Bijbels Dagboek, C.H. Spurgeon
“Voor Iedere Avond”
En de priester merken zal, dat, ziet, de melaatsheid zijn gehele vlees bedekt heeft, zo zal hij hem, die de plaag heeft, rein verklaren. Leviticus 13:13
Hoe vreemd deze bepaling ook lijkt, toch getuigt ze van veel wijsheid, want uit het feit dat de kwaal uiterlijk zichtbaar was geworden, bleek dat het gestel gezond was. Het is goed om vanavond eens stil te staan bij het kenmerkende onderwijs van deze bijzondere regel. Ook wij zijn melaats en we mogen de wetgeving ten aanzien van melaatsen dan ook op onszelf lm passen. Als een mens inziet dat hij geheel en al verloren is, helemaal bedekt met het vuil van de zonde en dat het vuil hem overal aankleeft, als hij afziet van alle eigen gerechtigheid en zijn schuld aan de Heere belijdt, dan wordt hij gereinigd door het bloed van Jezus en de genade van God. Verborgen, niet gevoelde en niet beleden zonden zijn de echte melaatsheid, maar als de zonde wordt ingezien en gevoeld, ontvangt ze de doodsteek en de Heere ziet met ogen vol ontferming op de aangevochten ziel neer. Niets is dodelijker dan eigengerechtigheid en niets geeft meer hoop dan berouw. We moeten belijden dat we ‘alleen maar zonde’ zijn, want iedere mindere belijdenis doet te kort aan de waarheid. Als de Heilige Geest in ons werkt en ons overtuigt van zonde, dan zal het niet moeilijk zijn om zo’n belijdenis uit te spreken – die zal spontaan van onze lippen komen. Wat een troost biedt de tekst aan de werkelijk ontwaakte zondaar: dezelfde “in omstandigheden die hem zo zeer ontmoedigde, wordt hier veranderd in een teken en symptoom van hoop! Voor we ons kunnen aankleden, moeten we eerst uitgekleed zijn; bij het bouwen van een huis moet eerst de fundering uitgegraven worden en een diepgaande kennis van zonde is één van de eerste werken der genade aan het hart. O arme, melaatse zondaar, aan wie niets gezond is, schep moed uit deze tekst en kom tot Jezus zoals u bent.
Wie heeft een schuld, ’t zij groot of klein, Die niet mijn lot benijdt: Want daar ik niets betalen kan, Scheldt God mij alles kwijt. Zolang ik nog een stuiver had, Bleef ook mijn schuld bestaan; Nu ben ik gans en al ontbloot, En neem de kwijtbrief aan.