben, zonder iets mee te brengen, behalve de opdracht om te komen, kom ik tot U.” Uw hart zal verzacht worden door het zien op Christus en goddelijke liefde zal zo zoet bij u aanwezig zijn, dat het hart, dat door geen verschrikkingen zacht te krijgen was, door liefde zal smelten.
Begrijp me goed, mijn beste hoorders, ik wil vanmorgen de eer dat wij gerechtvaardigd worden door het geloof slechts op de breedst mogelijke manier preken. Wij zijn geboden te geloven. Een mens heeft, helemaal los van iets in hemzelf, een recht om te geloven. Niet vanwege enige voorbereiding die hij voelt, niet vanwege iets goeds dat hij in zichzelf kan ontdekken, maar hij heeft een recht om te geloven, eenvoudig omdat hij geboden wordt te geloven. Vertrouwend op het feit dat hij geboden is, maakt de Geest het hem mogelijk te geloven. Dat geloof zal de ziel zeker redden en zal hem verlossen van de komende toom. Laat mij dan dat struikelblok van hardheid van hart wegnemen. O ziel, vertrouw Christus en uw hart zal verzacht worden. En moge God, de Heilige Geest, u Christus doen vertrouwen, met uw harde hart en al, en dan zal uw harde hart spoedig veranderd worden in een hart van vlees en u zult Hem Die u liefgehad heeft, liefhebben.
Nu een derde struikelblok. “O,” zegt een arme ziel, “ik weet niet of ik geloven kan of niet, dominee. Soms geloof ik, maar o, het is zo ‘n klein geloof dat ik heb, dat ik denk dat Christus mij niet kan redden.” Ha, daar doet u het weer, ziet u, u kijkt weer naar uzelf. Dit heeft al velen doen struikelen en vallen. Ik bid God dat ik dit blok uit uw weg mag mimen. Arme zondaar, weet u, het is niet de kracht van uw geloof dat u redt, maar het feit dalu gelooft. Wat meerder is, het is zelfs niet het feit dat u gelooft, maar het Voorwerp van uw geloof, dat u redt. Als uw geloof op Christus ziet, al lijkt die draad niet dikker te zijn dan een draadje van een spinnenweb, dan zal het uw ziel vasthouden door tijd en eeuwigheid. Want onthoudt het, het is niet de dikte van deze geloofskabel, het is de kracht van het anker, dat de kracht aan de kabel verleent en zorgt dat uw schip veilig zal zijn in de zwaarste storm. Het geloof dat de mens redt, is soms zo klein dat de mens het zelf niet kan zien. Een mosterdzaadje is de kleinste van alle zaden en toch, als u maar zo’n geloofszaadje hebt, dan bent u een gered mens.
Onthoudt wat die arme vrouw deed. Zij greep Christus niet vast met haar handen, zij sloeg haar armen niet om Zijn knieën, maar zij strekte haar vinger uit en toen – nee, zij raakte Christus’ voeten of zelfs Zijn kleed niet aan – zij raakte slechts de rand, de zoom van Zijn kleed aan en zij was genezen. Als uw geloof maar zo klein is als dit, zoek er dan meer van te krijgen, maar onthoudt steeds dat het u zal redden. Jezus Christus Zelf vergelijkt een klein geloof met een rokende vlashalm. Brandt dat? Ziet u enig vuur? Nee, er is niets dan een beetje rook en dat is akelig. “Ja,” zegt Jezus, “maar Ik zal die niet uitblussen.” Hij vergelijkt het ook met een geknakte riethalm. Wat heb je daaraan? Hij is gebroken, er is geen muziek meer uit te krijgen. Als hij heel is, is het slechts een riet, en nu is hij nog geknakt ook. Breek hem, knap hem doormidden en gooi hem weg! “Nee,” zegt Jezus, “Ik zal het geknakte riet niet verbreken.” Nu, wanneer dat het geloof is dat u hebt, het geloof van de rokende vlaswiek, het geloof van het geknakte riet, dan bent u gered.
U zult menige verzoeking hebben en menige moeilijkheid op uw weg naar de hemel met zo’n klein beetje geloof als dat. Als er maar een klein beetje wind is, dan moet er in een boot hard geroeid worden. Toch zal er genoeg wind zijn u in glorie te doen landen. Als u maar eenvoudig Christus vertrouwt, zelfs al is dat vertrouwen nog zo zwak. Weet dat een klein kind net zo goed tot het menselijk ras behoort als de grootste reus. Zo is een baby in de genade net zo goed een kind van God als de heer Groothart, die kan vechten met de reuzen op de weg. En u mag net zo goed een erfgenaam van de hemel wezen in het babystadium van uw genade, als wanneer u uitgegroeid zult zijn tot een volgroeide christen en een volkomen mens zult worden in Christus Jezus. Ik zeg u, het is niet de kracht van uw geloof,maar het objectvan uw geloof. Het is het bloed, niet de hysop en niet de hand die de deurposten bestrijkt, maar het bloed dat de Israëliet veilig stelt op de dag als Gods wraak voorbijgaat. Laat dat struikelblok uit de weg geruimd wezen.
“Maar,” zegt iemand anders, “ik denk soms dat ik een beetje geloof heb, maar ik heb zoveel twijfels en angsten.Iedere dag word ik verleid te geloven dat Jezus Christus niet voor mij stierf of dat mijn geloof niet echt is of dat ik nooit de vernieuwende invloed van de Heilige Geest heb ervaren. Zeg mij dominee, kan ik een ware gelovige in Christus wezen als ik twijfel en vrees?” Mijn antwoord is eenvoudig dit, dat er geen Schriftplaats is die zegt dat hij die gelooft, verdoemd zal worden wanneer dat geloof gemengd is met twijfel. Hij die gelooft, zal zalig wezen, al is dat geloof nog zo klein en zelfsal is het vermengd met veel twijfel en vrees. U kent toch dat bekende verhaal van onze Zaligmaker, toen Hij aan boord van een boot was met Zijn discipelen? De winden woeien, het schip zwiepte heen en weer, de mast k raakte, er werd getrokken aan de zeilen, en de arme discipelen waren bang: Heere, redt ons of wij vergaan! Hier waren twijfels. Wat zei Jezus toen Hij hen bestrafte? Waarom zijt gij zo bevreesd, gij ongelovigen?
Nee, o, gij kleingelovigen.Dus er mogen kleingelovigen wezen als er grote twijfels zijn. Er is licht in de avond, zelfs al is er een groot deel donkerte, toch is er licht. En wanneer uw geloof nooit tot het middaguur zal komen, al komt het slechts tot de schemering, u bent een gered mens. Nee, sterker nog, als het nooit tot schemering komt, als uw geloof slechts sterrenlicht is, nee, kaarslicht, nee, een vonk, als er slechts een gloei vormig lichtje is, dan bent u gered. Al uw twijfels en al uw vrezen en uw verdriet, vreselijk als zij zijn zullen, kunnen u nooit in het stof vertrappen, kunnen uw ziel nooit vernietigen. Weet u niet dat de besten van Gods kinderen door twijfel en vrees geoefend worden, zelfs tot het laatst toe? Kijk naar iemand als John Knox. Datwas iemand die de wrevel van een wereld kon trotseren, die kon spreken als een koning tot koningen en die voor niemand bang was. Toch was hijop zijn sterfbed bezorgd omtrent zijn deel in Christus, omdat hij verleid werd tot eigen gerechtigheid. Als zo iemand twijfels heeft, verwacht udan ie leven zonder twijfel? Als Gods grootste heiligen geoefend worden, als Paulus zelfs zijn lichaam onderwerpt opdat hij geen verlorene zal wezen, wel, hoe kuntudan verwachten zonder twijfels te leven? O mijn beste man, laat het idee dat de aanwezigheid van uw twijfels de waarheid van de belofte ontkracht, varen. Ik zeg u nogmaals, geloof! Weg met al uw twijfels, werp uzelf op Jezus – kom ik om, dan kom ik om – en u kunt niet verloren gaan, want Zijn eer is ermee gemoeid om elke ziel die vertrouwen in Hem stelt, te redden.
“Ach,” zegt een ander, ’’maar u hebt mijn vrees nog niet genoemd.” Wel, luister. Toen ik pas de Zaligmaker kende, beproefde ik mijzelf dikwijls op een zekere manier. Vaak wierp ik struikelblokken op mijn pad en daarom kan ik liefdevol spreken met ieder van u die hetzelfde doet. Soms ging ik naar mijn kamer en als een soort test stelde ik mijzelf deze vraag: ben ik bang om te sterven?Als ik nu in mijn kamer zou sterven, kan ik dan zeggen dat ik blijmoedig mijn ogen zou sluiten? Wel, dikwijls gebeurde het, dat ik dat niet met zekerheid kon zeggen. Ik voelde dan dat de dood iets heel ernstigs was. Ach, dan zei ik: “Ik heb nooit in Christus geloofd, want als ik mijn vertrouwen in de Heere Jezus zou gesteld hebben, dan zou ik niet zo bang zijn om te sterven, maar ik zou vol vertrouwen zijn.” Ik twijfel niet of er zijn er hier die zeggen: “Dominee, het kan niet zijn dat ik Christus volg, want ik ben bang te sterven. Ik kan niet geloven dat Jezus Christus mij zal verlossen, want de gedachte aan de dood doet mij beven.”
Ach arme ziel, er zijn veel van Gods gezegenden, die het overgrote deel van hun leven in slavernij leven, door vrees voor de dood. Ik ken dierbare kinderen van God. Ik geloof dat zij, wanneer zij sterven, triomferend zullen sterven, maar ik weet dat de gedachte aan de dood voor hun nooit aangenaam is. En hier wordt rekening mee gehouden, omdat God op alles wat leeft, die wet gestempeld heeft om het leven lief te hebben. Het is natuurlijk voor een mens die familie en vrienden heeft, dat hij hen, die hij liefheeft, niet graag zal achterlaten. Ik weet dat als hij meer genade ontvangt, hij zich zal verheugen in de gedachte aan de dood, maar ik weet dat er velen zijn die eens triomferend zullen sterven, maar die nu heel bang zijn voor de dood.
Eens hield mijn oude grootvader een preek die ik nooit vergeten heb. Hij sprak over de tekst: “De God van alle genade” en hij prikkelde de gemeente een beetje door elk van de verschillende soorten genade die God geeft, te beschrijven, en steeds te zeggen: “Maar er is een soort genade die u niet nodig hebt.” Na elk onderdeel klonk het weer: “Maar er is een soort genade die u niet nodig hebt.” En toen rondde hij af met te zeggen: “U hebt geen stervensgenade nodig in ogenblikken van leven, maar u zult stervensgenade hebben als u die nodig hebt.” Nu, u test uzelf door uzelf in een positie te stellen waarin u niet geplaatst bent. Als u in die conditie geplaatst wordt, dan zult u genade genoeg hebben als u uw vertrouwen in Christus stelt.
In een gezelschap van vrienden bespraken wij de vraag of wij, in dagen van vervolging, bereid zouden zijn verbrand te worden. Ik denk dat, als er een brandpaal zou staan in Smithsfield en ik zouden weten dat ik daar om één uur verbrand zou worden, ik om één uur genade genoeg zou hebben om verbrandte worden. Maar nu is het pas kwart over twaalf en de tijd is nog niet gekomen. Verwacht geen stervensgenade, totdat u die nodig hebt en als de tijd komt, dan mag u zeker wezen dat u genoeg genade zult hebben het ook ie dragen. Werp dus dat struikelblok weg. Leun op Christus en vertrouw op een levende Christus om u in uw stervensuur te helpen.
6. Nog een verdrietige moeilijkheid, voor menig zoekende ziel, is dit: “O, ik zou Christus wel vertrouwen, maar ik voel geen vreugde. Ik hoor de kinderen van God blij zingen van hun voorrechten. Ik hoor hen zeggen dat zij op de top van de berg Pisga geweest zijn en het beloofde land gezien hebben, dat zij een blik geslagen hebben op de wereld die komen zal, maar o, mijn geloof brengt mij geen vreugde. Ik hoop dat ik geloof, maar tegelijkertijd ken ik geen van deze vreugden. Mijn aardse zorgen wegen mij zwaar en soms zelfs zijn mijn geestelijke smarten groter dan ik kan verdragen.” Ach arme ziel, laat mij die steen van uw pad rollen. Weet u, er staat niet geschreven “hij die blij is, zal zalig worden,” maar “hij die gelooft,zal zalig worden.” Uw geloof zal u eens blij maken, maar het is net zo machtig u te redden wanneer het u geen vreugde geeft. Waarom kijken naar velen van Gods volk? Hoe verdrietig en bezwaard zijn zij niet geweest?
Ik weet dat zij het niet behoren te zijn, dit is hun zonde, maar toch is het een zonde die niet de krachtdadigheid van hun geloof tenietdoet. Niettegenstaande al de zorgen van de gelovige, het geloof zal blijven leven, en God blijft aan Zijn belofte getrouw. Onthoudt, het is niet wat u voelt dat u redt, het is wat u gelooft. Het is niet voelen, maar geloven. “Want wij wandelen door geloof en niet door aanschouwen.” Als ik voel dat mijn ziel zo koud is als een ijsberg, zo hard als een rots en zo zondig als Satan, zelfs dan houdt geloof niet op om mij te rechtvaardigen. Geloof wint het net zo zeker te midden van verdrietige gevoelens als bij blijde gevoelens, want dan, alleenstaand, bewijst het de majesteitelijkheid van zijn macht. Geloof, o kind van God, geloof in Hem en zie niet op iets in uzelf.
7. Dan ook zijn er velen bezorgd omdat zij godslasterlijke gedachtenhebben. Hiermee kan ik mezelf ook sympathiseren. Ik herinner mij een zeker smal en kronkelig laantje in een landelijk dorp, waarover ik liep op een dag toen ik de Zaligmaker zocht. Opeens schoten de ergste vloeken die u maar bedenken kunt, door mijn gedachten. Ik hield mijn hand voor mijn mond om ze niet te uiten. Ik had, voor zover ik wist, deze woorden nog nooit gehoord. Ik weet zeker dat ik niet een ervan ooit in mijn leven geuit had, want ik ben nooit godslasterlijk geweest. Maar die dingen kregen mij beet. Wel een half uur lang gingen de vreselijkste verwensingen door mijn hoofd. O, hoe kreunde ik en riep tot God!
Die verleiding ging voorbij, maar na een paar dagen kwam het terug en als ik in gebed was of als ik de Bijbel las, kwamen deze godslasterlijke gedachten vaker dan op andere tijden. Ik sprak erover met een oude, godvrezende man. Hij zei me: “O, dit alles hebben velen van Gods kinderen voor jou ervaren, haat je deze gedachten?” “Dat doe ik”, zei ik eerlijk. “Dan”, zei hij, “zijn het niet jouw gedachten. Ga ermee om als de oude steden vroeger omgingen met vagebonden, geef ze een pak rammel en stuur ze naar hun eigen stad terug. Doe als volgt met ze,” zei hij: “kreun erover, heb er berouw over en stuur ze terug naar de duivel, hun vader, aan wie zij toebehoren, want zij zijn niet van jou.”
Bunyan schrijft er ook over, wanneer Christen door de Vallei van de Schaduw des Doods gaat. Dan zegt hij: “Toen kwam er iemand naar hem toe die godslasterlijke gedachten in zijn oor fluisterde, zodat de arme Christen dacht dat het zijn eigen gedachten waren, maar het waren helemaal niet zijn gedachten, maar de influisteringen van een godslasterlijke geest.” Dus wanneer u Christus wilt aannemen, komt Satan met al zijn geschut om te proberen u te vernietigen. Hij kan het niet verdragen een van zijn slaven te verliezen. Hij zal desnoods voor elke gelovige een nieuwe verleiding uitvinden, opdat die niet zijn vertrouwen in Christus zal stellen. Kom nu, arme ziel, niettegenstaande alle godslasterlijke gedachten in uw ziel, durf uw vertrouwen te stellen in Christus. Zelfs al zijn die gedachten meer godslasterlijk dan u ooit gehoord hebt, kom en geloof in Christus, kom en werp uzelf op Hem. Ik heb gehoord dat als een olifant over een brug gaat, hij eerst met zijn poot op het hout stampt om te horen of het hem wel dragen kan. Kom dan, u die denkt een olifant van een zondaar te zijn. Hier is een brug die sterk genoeg is voor u, zelfs met al deze gedachten van u. “Alle zonde en lastering zal den mensen vergeven worden.” Werp dat Satan maar voor de voeten, en vertrouw uzelf aan Christus toe.
8. Nog één struikelblok en dan ben ik klaar. Er zijn mensen die zeggen: “O dominee, ik zou wel geloven dat Christus mij kon redden als ik maar kon zien dat mijn geloof vruchten zou vóórtbrengen.O dominee, als ik goed wil doen, is het kwaad er bij mij.” Neemt u mij niet kwalijk dat ik, als een voorbeeld, steeds met mijn eigen gevoelens kom, maar ik voel dat, als ik preek voor beproefde zondaren, iemands persoonlijke ervaring krachtiger spreekt dan enig ander voorbeeld. Geloof me, het is geen egoïsme, maar een eenvoudig verlangen het u duidelijk te maken, dat mij laat vertellen wat ik zelf gevoeld heb. De eerste zondag, nadat ik tot Christus gekomen was, ging ik naar een Methodistengemeente. De preek ging over deze tekst: “Ik ellendig mens, wie zal mij verlossen uit het lichaam dezes doods?” Ik was juist tot zover gekomen in die week. Ik wist dat ik mijn vertrouwen in Christus gesteld had en ik wist, dat toen ik in dat huis van gebed zat, mijn geloof eenvoudig en alleen gevestigd was op de verzoening van de Middelaar. Maar er lag een gewicht op mijn ziel omdat ik niet zo heilig kon zijn zoals ik wilde wezen. Ik kon niet zonder zonde leven. Als ik opstond ‘s morgens, dan dacht ik dat ik me van elk hard woord zou kunnen onthouden, van elke boze gedachte en blik. Ik kwam kreunend naar die kerk: “Het goede dat ik wil, doe ik niet, maar het kwade dat ik niet wil, dat doe ik.”
De dominee zei toen dat Paulus nog geen christen was toen hij dit vers schreef, dat dit zijn ervaring was voordat hij de Heere kende. Ach, wat een fout. Ik weet dat Paulus een christen was en ik ken vele christenen die, hoe meer zij naar zichzelf kijken, hoe meer zij moeten kreunen, want zij kunnen niet zijn zoals zij willen zijn. Wat, u wilt niet in Christus geloven totdat u volmaakt bent? Dan zult u nooit in Hem geloven! U wilt de dierbare Jezus niet vertrouwen totdat u geen zonden meer hebt om Hem mee te vertrouwen? Dan zult u Hem helemaal nooit vertrouwen! Want weet wel zeker dat u nooit perfect zult wezen totdat u het aangezicht van God in de hemel ziet. Ik ken iemand die dacht dat hij perfect was en die man had een bochel. Dit was mijn bestraffing voor zijn trots: “Als de Heere u een volmaakte ziel gegeven had, dan zou Hij u ook wel een volmaakt lichaam gegeven hebben om het in te dragen.” Volmaaktheid zal niet gevonden worden aan deze kant van het graf. Uw zaak is het Christus te vertrouwen.
U moet vertrouwen op niets anders dan het bloed van Christus. Vertrouw Christus en u staat vast. “Hij, die gelooft in de Zoon van God heeft het eeuwige leven.” Het is onze plicht te vechten tegen elke zonde. Het is ons voorrechtdie te overwinnen. Het is onze eer te voelen dat wij tegen de zonde vechten en op een dag zal het onze eer zijn om die onder onze voeten te vertrappen. Maar verwacht vandaag geen totale overwinning. Uw eigen bewustheid van zonde bewijst dat u leeft. Het feit dat u niet bent wat u wezen wilt, bewijst dat er wat hoge en edele gedachten in u zijn die niet vanzelf in u zouden ontstaan. Een week of zes geleden was u tevreden over uzelf, niet? En het feit dat u nu ontevreden bent, bewijst dat God een nieuw leven in u geplant heeft, dat u laat zoeken naar een hoger en beter element om in te ademen. Als u op aarde wordt wat u worden wilt, vrees dan. Als de wet u rechtvaardigt, ja, dan bent u uit de genade gevallen, want Paulus heeft gezegd: “Die door de wet gerechtvaardigd wilt worden: gij zijt van de genade vervallen.” Maar terwijl ik voel dat de wet mij veroordeelt, is het mijn vreugde te weten, dat gelovend in Christus “er dan nu geen verdoemenis is voor degenen, die in Christus Jezus zijn, die niet naar het vlees wandelen, maar naar den Geest.”
En nu, hoewel ik geprobeerd heb de weg te ontruimen, ben ik me bewust dat ik heel waarschijnlijk zelf ook een paar stenen op de weg gelegd heb. Moge God het me vergeven, ik heb het onbewust gedaan. Ik zou deze weg zo recht willen uitleggen als ooit een snelweg tussen twee steden maar was. Zondaar, er is niets dat u kan beroven van uw rechtom in Christus te geloven. U bent hartelijk uitgenodigd op het huwelijksfeest te komen. De tafel is gedekt en de uitnodiging is gratis verstrekt. Er zijn geen portiers aan de deur die u weren. Er is niemand die u een toegangsbewijs vraagt. Kom tot Hem gewoon zoals u bent. Ach, ik weet dat als wij in onze studeerkamers zitten, het een makkelijke zaak lijkt om het Evangelie te preken en de mensen in Christus te laten geloven, maar als wij het gaan doen, dan is dat het moeilijkste werk van de wereld. Als ik u zou zeggen de een of andere moeilijke opdracht uit te voeren, dan zou u het doen, maar als het eenvoudig is ‘geloof, was uzelf en wees rein,” dan wilt u het niet doen.
Als ik zei: “Geef mij duizend pond,” dan zou u het geven. U zou duizend mijlen op uw handen en knieën kruipen of het bitterste vocht dat ooit gebrouwen was, drinken, maar dit: eenvoudig Christus vertrouwen, is te moeilijk voor uw trotse geest. Ach zondaar, bent u te trots om gered te worden? Kom toch, ik smeek ii uit de liefde van Christus, uit liefde voor uw ziel, kom met me mee en lillen wij samen naar de voet van het kruis gaan. Geloof in Hem, Die daar hing en leed. O, stel uw vertrouwen in Hem, die opgestaan is van de doden en die de gevangenen vrijheid schonk. En wanneer u Hem zult vertrouwen, arme zondaar, dan zult u niet teleurgesteld worden. Het zal geen misplaatst vertrouwen wezen.
Ik zeg het nogmaals, ik zal graag ook verloren gaan als ii vertrouwend op Christus verloren gaat. Ik zal mijn bed in de hel met u delen als God u verwerpt, als u uw eenvoudige vertrouwen in Christus stelt. Ik durf datte zeggen en datvrijmoedig onder ogen te zien, want u zou de eerste zondaar wezen die ooit, vertrouwend op Jezus, afgewezen zou worden. “Maar o,” zegt iemand, “ik durf niet te denken dat zo’n ellendeling als ik hen een recht kan hebben om te geloven.” Ziel, ik zeg u, het gaat er niet om of u een ellendeling bent of niet, het is het geboddat uw waarborg is. U wordt geboden te geloven. En wanneer een gebod met kracht tot u komt, dan komt de kracht met het gebod en hij die geboden wordt en willend gemaakt wordt, werpe zichzelf op Christus en hij gelooft en is gered.
Ik heb vanmorgen geprobeerd dit leerstuk zo duidelijk mogelijk voor te stellen. Ik weet dat, wanneer er iemand gered wordt, dit het werk is van God, de Heilige Geest, van het begin tot het einde. Als iemand vernieuwd wordt, dan geldt dat zij “niet uit den bloede, noch uit den wil des vleses, noch uit den wil des mans, maar uit God geboren zijn”. Maar ik zie niet hoe die grote waarheid tegenstrijdig is met deze andere: wie in Christus gelooft, zal zalig worden. En, ik zou u nogmaals willen vragen, zelfs voor u op mijn knieën vallend, alsof God het u zou smeken door mij: in Christus’ plaats, wees verzoend met God. En dit is de verzoening, dat u gelooft in de Heere Jezus Christus die Hij gezonden heeft; dat u Christus vertrouwt.
Begrijpt u mij? Dit is de verzoening; dat u uzelf op Hem werpt, dat u nergens op steunt, behalve op wat Hij gedaan heeft. Gered zult u wezen, verloren gaan kunt u niet wanneer u uzelf helemaal op Christus werpt en de hele last van uw zonden, uw twijfels, uw vrezen en uw angsten helemaal daar neerwerpt. Nu, dat is de leer van vrije genade preken. En wanneer iemand zich afvraagt hoe een Calvinist zo kan preken, laat mij dan zeggen dat dit het soort preek is die Calvijn preekte. Beter nog, het is het soort preek van onze Heere Jezus Christus en Zijn apostelen. Wij hebben een goddelijke waarborg, wanneer wij u vertellen: “Hij die geloofd zal hebben en gedoopt zal zijn, zal zalig worden; maar hij die niet gelooft, zal verdoemd worden.”
Amen.