Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: Zo iemand Mijn woord zal bewaard hebben, die zal den dood niet zien in der eeuwigheid. De Joden dan zeiden tot Hem: Nu bekennen wij, dat Gij den duivel hebt. Abraham is gestorven, en de profeten; en zegt Gij: Zo iemand Mijn woord bewaard zal hebben, die zal den dood niet smaken in der eeuwigheid? Zijt Gij meerder dan onze vader Abraham, welke gestorven is, en de profeten zijn gestroven; wien maakt Gij Uzelven? Johannes 8:51-53
In het voorgaande gedeelte van dit hoofdstuk hoorden we de Joden met boosaardige stemmen een bittere vraag stellen aan de Heere Jezus: “Zeggen wij niet van U dat Gij een Samaritaan zijt, en de duivel hebt?” Hoe rustig bleef de Heere toen Hij hun antwoord gaf! Hij vond het nodig hun te antwoorden. Hij deed dat met veel geduld en met een goed argument: “Ik heb de duivel niet. Ik eer Mijn Vader.” Dat is een duidelijk bewijs. Niemand die God eert, kan de duivel hebben. De kwade geest heeft van meet af aan alles tegengestaan wat God de Vader eer wil bewijzen. De apostel Paulus, die dit gedeelte niet gelezen had (het Johannes-evangelie was toen nog niet geschreven), antwoordde Festus ook op deze manier. Festus sprak: “U spreekt wartaal, Paulus, uw grote geleerdheid brengt u tot waanzin.”
Daarop antwoordde Paulus kalm: “Ik spreek geen wartaal, hoogedele Festus, maar ik uit woorden van waarheid en gezond verstand.” Dit was een goede afspiegeling van het vriendelijke en krachtige antwoord dat de Heere Jezus gaf: “Ik heb de duivel niet, maar Ik eer Mijn Vader.” Broeders, als iemand u vals beschuldigt, als men u van kwaad beticht of u zwart maakt, geeft u “rekenschap van de hoop die in u is, in zachtmoedigheid en vreze”. Raak niet verhit en overhaast u niet, want dan verliest u kracht en dwaalt u gemakkelijk. Laat de Heere Jezus uw voorbeeld zijn.
De valse beschuldiging kwam nadat de Heere Jezus een grote waarheid had gesproken. Nu zijn zij boos, maar Hij laat in hun gezichten het volle licht van de waarheid schijnen. Als u de dwaling wilt bestijden, moet u de waarheid verhogen. Hun dood voortbrengende brengende taal werd door Zijn levenbrengende woorden tegengesproken: “Waarlijk, waarlijk, Ik zeg u, indien iemand Mijn woorden bewaart en dezelve doet, hij zal de dood niet zien.” Niets laat de tegenstanders van het geloof zo verstommen als een waarheid van God die met onwrikbaar vertrouwen wordt uitgesproken. De waarheid die Jezus hier uitsprak was vol van belofte. Als zij deze belofte opzettelijk negeerden, werd deze voor hen erger dan een bedreiging. Afgewezen beloften van Christus veranderen in hun tegendeel.
Als deze mensen toch doorgaan met Hem te belasteren, nadat ze hadden gehoord “Indien een mens Mijn woorden bewaart en dezelve doet, hij zal de dood niet zien”, dan zal hun geweten daarna wakker worden en zeggen: “Wie niet gelooft, zal het leven niet zien; de toorn Gods blijft op hem.” Als de gelovige de dood niet zien zal, zal de ongelovige het leven niet zien. Dan wordt het Evangelie een “reuke des doods ten dode” voor degenen die het afwijzen. Hetzelfde Woord dat eeuwig leven belooft, dreigt met de eeuwige dood voor degenen die opzettelijk niet willen geloven. Ik bid dat wij vanmorgen door genade in een geestestoestand zijn waarin wij geholpen worden om Christus’ woorden te doen, zodat wij deze heerlijke belofte mogen beërven: “Indien een mens Mijn woorden bewaart, hij zal de dood niet zien.”
Moge de Heilige Geest mij leiden als ik het eerst heb over de genadige natuur: de man die Christus’ woorden bewaart. In de tweede plaats wil ik het hebben over een heerlijke verlossing: “Hij zal de dood niet zien.” In de derde plaats wil ik de andacht vestigen op Hem, Die het leven geeft. Volgens de Joden gaf de Heere Jezus hier hoog op van Zichzelf door wat Hij hier van Zichzelf zei. Het feit dat de gelovige de dood niet zien zal, maakt Jezus ook groot. Moge Hij verheerlijkt worden in onze treurende harten als wij aan onze overleden vriend denken als aan iemand die de dood niet zien zal!
1. In de eerste plaats staan wij stil bij de beganadigde natuur: “Indien een mens Mijn geboden bewaart, zal hij de dood niet zien.” De belangrijkste trek van deze natuur is dat hij Christus’ woorden bewaart. Hij kan nog andere karaktertrekken hebben, maar die zijn relatief onbelangrijk in dit opzicht. Hij kan een vreesachtige natuur hebben, hij kan vaak depressief zijn, maar als hij Christus’ woorden bewaart, zal hij de dood niet zien. Hij kan een groot zondaar geweest zijn in zijn vroegere leven, maar na zijn bekering en het houden van Christus’ woorden, zal hij de dood niet zien. Hij kan een man worden die sterk is van geest en een vaste greep krijgen op de dingen van de eeuwigheid. Daardoor kan hij zeer nuttig worden in de gemeente. De reden voor deze veiligheid is dezelfde als voor de zwakke en vreesachtige broeder: hij bewaart Christus’ woorden en daarom zal hij de dood niet zien. Wend uzelf van andere dingen af en onderzoek uw hart op dit punt: houdt u Christus’ woorden? Als u dat doet, zult u de dood niet zien.
Wie is de man die Christus’ woorden bewaart? Hij is iemand die leeft in nauwe omgang met Christus. Hij hoort wat Hij zegt. Hij doet ook wat Hij zegt. Wij komen vandaag de dag wel mensen tegen die praten over geloof in God. Maar zij kennen de Heere Jezus niet als het grote offer en de verzoening. Maar zonder Middelaar kunnen we niet tot God komen. Jezus zegt: “Niemand kan tot de Vader komen dan door Mij.” Zijn getuigenis is waarachtig. Broeders, wij verheerlijken Christus als God Zelf. Wij trekken de eenheid van God niet in twijfel. Hoewel er één God is, is er ook maar één Middelaar tussen God en de mensen, de mens Jezus Christus. Onthoud dat Jezus Christus als Middelaar onontbeerlijk is voor al onze omgang met de Vader. U kunt God niet vertrouwen, God niet goed dienen, tenzij u vrijwillig gehoor geeft aan Zijn wijze van verzoening, rechtvaardiging, verlossing en toegang. Dat kan alleen door het bloed van Christus. In Christus komen we nader tot God. Probeer niet om nader tot de God te komen Die een verterend vuur is, dan alleen door de vleesgeworden God. Vertel mij, mijn toehoorder, is uw geloof gevestigd op Hem Die God heeft aangesteld als de verzoening van zonden? Komt u tot God op de manier die Hij heeft aangewezen? Op een andere manier zal Hij u niet ontvangen. Als u de weg van verzoening door het bloed van het Lam afwijst, kunt u Christus’ geboden niet houden. Want Hij zegt: “Die Mij gezien heeft, heeft de Vader gezien.” Hij zegt dit van niemand anders.
Deze mensen maken Jezus tot hun alles. Zij houden Zijn woorden in ere en doen ze. Zij respecteerden ze, keken nauwlettend toe, vertrouwden en gehoorzaamden ze. In de eerste plaats wordt met het bewaren van de woorden bedoeld dat ze Zijn leer aanvaardden. Wat Jezus hun als waarheid vertelde, hebben ze als waarheid aanvaard. Doet u dat ook? Voor sommigen is hun verstand de grote bron van geloof. Zij beoordelen de goddelijke openbaring en behouden zich het recht om niet alleen te beoordelen, maar ook te corrigeren en toe te voegen. Zij hebben zoveel zelfvertrouwen dat zij zichzelf tot rechters over Gods Woord hebben aangesteld. Zij geloven een leerstelling omdat het licht van de tegenwoordige tijd die bevestigt of uitgevonden heeft. Hun fundament is in de eigen gedachten van een mens. Naar hun mening zijn sommige schriftgedeelten helemaal fout en moeten die worden bewerkt met wetenschappelijke hamers. Het licht van de Heilige Geest komt hun voor als een gloeiende spijker als zij het vergelijken met het licht van de vooruitgang in deze tegenwoordige tijd. Maar wie wil delen in de belofte die voor ons ligt, gelooft het Woord van de Heiland, omdat het Zijn Woord is. Hij neemt de uitspraken van Christus en Zijn apostelen aan als de waarheid. Voor hem is de inspiratie door de Heilige Geest de garantie voor het geloof. Dit is heel belangrijk: het fundament van ons geloof is veel belangrijker dan de bovenbouw. Alleen als u uw geloof fundeert op het feit dat de Heere gesproken heeft, heeft u die aanbidding en die vreze die nodig zijn voor God. Ook al zijn uw geloofsovertuigingen correct, dan bent u nog niet correct in uw geestesgesteldheid, tenzij uw geloof steunt op de autoriteit van Gods Woord. Wij behoren discipelen te zijn, geen critici. Wij laten het scherpslijpen achter ons, want wij geloven. De deken die overleden is, stond in deze zaak op de rotsgrond. Hij accepteerde alle leer uit het Woord met een levend, kinderlijk geloof. En hoewel hij de verleidingen kende van de school van de twijfel, werd hij niet aangetast door haar redeneringen.
Vervolgens vertrouwt de man die genade kent op Christus’ beloften. Dit is van cruciaal belang. Zonder vertrouwen in Jezus hebben we geen geestelijk leven. Geliefde toehoorder, vertrouwt u op de uitspraak van de Heere Jezus: “Die in Mij gelooft zal het eeuwige leven hebben”? Gelooft u de belofte van vergeving voor de man die zijn zonden belijdt en laat? Vergeving door het kostbaar bloed van het grote Offer? Zijn de beloften van Christus zekerheden voor u? Zekerheden die het stempel dragen van: “Voorwaar, voorwaar zeg Ik u”? Durft u het welzijn van uw ziel op te hangen aan de spijker van deze uitspraak? Sommigen van ons laten hun eeuwige bestemming alleen afhangen van de betrouwbaarheid van Christus. Als zij al Zijn beloften bij elkaar nemen, kunnen die een volheid aan vertrouwen in ons bewerken.
Verder gehoorzaamt de man die genade kent aan de voorschriften van de Heere Jezus. Niemand houdt Christus voorschriften, tenzij hij die uitvoert in zijn leven. Hij is niet alleen onze Leraar, maar ook onze Heere. Een ware gelovige cultiveert die geest van liefde die de kern is van Christus’ morele onderwijs. Hij doet zijn best om zachtmoedig en vergevingsgezind te zijn. Hij streeft naar een zuiverheid van hart en vrede in de geest. Hij streeft naar heiligheid, zelfs als hij ervoor vervolgd wordt. Hij weet wat zijn Heere geboden heeft en hij doet dat met vreugde. Hij steigert niet bij het horen van de geboden door te zeggen: “Dat vraagt te veel zelfverloochening! Daarvoor moet ik te veel afstand van de wereld nemen!” Maar hij wil ingaan door de enge poort en op de nauwe weg gaan, omdat zijn Heere het hem geboden heeft. Het geloof dat niet tot gehoorzaamheid leidt, is een dood geloof en een vals geloof. ”Het geloof dat ons niet dringt om de zonde te verlaten, is niets beter dan het geloof van de duivelen, hoewel het er best indrukwekkend kan uitzien.”
“Geloof gehoorzaamt aan Vaders wil en vertrouwt geheel op Hem.
De Heer vergeeft aan iedereen die luistert naar Zijn stem.”
Wie gehoorzaamt aan Christus’ geboden, ontvangt door het Woord van God een nieuw en eeuwig leven. Het Woord van God is een “levend en onvergankelijk zaad, dat blijft tot in eeuwigheid”. Waar het Woord in aarde valt die het ontvangt, daar schiet het wortel en gaat groeien. “Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe.” Het is door Christus’ woord, dat het leven in de ziel ingeplant wordt. Door dat Woord wordt het hemelse leven gevoed, vermeerderd, ontwikkeld en ten slotte vervolmaakt. De kracht en energie van de Heilige Geest die door het geloof werkzaam zijn, worden gebruikt om het innerlijke leven te beginnen, te onderhouden en te vervolmaken. Het leven van genade op aarde is de bloesem. Het eeuwige leven in heerlijkheid is de vrucht. Het is steeds hetzelfde leven, van wedergeboorte tot wederopstanding. Het leven dat in de ziel van de gelovige komt, als hij een begin maakt met het houden van Christus’ geboden, is hetzelfde leven als dat wat hij zal genieten voor de eeuwige troon in de heerlijkheid.
Christus heeft ons voorgehouden hoe wij Zijn geboden moeten bewaren. Kijkt u goed in vers 55, waar Jezus van de Vader zegt:“ Gij kent Hem niet; maar Ik ken Hem. Indien Ik zou zeggen dat Ik Hem niet kende, zou Ik u gelijk zijn, dat is een leugenaar; maar Ik ken Hem en onderhoud Zijn geboden.” Wij behoren Christus woorden te bewaren, zoals Hij de woorden van de Vader bewaarde. Hij leefde op het woord van de Vader, daardoor kon Hij satans verleiding weerstaan om stenen in brood te veranderen. Het woord van zijn Vader was in Hem, zodat Hij altijd de dingen deed die de Vader behaagden. Als Hij sprak, waren het niet Zijn eigen woorden, maar de woorden van Degene die Hem gezonden had. Hij leefde op zo’n manier dat het goddelijke woord uitgevoerd werd. Zelfs aan het kruis droeg Hij er zorg voor dat de Schriften werden vervuld. Hij sprak: “Die uit God is, hoort de woorden Gods.” Hij kon Zelf zeggen: “Gij hebt mijn oren geopend.” Het woord was alles voor Hem en Hij was blij over zijn discipelen, omdat van hen gezegd kon worden: “Zij hebben Uw Woord bewaard.” Christus toont u hoe u Gods woorden moet bewaren. Leef voor Hem, zoals Hij leefde voor de Vader: “Indien een mens Mijn woorden bewaart en dezelve doet, hij zal de dood niet zien.” Liefde is de vervulling van de woorden van de Heere Jezus.
II. Wij komen nu aan het heerlijke deel van ons onderwerp, de heerlijke verlossing die de Heere Jezus belooft. “Hij zal de dood niet zien.” De Heere Jezus bedoelde niet dat hij nooit zal sterven. Hij is Zelf gestorven. Zijn volgelingen zijn allemaal na Hem gestorven. Sommige broeders leven in de verwachting dat zij de dood niet zien zullen voordat de Heere terugkomt. Jezus’ wederkomst is zeker iets om met vreugde naar uit te zien, maar ik zie niet in waarom het een voordeel zou zijn als wij dan nog in het vlees zijn. Is het beter veranderd te worden dan te sterven? Staat er niet ergens dat wij die leven en gebleven zijn tot de dag van de komst des Heeren, geen verhindering zullen zijn voor hen die ontslapen zijn? Dat is zeker zo. In de eeuwigheid zullen wij kunnen zeggen dat wij gemeenschap met Christus hadden, ook in de dood. De heiligen die dan nog leven, zullen dat niet kennen. Het is geen leerstelling, maar als men keus zou hebben in deze zaak, zou het wel eens winst kunnen zijn om te sterven.
Hoe dierbaar zal Christus voor ons zijn in de toekomende tijd. Wij zullen aan Zijn dood denken en kunnen zeggen: “Wij zijn ook gestorven en weer opgestaan! U die niet bent gestorven, hebt zeker geen voordeel boven ons die wel ontslapen zijn.” Wij treuren daarom niet dat onze broeder ontslapen is voordat de heerlijke wederkomst van de Heere Jezus is geschied, want hij verliest daar niets mee. Voor de gelovigen staat er dat zij “de dood niet zien zullen” en dat is zeker niet beperkt tot degenen die de wederkomst meemaken. Het geldt voor allen die Zijn woorden hebben gedaan, ook al zijn ze daarna in het graf gedaald. Wat betekent deze belofte? In de eerste plaats dat ons aangezicht van de dood is afgewend. Hier ben ik, arme zondaar, overtuigd van zonde en bang voor de tóórn van God. Wat is er voor mijn ogen? Het Griekse woord is sterker dan “zien”. Hier wordt bedoeld een langdurig, grondig en voortdurend kijken, totdat het voorwerp dat wij bekijken langzaam vertrouwd wordt. De ontwaakte zondaar ziet de eeuwige dood, de straf op de zonde. Hij staart in angst en ontmoediging naar de resultaten van de zonde. O, die dood die nooit ophoudt en de toom! Als ik nog geen vergeving ontvangen heb, kan ik niet anders dan dat als mijn lot zien. Maar wat zie ik nog meer, als ik rondkijk? Leven en niets anders dan leven in Christus Jezus. “Hij is ons leven.” Wat zie ik als toekomst? Eeuwig leven!
Nu begrijp ik de betekenis van de tekst: “Ik ben de opstanding en het leven. Die in Mij gelooft zal leven, al ware hij ook gestorven.” En ook: “Ik ben het leven: Wie in Mij gelooft heeft het eeuwige leven.” De mens die het woord van de Heere Jezus heeft ontvangen, is van de dood overgegaan in het eeuwige leven. Hij wordt niet veroordeeld en zal daarom ook de dood niet zien. Alles wat voor de gelovige ligt is leven, een volledig, overvloedig en eeuwig leven. Wat is er van onze dood geworden? Onze Heere Jezus heeft die gedragen. Hij is voor ons gestorven. Hijzelf heeft onze zonden in Zijn lichaam aan het kruis gedragen. Hij vertegenwoordigde ons toen Hij stierf. In Zijn dood zijn wij gestorven. Er is geen doodstraf meer voor de gelovige, want er kan geen beschuldiging meer worden ingebracht tegen degenen voor wie Christus gestorven is. Zullen wij sterven, voor wie Christus aan het kruis is gestorven? Ons vertrek uit deze wereld is geen straf meer op de zonde. Als ik mijn Heere aan het kruis zie sterven, zie ik dat de dood zelf voor mij dood is.
De tekst “Wie mijn woorden bewaart zal de dood niet zien”, heeft ook deze betekenis: de geestelijke dood is verdwenen en komt nooit terug. Voordat een mens Christus kent, blijft hij in de dood en om zich heen ziet hij niets dan de dood. Arme zielen! U weet waar ik het over heb, u die bezorgd bent om uw ziel. U probeert te bidden en vindt de dood in uw gebeden. U probeert te geloven, maar u lijkt dood voor het geloof. Helaas, mensen zonder God, u weet het niet, maar de dood is overal in u. U bent dood in uw zonden en overtredingen. Uw zonden zijn wat de grafkleding is voor een lijk. Het lijkt uw natuurlijke kleding. Het past u, het bindt u. U weet weinig van het verval dat over u komt, zodat God Zelf zal zeggen: “Begraaf de doden buiten mijn gezichtsveld.” Zodra het Evangelie van Jezus Christus met kracht tot een mens komt, wat zien wij dan? Hij is niet langer dood. Hij begint het leven te zien. Misschien is het aanvankelijk een pijnlijk leven. Er kan diep berouw zijn over het verleden en angst voor de toekomst. Het kan een leven van hongeren en dorsten zijn. Een leven dat iets verlangt, al weet het nog nauwelijks wat het is. Deze mens ziet het leven. En hoe meer hij de woorden van zijn Zaligmaker houdt, hoe meer hij zich verheugt in Jezus Christus, hoe meer hij rust op de belofte, hoe meer hij van Hem gaat houden en hoe meer zijn nieuwe leven de dood uit het gezicht zal drijven. Het leven groeit en bloeit nu en de oude dood verbergt zich in hoeken en gaten. Hoewel de gelovige nog vaak moet treuren over over de oude dood die terug wil keren, toch ziet hij nu niet meer die dood van de zonde zoals vroeger. Hij kan het niet verdragen, hij heeft geen plezier in de overdenking ervan, maar roept tot God om bevrijding van zonde. Genade bevrijdt ons van de heerschappij van de dood en ook van de straf van de dood.
“Maar”, roept iemand, “een christen sterft toch ook?” Ik antwoord: Dat is niet noodzakelijk. Sommigen zullen blijven tot aan de komst van de Heere Jezus en dan niet sterven. Er is ook geen wettelijke noodzaak meer dat een mens moet sterven. Toch sterven goede mensen. Ook onze dierbare broeder stierf, maar niet als straf op de zonde. Hij had vergeving ontvangen en God straft degenen die vergeving hebben niet nog eens. Geliefde toehoorders, als u niet in Christus gelooft, dan zal de dood voor u wel een straf zijn op de zonde. Maar voor de gelovige is de natuur van de dood veranderd. Onze dood is een in slaap vallen, niet een gerechtelijke executie. Het is een vertrek uit deze wereld naar de Vader, niet een weggestuurd worden in toorn. Wij hebben de aardse legers verwisseld voor de zegevierende hemelse legermachten bij het verlaten van deze wereld. Door de opstanding van de Heere Jezus is de dood voor ons een tunnel, een doorgang naar het eeuwige leven geworden.
“Indien een mens Mijn woorden bewaart, hij zal de dood niet zien”, betekent verder ook: hij leeft niet langer onder de invloed van de dood. Hij zal niet eeuwig aan de dood denken en vrezen voor de naderende gevolgen. Ik moet toegeven dat sommige christenen gebonden zijn door angst voor de dood, maar dat komt omdat zij de woorden van hun Meester niet bewaren zoals het zou moeten. Op ons heeft deze uitspraak een zodanige uitwerking, dat wij niet meer bang zijn te sterven, wij verlangen ernaar om te mogen vertrekken.
Ik moet enkele dierbare broeders corrigeren als zij tegen mij zeggen: “Laat mij de dood van de rechtvaardigen sterven.” Spreek niet zoals Bileam deed. Spreek liever: “Laat mij leven, opdat ik God moge verheerlijken en mijn broeders in nood mag helpen bij het werk voor de Heere.” Ik bid u, maak geen haast om te vertrekken.
Dit ongeduld bewijst wel dat de dood zijn verschrikking voor ons heeft verloren. Wij zien de dood niet voor ons als een komende storm. Wij zien de duisternis niet, want wij wandelen in het licht. Wij zullen nooit de werkelijkheid en het wezen van de dood zien, namelijk, de toom van God in de tweede dood. Wij hoeven geen veroordeling meer te vrezen, want “God is het die rechtvaardig maakt.” De uiteindelijke scheiding van God, hetgeen de echte dood is van de menselijke natuur, kan nooit tot ons komen. “Wie zal ons scheiden van de liefde van God, die is in Christus Jezus, onze Heere!” De ellende en het verval die het woord “dood” beschrijft met betrekking tot de ziel, zullen nooit over ons komen. Wij zullen niet vergaan, niemand zal ons uit Gods hand rukken.
Als de gelovige sterft, ziet hij niet op de dood. Hij wandelt wel door de vallei van de schaduwen van de dood, maar hij vreest geen kwaad, en ziet niemand die hij moet vrezen. Er viel een schaduw over mijn weg, maar ik zag hem nauwelijks en ging verder. Hoezo? Omdat mijn ogen gevestigd bleven op een krachtig licht in de verte. Daardoor viel mij de schaduw niet zo op, die mij anders veel zorgen zou hebben gebaard. Gelovigen verheugen zich zo in de aanwezigheid van hun Heere en God, dat zij er niet zwaar aan tillen dat zij sterven. Zij rusten zo gerieflijk in de omarming van Jezus, dat zij nooit de rouwklage horen. Als zij van de ene wereld in de andere overgaan, is dat zoiets als een reis van Engeland naar Schotland. Het is één koninkrijk en een zon schijnt op beide landen. Vaak vragen treinrezigers: “Wanneer komen we van Engeland in Schotland?” Er is geen plotselinge schok waarneembaar in de trein. Er is geen brede grensstrook. U rijdt van het ene in het andere zonder merkbare overgang. Wij groeien voortdurend in ons geloof, van blad tot aar en van aar tot de volle tarwekorrel. Er is geen zwarte gordel die de stadia van groei van elkaar scheidt. Wij weten het pas als wij aankomen. Maar de overgang kan zo snel gaan dat we die niet zien. De reis van de aarde naar de hemel kan de allergrootste reis lijken, maar het is voorbij als in een oogwenk.
Hij zal de dood niet zien. Hij zal door de Jordaan gaan alsof het droog land was en nauwelijks merken dat het een rivier was. Net als bij Petrus zullen de deuren vanzelf opengaan. De gelovigen zullen allen weten dat zij vrij zijn. Het zal zijn zoals van Petrus geschreven staat: ”Hij wist niet dat het waarachtig was, wat door de engel geschiedde, maar hij meende een gezicht te zien.” Vrees de dood niet. Jezus zegt: “Die Mijn geboden bewaart zal de dood niet zien.”
Volg de ziel als zij aankomt in de andere wereld: het lichaam is achtergelaten en de mens is een geest zonder lichaam. Maar hij ziet Jezus niet. Al het leven dat hij nodig heeft, heeft hij in zijn ziel doordat hij één is met Jezus. Toch verwacht hij dat bij de wederopstanding zijn lichaam weer met zijn ziel verenigd zal worden. Het zal dan de woonplaats en het instrument van zijn vervolmaakte geest zijn. Terwijl hij uitwonend is van het lichaam, is hij inwonend bij de Heere, zodat hij de dood niet merkt.
Maar de oordeelsdag is gekomen, de grote witte troon staat er, de menigten verschijnen voor de Heere. Wat gebeurt er met hem die Christus woorden heeft bewaard? Is hij niet bang? Het is de dag van de toom! Hij weet dat hij de dood niet zien zal en daarom is hij niet in verwarring. Voor hem geldt niet: “Gaat heen, gij vervloekten!” De hel opent haar mond. De kuil die bestemd is voor de verdoemden opent haar mond en ontvangt hen. De goddelozen zakken weg in menigten. De bozen en alle naties die God vergeten, worden in de hel geworpen. Zal in dat vreselijke uur zijn voet wankelen? Nee, hij zal blijven staan in het gericht en de dood niet zien. Maar de wereld staat in brand, alle dingen worden ontbonden en de elementen versmelten van hitte. De sterren vallen als de bladeren in de herfst. Is hij nu ongerust? Nee! Hij zal de dood niet zien. Want Jezus zégt: “Ik leef, en gij zult leven.” O, gezegende ogen die de dood niet zien zullen. Gelukkige geest die vertrouwen mag op Christus Jezus en op een onsterfelijkheid die geen gevaar loopt. Onze geliefde broeder was de verpersoonlijking van een leven in de dienst van de Heere. Afgelopen zondag zat hij naast me en zijn ziel beantwoordde het woord van de Heere. Afgelopen maandag werd geheel besteed in de dienst van God en Zijn kerk, op een hartelijke manier. Hoewel hij vreselijk moest lijden in het vlees, droeg zijn geest hem over zijn menselijke zwakheden heen. Hij liet voortdurend een verbazende inzet en ijver voor God zien en voor de zielen van mensen. Tot het einde bleef de oude passie sterk in hem. Hij wilde spreken voor zijn Heere. Hij was zo bezig dat hij niet wist dat hij stervende was. Hij bevond zich in de hemel voordat hij het doorhad. Ik denk dat hij tot zichzelf sprak: “Ik dacht dat ik naar de tabernakel ging, maar hier ben ik in de tempel van mijn God. Jarenlang heb ik mijn plaats ingenomen tussen mijn broeders beneden en heb mijn Heere gediend. Nu heb ik een thuis boven en zie Zijn aangezicht. Ik zal nu zien wat er te doen is.” Ja, hij zal God dag en nacht dienen in Zijn tempel, net als hij hier gedaan heeft. Want hij was nooit moe van werken voor Jezus. Hij was er altijd mee bezig en altijd vol leven. Hij heeft geen dood gezien terwijl hij onder ons was, want hij vloeide over van leven. Toen de lichamelijke dood kwam, keek hij daar niet naar, maar boog het hoofd en merkte dat hij voor de troon stond.
Wat een heerlijk woord is dit! Niet voor de goddelozen. U moet naar de dood kijken. Het achtervolgt u nu: wat wordt er van mij in het uur van mijn dood? Voor u is er niets anders dan het loon van de zonde, dat is de dood. Het verval en grote ellende van uw ziel zullen eeuwig uw deel zijn. U wordt opgesloten met de verdoemde, ellendige en vernielde zielen! Dat is een vreselijk vooruitzicht. Het mag u best schrik aanjagen. Maar voor de gelovige is de bitterheid van de dood verleden tijd. Wij hebben niet meer te maken met de dood als straf op de zonde. Ook niet meer met de geestelijke dood als verstikking van het hart en de moeder van het verderf.
III. Dit brengt mij tot het derde punt: de grote Gever van het Leven.
Wat waren de Joden boos! Wat sloegen ze een gewetenloze taal uit! Ze konden zelfs Christus woorden niet correct weergeven. Zij zeiden: “U hebt gezegd, indien een mens Mijn woorden bewaart, hij zal de dood niet smaken.” Dat zei Jezus niet. Hij zei: “Zal de dood niet zien.” Wij zullen de dood wel smaken, zoals onze Meester. Want er staat dat Hij de dood gesmaakt heeft voor iedereen. Toch zullen wij de gal van de dood niet drinken zoals Hij, want de “dood is verslonden tot overwinning.” De gal van de dood is opgelost in de schaal van de overwinning. De Heere Jezus zei niet dat wij de dood niet zullen smaken. Hij bedoelde niet dat wij niet zullen sterven, in de normale betekenis van het woord. Hij gebruikte de woorden in hun religieuze betekenis, die de Joden goed kenden van hun profeten. Het Oude Testament gebruikt het woord dood zo al, de Joden kenden die betekenis heel goed. Dood betekent niet altijd de scheiding van ziel en lichaam. God sprak tot Adam: “Ten dage dat gij daarvan eet, zult gij de dood sterven.” Adam en Eva stierven in de zin zoals bedoeld. Hun zielen werden niet meteen gescheiden van hun lichaam, zij werden niet vernietigd. Zij bleven nog steeds werken op de aarde. “De ziel die zondigt zal sterven”, verwijst naar de dood die een degradatie, een vreselijke toestand, een totaal verval is.
Dood betekent niet dat men ophoudt te bestaan, maar iets heel anders. De overwinning en verwoesting van een ziel zijn de dood ervan, net zoals vervolmaking en vreugde het eeuwige leven ervan uitmaken. De scheiding van de ziel van God is de doodstraf en dat is echt dood. De Joden wilden de Heere Jezus op dit punt niet begrijpen. Toch begrepen ze wel degelijk dat wat Jezus beweerde Hem heerlijker maakte dan Abraham en de profeten. Tussen hun scheldwoorden vinden we een leerzaam zinnetje. Het is niet de grootheid of de heerlijkheid van de gelovige die zijn eeuwige zaligheid zeker stelt. Het is het verbonden zijn met de Heere Jezus, Die groter is dan Abraham en de profeten. Een mens bewaart Christus’ woorden en dat wordt een band tussen hem en Christus.
Hij wordt één met Christus. Vanwege hun Heere zullen de rechtvaardigen leven. Christus’ leven wordt gezien in geheel Zijn volk. Zij spiegelen Zijn goddelijk leven. Hij heeft het leven in Zichzelf en Hij verleent dat leven aan Zijn uitverkorenen. Zoals de oude schepping de heerlijkheid van de Vader liet doorschemeren, zo laat de nieuwe schepping de heerlijkheid van de Zoon zien. Gelovigen vinden hun hoogste levensvorm in Jezus Christus hun Heere. Ieder deel van hun leven verheerlijkt Hem.
Het is de heerlijkheid van de Heere Jezus dat wij bij Zijn woord leven. Hij onderhoudt ons niet door een automatisme van Zijn voorzienigheid, maar door Zijn woord. Toen de wereld ontstond omdat God sprak, kregen wij leven en zo kunnen wij verder leven door Christus’ woorden. Wat Hij heeft onderwezen, ontvangen wij in onze harten en het wordt de oorsprong van ons eeuwig leven.
Het is duidelijk dat de Heere Jezus veel groter is dan Abraham en al de profeten. Hun woord kon de mensen niet tot leven wekken, noch henzelf in leven houden. Maar de uitspraken van de Heere Jezus wekken elk tot leven die ze ontvangt. Door ze te bewaren zullen ze leven, ja, eeuwig leven. Glorie en heerlijkheid zijn aan Hem die levend maakt wie Hij wil.
Een heerlijke gedachte vloeit hieruit voort en daarmee wil ik afsluiten. De heerlijkheid van Christus hangt af van het feit dat ieder die Zijn woorden bewaart de dood niet zien zal. Als u en ik Zijn geboden bewaren en de dood zien, dan is Jezus niet waarachtig. Dan zal het blijken dat Hij of de kracht niet had, of Zijn belofte niet wilde houden. Dan zou Hij de heerlijkheid van Zijn trouw verliezen. Zijn eer staat op het spel.
Als een kind van God duizenden voor Jezus gewonnen heeft,en dan zou omkomen, wat een vreselijke mislukking van verbondsbelof- ten zou dat zijn! Maar die mislukking zou net zo groot zijn als de geringste van allen die het woord van de Heere bewaren, zou verloren gaan. Zo’n verlies van eer voor onze heerlijke God zou onvoorstelbaar zijn. Daarom, als iemand die het minst geacht is in Vaders huis werkelijk op Hem vertrouwt, hoewel hij beladen blijft met zonden en gebreken, dan moet Christus hem bewaren voor het zien van de dood. Zijn betrouwbaarheid, Zijn kracht, Zijn onveranderlijkheid en Zijn liefde, zijn alle betrokken bij Zijn trouw aan de belofte aan iedere gelovige. Ik wil dat u met deze gedachte getroost naar huis gaat.
Als er hier vanmorgen nog een schuldige overtreder is die zichzelf de grootste zondaar voelt die ooit geleefd heeft, als u tot Christus wilt komen, leg dan uw hand op de belofte. Houd daaraan vast en gehoorzaam, dan zult u de dood niet zien. Er is geen ziel in de hel die ooit zal kunnen zeggen: “Ik heb Christus’ woorden bewaard en ik heb de dood gezien, want ik ben hier.” Zo iemand zal er niet zijn, anders is Christus’ eer bevlekt in alle eeuwigheid. Bewaar Zijn woorden en Hij zal u bewaren voor de eeuwige dood!
Amen.