Uit welke al het geslacht in de hemelen en op de aarde genoemd wordt. Ef. 3:15
Velerlei zijn de gewichten die ons trekken naar de aarde en de banden, die er ons aan binden.
Onder deze laatste neemt onze familie, ons gezin, een eerste plaats in.
Wij hebben een prikkel nodig om ons op te heffen.
O dat wij hem in onze tekst mochten vinden!
Er is een zalige band tussen de heiligen hier beneden en de heiligen hier Boven.
Mochten wij ons bewust zijn, dat wij te samen een familie uitmaken!
I. Laat ons de taal van de tekst begrijpen.
1. Het woord, dat ons de sleutel aangeeft is “geslacht.” Een gebouw openbaart de eenheid van het plan van de bouwmeester. Een kudde, de eenheid van de bezitting van de herder. De titel van burger geeft eenheid van voorrecht te kennen. Het denkbeeld van een leger wijst op eenheid van doel en streven. Hier hebben wij iets, dat nog inniger en nog meer leerrijk is: “geslacht.” Dezelfde Vader, dus eenheid in bloedsbetrekking. Hetzelfde leven, en bijgevolg eenheid van aard. Dezelfde onderlinge liefde, als gevolg van natuur en verwantschap.
Dezelfde begeerten, belangen, genietingen en zorgen. Hetzelfde huis tot woonplaats, tot veiligheid en genot. Dezelfde erfenis, die weldra in bezit zal worden genomen.
2. Het verbindingswoord is “al.” “Al het geslacht in de hemelen en op de aarde.” Er is maar een geslacht en dat is een geheel. Zondigende en zich bekerende: nog niet volmaakt. Lijdende en veracht: vreemdelingen en bijwoners onder de mensen. Stervende en zuchtende, omdat zij nog in het lichaam zijn. In de hemel vinden wij een ander deel van het geslacht. Dienende en juichende. Zondeloos, vrij van alle zwakheid of gebrek. Eerende God, en door Hem geëerd. Vrij van zuchten en geheel vervuld van zingen. De strijdenden en de overwinnenden zijn een onverdeeld geslacht.
3. Het kronend woord is “genoemd.” Wij zijn genoemd naar de Eerstgeborene, namelijk Jezus Christus. Aldus zijn wij allen erkend even wezenlijke zonen te zijn als de Here Jezus; want dezelfde naam is over ons genoemd. Aldus is Hij grotelijks onder ons geëerd. Zijn naam wordt verheerlijkt door een ieder, die hem in waarheid draagt. Aldus zijn wij grotelijks geëerd in Hem door zo’n verheven naam te dragen. Aldus wordt ons geleerd, wie wij moeten navolgen. Wij moeten die naam recht laten wedervaren. Aldus worden wij krachtig herinnerd aan zijn grote liefde voor ons, zijn grote gave aan ons, zijn vereniging met ons en zijn waardering van ons.
II. Laat ons inkomen in de geest van de tekst. Laat ons trachten de familiegezindheid te voelen en te openbaren.
1. Laat ons als leden van hetzelfde gezin genieten van de dingen, die wij gemeen hebben. Wij allen hebben: Dezelfde bezigheden. Het is onze spijze en drank de Heere te dienen, de broederschap wel te doen en zielen voor de Heere te winnen. Dezelfde verlustigingen, gemeenschap, verzekerdheid, ver- wachting, enz. Dezelfde liefde van de Vader. Dezelfde rechtvaardigmaking en aanneming bij God. Dezelfde rechten op de troon van de genade, engelen dienst, goddelijke voorziening, geestelijke verlichting enz. Dezelfde voorsmaak van de toekomende gelukzaligheid. Wasdom in genade, volharding tot het einde en ere aan het einde.
2. Laat ons als leden van een zelfde geslacht gemeenzaam zijn met elkaar.
3. Laat ons als leden van een zelfde geslacht elkaar practisch helpen.
4. Laat ons als leden van een zelfde geslacht alle namen van de verdeeldheid afleggen en alle zodanige bedoelingen, gewaarwordingen, eerzucht, enz.
5. Laat ons als leden van een zelfde geslacht streven naar de bevordering van de eer en van het koninkrijk van onze hemelse Vader.
Laat ons de verloren leden van ons geslacht zoeken.
Laat ons de vergeten leden van ons geslacht koesteren.
Laat ons streven naar vrede en eenheid van het geslacht.