N°. 9 Union Road, Cambridge.
Oktober 1850
Mijn lieve Vader.
Ik heb uw vriendelijke, belangrijke brief ontvangen, alsook de ingesloten postwissel. Tante [Walker] heeft mij geschreven en heeft mij met veel droefheid haar omstandigheden medegedeeld. De heer W. heef mij beloofd, dat ik al zijn boeken mag hebben, die mij nuttig kunnen zijn. Ik heb er niet om gevraagd, maar hij heeft mij dit uit eigen beweging doen weten. Voorwaar, de Heere vernedert dezen, en verhoogt genen, overeenkomstig Zijn raadsbesluit vanouds. Hoe zalig is het verzekerd te zijn, dat de schatten des Hemels door geen roest kunnen verteerd worden, en dat geen dief ons ons erfdeel kan ontroven.
Verleden Zondag ben ik weer bij den heer Watts geweest, ik ben er gans en al als een lid van het gezin. Vrijdag ga ik op een partij t.z.t. met Ds. Roffe, Ds. Keen en Ds. Edmonds, en andere vrienden. Ik stel er mij een groot geestelijk genot van voor. Evenwel, ik wens te zien op de Heere, want des mensen hulp is ijdelheid. In mijn gedachten breng ik immer de diepe verdorvenheid en algehele krankheid van mijn ziel in verband met de alles overwinnende macht van mijn gezegende Heere, die elk Zijner verlosten zalig zal maken. Ds. Roffe zegt zo uitnemend: „De Schrift zegt niet, dat de gelovige behouden zal worden, maar dat hij behouden is, en dat hij het eeuwige leven heeft in zich blijvende.” Volkomen gerechtvaardigd en op weg naar volkomen heiligmaking, al gaat het ook zeer langzaam in zijn werk, wie zal dan weigeren om zich in den Heere te verblijden? Verzekerd zijnde van mijn erfdeel in den Hemel, wens ik mijner verhevene roeping waardig te wandelen, door mijn leven allen laster tot zwijgen te brengen en de dwaling te bewijzen van hen, die smadelijk spreken over onze vrijheid in den Heere. Hoe zalig is het de verzekerdheid te hebben, dat onze zonden bedekt zijn! Hoe menigvuldig zijn des Heeren goedertierenheden over mij, daar alle dingen meewerken, mij ten goede! Daar ik verzekerd ben van mijn deel in Jezus, en Hem, zij het ook door een zwak geloof, kan aangrijpen, zal ik niet vrezen wat de mensen mij doen zullen.
Groet voor mij mijn lieve Moeder en allen thuis, en ontvang ook voor uzelve de hartelijke groeten en oprechte dank van,
Uw liefhebbende Zoon
Charles H. Spurgeon