En hetgeen ik nu in het vlees leef, dat leef ik door het geloof des Zoons Gods. Galaten 2:20
Christus is niet gekomen om monniken van ons te maken. Hij kwam om ménsen van ons te maken. Het was Zijn bedoeling ons te leren hoe we ‘in het vlees’ zullen leven. We hoeven ons werk niet op te geven of onze omgang met mensen. ‘Hetgeen ik nu in het vlees leef’, zegt de apostel. Kijk hem eens bezig zijn met het maken van tenten! Wat? Een apostel die tenten maakt? Wat zou u ervan zeggen als de aartsbisschop van Canterbury stikwerk zou moeten doen voor zijn brood? Dat is vast en zeker beneden de stand van een bisschop, maar niet te gering voor Paulus. Ik denk dat de apostel er niet minder apostolisch om was als hij steken ophaalde. Toen Paulus en zijn metgezellen bij Malta schipbreuk leden, pakte Paulus ook aan, net als de anderen, om brandstof bijeen te brengen voor het vuur. Hij wilde zich warmen, net als de anderen, en daarom droeg hij het zijne bij in het werk. ‘En hetgeen ik nu in het vlees leef, dat leef ik door het geloof des Zoons Gods.’ Het geloof is niet iets lekkers dat je op de tafel in de salon zet. Het geloof is geen kledingstuk dat je op zondag draagt. Het is een actief beginsel om te gebruiken in de schuur en op het veld, in de winkel en op de bank. Wat uw vak ook is, u moet uw geloof meenemen naar uw werk van elke dag, en alleen dat is een echt en levend geloof, dat de toets van de praktijk kan doorstaan. U moet niet bij de winkeldeur blijven staan, uw jas uittrekken en zeggen: Dag, christelijkheid, tot ik de zaak weer op slot doe! Dat is huichelarij; maar het echte leven van de christen is het leven dat we leven ‘in het vlees’, ‘door het geloof des Zoons Gods.’