Gaat heen in het vlek, dat tegen u over ligt, en gij zult terstond een ezelin gebonden vinden en een veulen met haar; ontbindt ze en brengt ze tot Mij. Mattheüs 21:2
Volgens de geschiedenis, en ook volgens de profetie, schijnt het dat er twee dieren in de optocht zijn geweest. Ik vat het zo op, dat onze Heere op het veulen heeft gereden, want het was van wezenlijk belang dat Hij op een dier zou gaan zitten dat daarvóór nog geen dienst had gedaan. God is geen deelgenoot van de mens: wat aan Zijn bijzondere dienst wordt gewijd, mag daarvóór niet voor minder gebruik bedoeld zijn geweest. Jezus rijdt op een veulen waarop niemand ooit heeft gezeten. Maar waarom was het moederdier erbij? Het komt mij voor als een teken van Zijn tederheid: Hij wilde het moederdier niet onnodig van het veulen scheiden. Ik vind het mooi als ik zie dat een boer zo aardig is om het veulen te laten volgen terwijl de merrie voor de ploeg loopt of aan het werk is. Diezelfde zorgzaamheid bewonder ik in onze Heere. Hij zorgt voor het vee, zelfs voor een ezelin en haar veulen. Hij wilde zelfs geen arm dier nodeloos pijn doen door haar jong weg te nemen – en zo nam een dier van het veld in vreugde deel aan die optocht, als een symbool van een betere tijd waarin alle schepselen van slavernij bevrijd zullen zijn, en zullen delen in de zegeningen van Zijn heerschappij, waarin geen lijden zal zijn. Hierin heeft onze Heere Zijn discipelen geleerd om fijngevoeligheid te ontwikkelen, niet alleen ten opzichte van elkaar, maar ook ten opzichte van de gehele schepping. Eerbied voor het leven zie ik graag in een christen, voorzichtigheid met alles wat God heeft geschapen.