Maandag,
Mijn lieve Moeder.
Ik wil u het ontvangst berichten van, en danken voor de kist van thuis. Lieve Moeder, u bent werkelijk heel vriendelijk; o, wat moet ik God loven voor zulke ouders! Mr. Leeding is u zeer dankbaar voor de ham, en Mr. Spurgeon, uw zoon, wenst u te danken voor een lekkere koek, appels, enz. Ik had graag gezien, dat u het boek: Sleutel tot den Bijbel niet had kunnen kopen, want, als ik het gehad had, zou het mij zulk een genot zijn geweest om het aan mijn lieve Moeder te geven. Maar wellicht mag ik mij de eer (van er u opmerkzaam op gemaakt te hebben?) er voor toekennen.
Wij hebben nog geen predikant. Mr. Leeding zei onlangs tegen mij: „Ik hoef u niet te vragen, of het goed met u gaat; u bent, net als een zekere boom, altijd wel” Ik ben verscheidene keren bij een dame in de stad geweest, de moeder van een van onze jongens. Zij gaat naar de Anglicaanse Kerk, ik heb reden te geloven, dat zij een uitnemende christin is. Zij heeft altijd pijn, gaat nooit uit, en is nauwelijks in staat te slapen. Zij deed mij denken aan uw reumatiek. Zij heeft vier kindertjes. Zij zijn rijk; haar echtgenoot is een goed en vriendelijk man, maar ik vrees, dat hij geen wedergeboren mens is. Zij heeft beproeving op beproeving, en zij heeft niemand om eens mee te spreken. Ik acht het een voorrecht om met mensen te spreken, die tot Gods volk behoren, en hen te bemoedigen en te vertroosten. Wij weten niet hoevelen ons gebed nodig hebben. Mijn hartelijke groeten, lieve Moeder, aan u en Vader.
Uw liefhebbende Zoon
Charles.