Een christen zal eenmaal overwinnaar zijn. Meent u, dat wij altijd slaven van de zonde zullen zijn, om vrijheid zuchtende en toch nooit in staat haar juk af te schudden? Nee, spoedig zullen de ketens, die mij boeiden, worden verbroken, de deuren van mijn gevangenis worden geopend, en ik zal opstijgen tot de heerlijke stad, het verblijf van de heiligheid, waar ik helemaal van zonden ontheven zal zijn. Wij, die de Heere liefhebben, zullen niet voor eeuwig in Mesech verkeren. Het stof mag nu onze klederen bezoedelen, de dag komt nabij, wanneer wij zullen opstaan en het stof van ons zullen afschudden en onze sierlijke klederen aandoen. Kanaan is vol vijanden, maar de Kanaanieten zullen en moeten worden uitgeworpen en het hele land, van Dan tot Berseba toe, zal van de Heere zijn. Christenen, weest blijde! Spoedig zult u volmaakt zijn, vrij van zonde, zonder een enkele verkeerde neiging of kwade begeerte.
Spoedig zult u rein zijn als de engelen van het licht, ja meer nog, met het gewaad van uw Meester bekleed, zult u ’’heilig zijn als de Heilige.” Is het niet de hoofdsom van de hemel, het toppunt van de gelukzaligheid, de triomfzang van de bergkruinen van de heerlijkheid – dat u volmaakt zult zijn? Geen verzoeking kan u bereiken of als zij u achterhalen kon, zou u schaden. Immers er zal niets in u zijn, dat op enige wijze de zonde zou kunnen koesteren? Het zou zijn, als viel er een vonk in de oceaan, uw heiligheid zou die in een ogenblik uitblussen. Ja, gewassen in het bloed van Jezus, zult u spoedig wandelen langs de gouden straten met witte klederen en reine harten. Ai, verheug u in het onmiddellijk vooruitzicht en laat het u sterken tot de tegenwoordige strijd.
Uitstekend als David was om zijn vroomheid, was hij minder uitstekend om zijn vreugde en blijdschap van het hart. Vaak denkt de wereld, dat het bedenken van de goddelijke dingen de strekking heeft om de geest ter neer te drukken. Een grotere vergissing bestaat er niet. Geen mens is zo gelukkig of hij zou nog gelukkiger zijn, als hij de godsdienst kende. De mens, die de volheid kent van het aards genot, zou geen enkel deel van zijn geluk verliezen, als hij de genade van God in zijn hart had
opgenomen. Ja, die vreugde zou zoetheid aanbrengen in al zijn voorspoed, veel bittere droesem zou zij uit zijn beker verwijderen en hem aanwijzen, hoe hij meer honing uit honingraat kon verkrijgen. De godzaligheid kan de meest bedrukte met blijdschap vervullen, terwijl zij de blijden nog blijder maakt; het aangezicht verheldert zij met een hemelse vreugde, daar zij het oog met tienvoudige glans doet stralen. En hoe gelukkig de wereldling ook mag wezen, hij zou ondervinden, dat er veel zoeter en beter bestaat, dan hij ooit te voren aan de lippen bracht, indien hij komt tot de bron van de verzoening en genade, indien hij weet, dat zijn naam geschreven is in het boek van het eeuwige leven. Tijdelijke zegeningen zullen dan worden verhoogd door de zegen van de eeuwige verlossing.
Zij zullen voor hem niet langer gelijk zijn aan spotachtige schaduwen, die dansen gedurende een voorbijgaand uur, dansen in een schitterende zonnestraal. Hij zal ze des te kostbaarder achten, omdat zij hem gegeven zijn als toevoegsels, geschonken in het goddelijk testament waarin de belofte staat voor het tegenwoordige leven zowel als voor het toekomende. Terwijl goedertierenheid en genade hem achtervolgen al de dagen van zijn leven, zal hij zijn blijde verwachtingen kunnen uitstrekken tot de toekomst, wanneer hij in het huis van de Heere voor eeuwig zal verkeren en met de psalmist zeggen: ”Gij zet hem tot zegeningen tot in eeuwigheid; Gij vervrolijkt hem door vreugde met Uw aangezicht.”
Toen de Heiland onder de mensen verscheen, was Hij niet als Een, Die Zich boven anderen verhief tot een hogere rang, maar als Eén, Die uit de hemel afdaalde, om de volken zegen te brengen. De onkundigen en ongeletterden vinden in Hem hun beste vriend. Hij is geen strenge wetgever, die, in Zijn eigen volkomenheid gehuld, met het oog van het recht op de overtreder neerziet; ook is Hij niet slechts de onverbiddelijke veroordeler van schuld en overtreding. Hij is de vriendelijke liefhebber van onze zielen, de goede Herder, Die optreedt, niet zozeer om de wolf te verslaan als om het schaap te behouden. Zoals een moeder de wacht houdt over haar kind, zo waakt Hij over de zielen van de mensen en zoals een vader zich ontfermt over de kinderen, zo ontfermt Zich Jezus over arme zondaars.
Het is niet zozeer het opheffen van zondaars tot Zich als wel, dat Hij Zelf tot hen afdaalt; niet een staan op de bergtop met het bevel tot hen gericht om te stijgen, maar een neerdalen van de berg en het zich overgeven aan een gemeenzame omgang met hen, neerdalende van de hoge dreven, terwijl Hij Zijn schapen achterna gaat in de valleien en in de spelonken, om ze te kunnen opnemen en te dragen op Zijn schouder, om ze te brengen op die plaats, waar Hij ze eeuwig zal bewaren in reinheid, ze eeuwig zegenen met alle genade en ze bewaren tot de toekomende heerlijkheid.